Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De dingen die niet bewegelijk zijn.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De dingen die niet bewegelijk zijn.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan. de rechterhand Gods. Col. 3 : I

Jezus' blik was na zijn opstanding van deze wereld afgetrokken, en eeniglijk gericht op de dingen die boven zijn, d. i. op den hemel. Zijn hemelvaart was een verlaten van de dingen hier op aarde, om de dingen die boven zijn te zoeken. En nu is hij gezeten in het middenpunt zelf van die dingen die boven zijn, en gaat zijn Verlossersambt rusteloos door, om al wie hem toebehoort, en nog op aarde toeft, tot zich naar boven op te trekken. Iets wat voltooid wordt in twee stadiën. Eerst, doordien hi] nu reeds ons innerlijk leven van de wereld los maakt en bindt aan de dingen die boven zijn; en straks, als het einde er is, door in het sterven zijn verlosten op te roepen naar dien hemel waar hij zelf is.

„Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods; bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn."

Van nature zoekt ons hart de dingen die beneden zijn. Het gewone onder de kinderen der menschen is, dat deze aarde heel hun wereld is. Ja, er is ook een starrenhemel, ze voelen de koestering van de zon, en minnen het

zilveren schijnsel der maan, maar hun blik blijft bijna geheel tot deze wereld bepaald. En of men hun al in cijfers aantoont, hoe nietig klein deze wereld is, vergeleken bij het onmetelijk heelal, — wat hun hart zoekt is toch uitsluitend het goed, het genot, den glans van deze kleine wereld, en bij de dingen die boven zijn, houden ze zich niet op.

De heerlijke uitwerking van de Openbaring daarentegen is, dat de dingen die op aarde zijn, in onze schatting een lageren rang gaan innemen dan de dingen die boven zijn.

Men versta ons wel. We ontkennen volstrekt niet, dat er ook onder de kinderen Gods zijn, die in tijdeu van geloofsinzinking, bijna geheel opgaan in de dingen van deze wereld, zóó zelfs, dat ze de dingen die boven zijn, niet meer speuren en zoeken. Wat bedoeld wordt is alleen dit, dat onder Christenen de blik op die dingen, dank zij de Openbaring, een geheel andere is geworden.

Voor hen is het ondenkbaar, , dat de dingen die boven zijn, niet den indruk op hen zouden maken van oneindig hoog in beteekenis te staan boven al wat deze wereld biedt of bieden kan.

Hun horizont, hun gezichtseinder eindigt niet meer bij den dampkring die ons omringt. Ze erkennen en voelen, dat onze kleine wereld in verband staat met een oneindig hooger leven buiten en boven deze aarde.

Ze zien en tasten met het orgaan hunner ziel, dat wij met heel onze aarde slechts een stip vormen in het heelal van Gods Koninkrijk, en dat het paleis van dien Koning met zijn hooger leven niet hier op aarde is, maar daarboven.

En al is het nu, dat ze toch gedurig weer aan dit klare, heldere geloof ontzinken, door toch weer hun hart aan deze kleine wereld te hechten, toch blijft hun conscientie getuigen dat er eén ander leven, een andere existentie, een heel andere heerlijkheid is, waarbij al het aarsche in het niet verzinkt; en een stem in hun binnenste blijft rusteloos getuigen, dat ze die dingen die boven zijn, te zoeken, te speuren, zich te verzekeren hebben, en dat zóó alleen eeuwige zaligheid hen wacht.

Ook liggen die dingen die boven zijn niet in een eindeloos ver verschiet, om zich in nevelvlekken voor hun oog te verliezen.

Integendeel, ze voelen met die dingen die boven zijn, hier reeds contact.

Ze weten, dat met de menschenwereld, waarin ze hier tijdelijk leven, de schepping van geestelijke wezens allerminst is uitgeput.

Die heilige sfeer daarboven is niet ledig, maar gevuld en bevolkt.

Die schier oneindige wereld buiten de«e aarde kent wezens, die niet van deze aarde zijn. Er is een engelenwereld. En in die engelenwereld zijn gewaarwordingen, die met de gewaarwordingen van ons eigen menschelijk hart in velerlei overeenkomen. Ook in die geestenwereld staan de kinderen Gods tegen aan God ontzonken 'wezens over.

Meer nog, van die geestenwereld gaat werking en invloed op onze aarde en op ons persoonlijk leven uit. Soms zelfs zijn die engelen zoo klaar verschenen, dat het oog ze in zichtbare gestalte waarnam.

De Jacobsladder bij Bethel is blijvend. Er is een rusteloos nederdalen van Gods engelen om ons de geestelijke gaven te bedienen, en er is een rusteloos opklimmen van die engelen Gods, om het weegeklag dezer wereld voor Gods troon te dragen.

Ieder Christen weet, dat de gezalijden die in Jezus stierven, niet in hun graf liggen, maar nu bij Christus zijn; dat er is een gemeente der volmaakt rechtvaardigen, een schare die niemand tellen kan, en die nu juicht en jubelt om den troon. We kennen ze bij name die patriarchen en profeten, die apostelen en martelaren, die in de dingen die boven zijn overgingen. En uit onze eigen familie, uit onze eigen vrienden kennen we er bij name, van wie we zeker zijn, dat ze nu reeds onder de gemeente der uitverkorenen verkeeren.

Zoo is die wereld van de dingen die boven zijn voor Gods kind volle realiteit, een werkelijkheid vol leven en bezieling, vol heilige wezens, waaronder er niet weinigen zijn, die hij kent.

