Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Oog aan oog.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Oog aan oog.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij zullen zeggen tot de inwoners dezes lands, die gehoord hebben, dat Gij, Heere, in het midden dezes volks zijt; dat Gij, Heere, oog aan oog gezien wordt; dat uwe wolke over hen staat, en Gij in eene wolkkolom voor hun aangezicht gaat des daags, en in eene vuurkolom des nachts. Num. 14 : 14.

Altoos weer dringt in vromer kring het verlangen naar den voorgrond, om God te zien. Wie oprechtelij k vroom leett, is gedurig in zijn gedachten met zijn God bezig. Hij overdenkt Gods schikkingen met zijn lot. Hij gist naar Gods raad en wil over allerlei keuze in het leven, waarvoor hij te staan komt. Hij gevoelt behoefte om Gode lot toe te zingen, en om in gebed en dankzegging zijn gemeenschap te zoeken. £n onder dit alles verdringt zich in zijn hart gedurig een gevoel van warme, innige liefde 'voor zijn God; soms zóó sterk, dat hij verlangen kan, ontbonden te worden en ten hemel in te gaan, opdat niets meer hem van de heilige tegenwoordigheid des Heeren schelde.

Dit kan niet anders.

Ge gelooft niet in God, of, zoo ge waarachtiglijk met uw geloof aan uw God kleeft, dan is Gods aanzijn voor u vanzelf en noodzakelijk het hoogste, het één en al, het alles beheerschende. Dan komt God niet bij al het andere bij, maar is Hij in alle ding en voor alle ding die God, „uit wien, door wien en tot wien" het leven zich beweegt. En van daar dat in de eenvoudige belijdenis van „God den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde" een volstrekt ideaal en tegelijk de volste reaUteit ligt, die heel uw persoon opeischt.

Uw Godsvrucht begint wel met op den drempel van het heiligdom te blijven staan, en naar binnen nog maar te gluren. Bij een kind, zelfs bij een jongeling van meerdere jaren, werkt het besef om met God gemeenschap te hebben in t graad nog zwakker. Maar is de godvruchtige drang in het hart eenmaal aanwezig, dan werkt die drang door, dan kan hij niet rusten, dan neemt de religie in het hart steeds teederder en üjner vorm aan. Dan kan de ziel niet aan vormen blijven hangen tenzij uitsluitend als middel om God rijker te bezitten. En dan is de vanzelf rijpende vrucht, dat op volwassen leeftijd en op ouder jaren de levende indruk van Gods Majesteit en van zijn genade-brengende tegenwoordigheid zich verdiept en tegelijk verheldert.

Als Jezus dan ook met zulk een klem en nadruk aan al wie mensch is dit ééne en groote gebod op het geweten bindt, „dat ge lief zult hebben den Heere uwen God met heel uw hart, heel uw ziel, heel uw verstand, met al uw kracht", dan drukt Gods eigen lieve Zoon in dit hoog gebod niets anders uit dan het wezen van alle echte Godsvrucht.

In den enkelen naam, in het enkele woord van God, als God, < ligt het alomvattende, het al beheerschende, het al vervullende en het al doordringende van de tegenwoordigheid des Heeren opgesloten.

En kan het dan anders, of gelijk het hert schreeuwt naar de waterstroomen, 200 ook de ziel van verlangen naar God dorst om God te zien, te ontwaren, en geestelijk te genieten, ja, te voelen dat God ons nabij is, en wij nabij God zijn.

En nu is dit het opmerkelijke, dat het louter geestelijke dit verlangen niet bevredigt.

Ge zijt geen engel, ge hebt niet een louter geestelijke existentie, maar ge zijt een gemengd, een tweesoortig wezen, ge bestaat naar ziel én Uchaam. Vandaar dat u nooit bevredigen kaa

wat enkel met uw oog gespeurd wordt, en het stoffelijke dan eerst u recht rijk maakt, als ge er een geestelijke kern in ontdekt. Maar dan ook omgekeerd, dat het louter geestelijke u altoos onvoldaan laat, en er telkens een drang in u werkt, om wat geestelijk in zijn wezen is, toch ook met het zintuig van uw lichaam te grijpen.

De teekenen van brood en wijn bij het heilig avondmaal zijn ingesteld, om aan die behoefte bevrediging te schenken. Als er een engel Gods verscheen aan de patriarchen, verscheen hij altijd in zienlijke schijngestalte. En God zelf openbaarde onder Israël zijn tegenwoordigheid in iets dat het oog waarnam. Met Mozes sprak God van mond tot mond, en Hij verscheen aan Mozes van aangezicht tot aangezichie.

Veilig kan men dan ook zeggen, dat alle afgoderij uit verdoolde Godsvrucht is opgekomen. Uit het zielsverlangen om zijn God te zien is het denkbeeld gekomen, om zich van God een beeld of zinbeeld voor oogen te stellen.

Men kon niet rusten eer men God zag; aan het geestelijk zien ontzonk men; en zoo moest er wel /lef beeld van God komen, opdat het kien van zijn God bevrediging zou schenken aan de grovere behoefte van het religieus gestemd gemoed.

