Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Agnosticisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Agnosticisme.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ofïicieele verslag van hetgeen op de vergadering der moderne theologen gesprois, dat thans als bijvoegsel bij de Hervorming het licht zag, toont, dat Professer Cannegieter in zijn rede over de confessie nog veel verder is gegaan, dan door ons werd vermoed.

Er viras over geklaagd, dat door sommige moderne predikers niet meer tot God gebeden werd, maar tot de „Hoogste Categorie", tot het „Al der dingen", tot „het Absolute"; geklaagd, dat waar men den naam „God" nog noemde, die naam alleen als etiket dienst deed „op de hemel weet welk wijsgeerig - theosofisch - Boeddistischpantheïstisch begrip"; geklaagd, dat de grens tusschen de Christelijke religie en het pantheïsme zoo al meer verflauwde.

Heeft professor Cannegieter, die van geen dogma en geen confessie w^eten wilde, althans den staf gebroken over deze verfiauwing der grenzen en voor het theïstisch godsbegrip het opgenomen.

Juist het tegendeel.

Al zou hij voor zichzelf in het gebed liever niet spreken van de Hoogste Categorie of het Absolute, ook de naam God zegt, volgens hem, eigenlijk niets. De eene naam is meer philosophisch, de andere meer aan het geloofsleven ontleend. En of de een het nu in vager en de ander wat meer in warme taal uitdrukt, in beide gevallen komt het toch op hetzelfde neer. Want wie waarlijk vroom is weet, dat God naar zijn wezen niet gekend kan worden en geen Naam heeft, waarmee Hij genoemd worden kan.

En precies op dezelfde wijze wordt betoogd, dat theïsme en pantheïsme, het geloof in een persoonlijken God, die de wereld schiep en onderhoudt en het geloof in een God, die het „Al der dingen" is, niet anders zijn dan onvolkomen menschelijke stelsels om uit te drukken wat in geen begrip weer te geven is.

Bij voorbeeld: men wil voor Christelijk gelooven en denken alleen zoogenaamd theïstische motieven en normen toelaten.

Met welk recht? Waar ergens staan die motieven en normen in de sfeer van het Christen dom met duidelijk herkenbare karakters geteekend? Wie onder ons, wie der menschen — hoe enorm zijn weten en zijn kunnen ook zij — is in staat met vaste hand de lijnen van de theïstische ziens-en waardeeringswijze te trekken, zóódat ze als lichtwegen zich voortbewegen door alle mysteriën heen?

Met andere woorden: is het eene theorie, die aller raadselen en vragen eenvoudigste en afdoende oplossing in zich draagt?

Geen, die niet beter weet. Maar het vertolkt ééne zijde van de groote waarheid, waarvan gelooven en denken ons iets te vermoeden geven. En deze eenzijdigheid is zijne groote waarde, die blijft, zoDlang de eenzijdigheid wordt erkend. Vergeten we die, nemen wij de theorie als absoluut geldig — dan wordt ze steil en onhandelbaar; en dan — in haar pretensie van de geheele waarheid te zijn — verliest zij het deeltje waarheid, dat zij naar voren draagt.

Theïsme eischt men. Pantheïsme wil men niet gedoogen!

Waarom toch? Wat is het dan toch, — dat pantheïsme ?

Het is, zou ik meenen, als steile theorie genomen, al even waardeloos en kwaad als welk ander menschelijk gedachtenbouwsel ook, indien het met absolute autoriteit wordt omkleed.

Doch het draagt, evenals elk ander systeem, een motief van enorme waarde in zich. En dat is: de geloofservaring van de alles vervullende en in alles werkzame tegenwoordigheid Gods; iets van het op den Marsheuvel te Athene gesprokene woord; „in Hem leven wij en bewegen wij ons en zijn wij" — en van dat andere: „opdat God zij alles en in allen" — en van dit: „gij Vader in mij en ik in U".

Geen pantheïsme ? goed! Maar óók geen theïsme l En evenwel al de waarheid samen, die de menschelijke geest geloovend en denkend aanschouwd en gegrepen heeft en in gebrekkig maaksel van begrippenmateriaal heeft nedergelegd.

Nu kan men zeker met eigen beschouwing dichter bij de eene of bij de andere meening staan. Doch welk recht heeft één onzer om den ander toe te roepen: gij wischt de 'grenzen van het Christelijke uit! ? Geen recht, hoegenaamd!

Er moge een en ander in de geloofsovertui gingen des eenen zijn, dat op den ander den indruk van onbepaaldheid maakt, dat ligt meestal slechts daaraan, dat naar den maatstaf van de beschouwingswijze diens anderen wordt geoordeeld.

Eenige onbepaaldheid zal wel bij allen aan hunne geloofsvoorstellingen eigen zijn.

Bij den meest waar-geloovige misschien wel het meest.

Dat ligt aan de natuur der geestelijke realiteiten, waarmee het geloof ons vereent, en aan de natuur van dat contact zelf tusschen ons en de oniienlijke dingen.

De stelligste en rijkste geloofservaring brengt een meusch 't meest onder den indruk van de zwakheid zijner woorden en beelden om de heerlijkheid van 't allerhoogste en heiligste te beschrijven.

Zoo heet de onbepaaldheid in de geloofsvoorstelling, zelfs in de voorstelling van God, geen kwaad maar een kostelijk voorrecht van de moderne theologie. Want een absolute waarheid is er op aarde niet.

Op het standpunt der moderne theologie is dit consequent.

Wanneer er geen Openbaring Gods is, waarin God zelf Zijn naam ons noemt en Zijn innerlijk wezen ontsluit, dan weten wij van God niets. En of dan de een op grond van zijn religieus gevoelsleven zich God theïstisch denkt en de ander pantheïstisch, maakt geen onderscheid. Beide hebben op hun standpunt volkomen gelijk.

Aan het onderwijs van zulk een hoogleeraar zijn de toekomstige predikanten der Ned. Hervormde kerk overgeleverd.

Te Utrecht, eens het bolwerk der orthodoxie, wordt in dien zin dogmatiek gedoceerd.

Namens de Nederlandsche Hervormde kerk!

In de collegezalen van dezen hoogleeraar verdringen zich de studenten.

E11 straks gaan deze predikers de gemeenten in, wordt dit Christendom aan de zielen verkondigd, die naar het levende woord Gods smachten.

De troosteloosheid van het heidendom, dat voor een „onbekenden God" een altaar opricht, in plaats van het rijke Evangelie der genade, dat ons in Christus God als Vader kennen doet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Agnosticisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's