En meer nog dan dit alles weet, wie gelooft, hoe in die wereld daarboven dezelfde Jezus, wiens woord hij uit het Evangelie kent, en die op aarde geboren werd, leefde, leed en stierf, niet alleen M, maar heerschappij voert, zoodat reeds door die ééne aanwezigheid van den Christus de dingen die boven zijn een heilige wereld vormen, waarin zijn Jezus alle dingen met Goddelijke majesteit regelt en bestuurt.

Nu is er strijd.

Telkens leidt de druk in dit leven hier op aarde, van die dingen die boven zijn af. Heel een dag kan verloopen, dat ge niet één oogenblik met volle intensiteit aan dien heerlijken hemel dacht. Satan poogt telkens die dingen die boven zijn, achter nevelen voor u te verbergen. En eigen zonde omsluiert ze nog dichter.

Maar toch oefent ge met die dingen die boven zijn telkens weer gemeenschap, en God is zoo genadig, omu telkens weer bij die dingen, die boven zijn, te bepalen.

Dit doet de Heere door ons telkens toe te laten en te lokken tot het gebed. Hij doet dit door ons telkens weer met zijn Woord toe te spreken, in kerk en huis en bidcel. Hij doet dit door de ontmoeting van broeders, die ons deze dingen die boven zijn gedenken doen.

En mag het dan komen tot wezenlijk bidden, tot zulk een bidden dat doordringt tot die eeuwige wereld, en in die wereld tot Christus, en door dien Christus tot den Vader, dan is er een wissel werking. Dan dalen die dingen die boven zijn, tot ons neder, om onze ziel te omringen, in onze ziel door te dringen, en onze ziel als met magnetische kracht aan te trekken, terwijl omgekeerd onze ziel dan naar boven opklimt, inleeft in het Vaderhuis en, al zijn we nog op aarde, ons een wandelen in den hemel gunt.

Dat is dan het trekken van Jezus.

Wij zouden met het looden wicht van onze zorgen en zonden als aan deze wereld gekleefd en gekluisterd blijven nederliggen. En dat dit toch niet zoo is, en dat we toch worden opgeheven en onze eigen ziel kunnen opheffen, en, over deze aarde heenziende, in de dingen die boren zijn ons thuis % oelen, ze bedenken en ze zoeken, da is niet anders dan het wondere trekken van den Heiligen Geest, dat bij dagen en bij nachten van Christus op ons uitgaat.

Een trekken, eerst machtig in de bekeering. Een trekken, steeds voortgaande in de geloofsworsteling. En een trekken, eens voleind als de dood ons straks zijn zal de doorgang tot een eeuwig leven.

Nu dragen die dingen, die boven zijn, niet alleen dit karakter, dat ze plaatselijk boven deze wereld zijn, maar ook dat hooger geestelijk karakter, dat ze als hemelsch tegenover het aardsche, als geestelijk tegenover het zinlijke, als heilig tegenover het onreine, als volheerlijk tegenover het ellendige van dit leven overstaan. En dat alles vormt saam zulk een vaste een heid, dat nimmer zich het één van het ander scheiden laat.

Maar, helaas, dit juist wordt zoo telkens uit het oog verloren.

o, Ze zijn er bij duizenden, die voor den hemel allen eerbied hebben, en niets vuriger wenschen dan eens, loopt hier hun leven ten einde, in dien volzaligen hemel te mogen ingaan. Zelfs zijn er niet weinigen, die zich volgaarne zekere kerkelijke vormen en zekere offeranden getroosten, als kon dat alles gelden als premie in een denkbeeldige levensverzekering voor de eeuwigheid.

Maar juist dit kan niet.

De dingen die boven zijn, en die ge kort saam kunt vatten als Heiligheid ea Heerlijkheid, zijn onafscheidenlijk aan elkaar verbonden. Wie niet de heiligheid die boven is zoekt, zal nooit de heerlijkheid die boven is vinden. En ook, wie niet met heel zijn hart die heerlijkheid zoekt, zal nooit door de van God gewilde heiligheid in zijn ziel worden ver kwikt.

Christus, de Heilige Gods, zit in het centrum der Heerlijkheid aan de rechterhand des Vaders.

Zult ook gij dus bedenken en zoeken en vinden de dingen die boven zijn, waar Christus is, dan is het u niet genoeg, dat ge bidt en smeekt om een zalig afsterven en een ingaan in de heerlijkheid, maar dan moet er nu reeds een gestadig, een gedurig uitgaan, een speuren van uw ziel zijn, om wat rein en heilig is en welluidt, tot een macht in uw gemoedsbestaan te maken, tot heerschappij in uw dagelijksch leven te doen worden, en u het ideaal te doen zijn, waar ge telkens de hand naar uitstrekt of ge het grijpen mocht.

In uw overleggingen een hoog bedoelen, in uw gesprekken en uw omgang een hooger toon, in uw streven en bedoelen een zin die van boven is, en die door den Heiligen Geest telkens in u gesterkt en nieuw bezield wordt.

Niet één ding' dat boven is, is te zoeken, t. w. de heerlijkheid na het sterven, maar te zoeken zijn de dingen die boven ^ijn, en die liggen voor u saamgevat in het apostolisch vermaan, dat in u moge zijn het gevoelen dat in Christus Jezus was, en dat het doen van den wil des Vaders zij uw spijze.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

„De dingen die niet bewegelijk zijn.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's