Doch het machtig verschil tusschen de zinbeeldige verschijning onder Israël, en de oprichting van het beeld van God onder de Heidenen, kwam in der eeuwen loop steeds klaarder hierin uit, dat het vrome volk onder Israël werd opgeleid tot steeds geestelijker aanbidding, terwijl onder de Heidenen alle geestelijk karakter der aanbidding steeds dieper in grove uitwendigheid wegzonk.

En toch werd onder Israël zoo sterk aan een doordringen tot een zien van GÖ^ vastgehouden, dat Mozes zelfs de uitdrukking bezigt, dat het vrome volk God „oog aan oog" zag.

Natuurlijk is dat zeer sterk uitgedrukt, want het bedoelt, dat uw oog het oog van uw God ontdekt, er in staart, en er door geboeid en gebonden wordt.

Zelfs in de dierenwereld kent ge die macht van het oog, om het oog van een ander wezen te boeien, in den patrijshond. En onder menschen is dat-nog veel sterker. Men spreekt wel van hypnotiseeren door het oog, zooals ge door het opvangen van den blik uit een straks op u gericht oog soms beheerscht en verlamd wordt.

Die macht oefent het oog in den regel niet. Verreweg de meeste personen, met wie we omgaan of die we ontmoeten, hebben we nooit op die wijs in hun oog gezien. We hebben met ze verkeerd, we hebben hen aangezien, maar niet dan een enkel maal komt het voor, dat we sprakeloos een ander zoo diep in het oog staren, dat we doorzien tot in zijn ziel en de volle energie van zijn ziel op ons voelen inwerken, en dat enkel door het zintuig van het aanzien en aanstaren.

Ook leent niet ieders oog zich daartoe even goed. Er zijn oogen met en oogen zonder veel uitdrukking. Dat kan aan vorm en wit en appel van het oog, maar het kan ook aan de mindere of meerdere macht van cien persoon liggen. Er zijn oogen die terstond diepen indruk door hun Mik op u maken, er zijn er andere, die eerst door langer verkeer, hun diepe werking u gevoelen doen. En ook scheelt het veel dat de één voor zulke indrukken van het oog veel ontvankelijker is dan de ander.

Maar wat groot verschil zich hier ook voordoe, ieder onzer kent toch die aangrijpende gewaarwording, die we soms van een op ons gericht oog ondergingen, 't zij het een gewaarwording van eerbied, van vrees of van liefde was.

Past ge dit nu op uw omgang met uw God toe, dan is niet bedoeld, dat gij door uw oog indruk op uw God zoudt maken, maar uitsluitend, dat Gods oog zich op u richt, u heel de ziel doordringt, en de diepste gewaarwording van eerbiedenis, van bewondering, van ontzag, van vertrouwen en van innige verkleefdheid der liefde in u wekt.

Er moet daartoe in u een zoekend oog zijn. Als gij uw zielsoog afgewefxd houdt, kan het oog van uw God uw oog niet met zijn blik vol majesteit en genade ontmoeten.

Ge volstaat dan niet met een bloot denken aan God, noch met een uitwendig bidden tot uw God; neen, er moet ook een spanning en inspanning in uw innerlijk zieleleven plaats grijpen, waardoor ge u van de zinlijke wereld isoleert, om eerst alzoo op de heilige presentie van den Alomtegenwoordige al uw zielskracht saam te trekken.

Hieraan moet ge u door langdurige oefening, en door bestendig volharden zóó gewennen, dat ge het ruischen van de zoomen van zijn kleed ontwaart, en van zijn heilige nabijheid een aandoening, een indruk in heel uw wezen ontvangt.

Dat besef, die indruk, die aandoening zal in aangrijpende levensoogenblikken nog versterkt worden, omdat de ziel dan wint in ontvankelijkheid. En zoo overkomt u dan die volle, overweldigende indruk, dat ge Gods engelen om u voelt, en zoo van nabij de presentie van uw God ontdekt, dat het zielsoog den blik van het Goddelijk aangezicht opvangt, en ge er door cmtzet, er door aangegrepen, er door geboeid en er door verwonnen wordt.

En al gaat dit nu louter geestelijk toe, die gewaarwording ontvangt toch haar zinlljken steun van den Christus.

De afgoderij groef het graf voor alle waarachtige Godsvrucht, omdat God zelf zijn Beeld u geven zou. De zinbeeldige verschijning van Israël wees op het komen van dat Beeld heen, en leidde er toe op. En toen in Christus het Woord vleesch was geworden, sprak Jezus: „Die mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien", en straks verkondigde Paulus het te Corinthe, „dat we God zullen zien van aange zicht tot aangezicht”.

Zoo ligt dan in den levenden persoon van den Christus, die in ons vleesch aan de rechterhand van God is gezeten, het zinlijk steunsel, de zinlijke achtergrond voor alle heilige mystiek, en gaat alle mystiek feil, die de gemeenschap, de nabijheid, de tegenwoordigheid des Heeren buiten den Christus zoekt.

In Christus te midden der wereld leven; in Christus God in de gebeden aanroepen; in Christus God in onze roeping dienen; maar dan ook in Christus die vurige gemeenschap met het eeuwige Wezen zoeken, - tot Hij zich aan ons in die klaarheid, in die volheid en met die ziel-doordringende kracht openbaart, dat het ook bij ons oog aan oog wordt.

Het alziend oog van uw God in uw zielsoog instarend, en het alziend oog van uw God u nastarend op uw levensweg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

„Oog aan oog.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's