Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rede, die Ds. RuUman te Garijp hield bij gelegenheid van het gouden jubileum der Theol. school, verdient de aandacht door het rijk historisch overzicht van hetgeen aan de wording der school voorafging.

Uit de Friesche Kerkbode nemen wij daarom dit verslag over:

Door het Locaal Comité te Garijp voor het Gouden Jubileum der Theol. School, werd op den 18 Mei, in de Geref. Kerk aldaar, een openbare Vergadering gehouden, waarin Ds J. C. Rullman, met het oog op dit a. s. halve-eeuwfeest, een rede hield.

Spreker begon met aan het Comité zijn erkente ijkheid te betuigen, omdat het, ofschoon eerst Ivoomemens iemand van elders te laten optreden, niet vermoedende, dat ook hij, als plaatselijk predikant, gaarne tot deze spreekbeuit bereid was, toch later, toen die bereidvaardigheid er bij hem wel degelijk bleek te zijn, haar aanstonds in dank had aangenomen. Hij hoopte, dat de Kerk van Garijp daardoor bewaard kon blijven voor partijtwist, die anders zoo licht ontstaat, waar naast een plaatselijke Kerkeraad een plaatselijk Comité optreedt voor een Kerkelijke inrichting.

De welwillendheid, waarmee de Kerkeraad aan het Comité, zonder eenig bezwaar, het kerkgebouw had afgestaan, beschouwde hij als een gunstig voorteeken van vredelievenden zin. Trouwens, zei spreker, wie waarlijk om den vrede van Jeruzalem bidt, is te diep bewogen over de breuke van het Sion Gods in onze dagen, om niet al het moge lijke te doen, wat tot heeling van die breuke dienen kan. Daarom ook zou hij zich dezen avond niet inlaten met al het tegenwoordige getwist over de Theol. School, waardoor toch het geestelijke leven onzer Kerken zichtbaar kwijnt, en waarbij de vraag opkomt, {f de Geest des Heeren zich niet kennelijk van ons terugtrekt. Neen, boven al het benepene en bekrompene van onzen huldigen toestand uit, wenschte spreker zijn hoorders op te heffen tot een vergezicht over de gangen Gods in de historie, overtuigd, dat onze blik dan pas breed genoeg kan zijn, om ook den tegenwoordigen droeven toestand te beschouwen als een stuk van het Godsplan dat, hoe donker voor ons ook, toch zal uitloopen op de verheerlijking van 's Heeren Naam.

Alsnu komende tot zijn historisch overzicht, toonde spreker aan, hoe er in heel de ige eeuw voor de Geref. Kerken geen rampzaliger jaar was geweest dan het jaar 1816, toen Koning Willem I de Kerken op geheel onwettige wijze in de boei en der Synodale organisatie sloeg. Die eéne daad toch is de oorzaak geweest van al onze latere el lende, van al onze kerkelijke gespletenheid en machteloosheid. Nu immers meende een gedeelte der Gereformeerden zich van die Synodale boeien te moeten losrukken Afscheiding van 1843, terwijl een ander deel van het Gereformeerde volk verbreking van die boeien meende te moeten zoeken door rè/ormaiie in de Kerk. De keuze was pijnlijk en werd door menigeen met een bloedend hart gedaan ; want naar welke zijde ze ook uitviel, in elk geval bracht ze scheiding tus schen broeders van het zelfde huis.

Niemand is er wellicht geweest, die deze schei ding als doorgaande tot de verdeeling der ziel, in eigen persoon meer gevoeld heeft, dan de Amsterdamsche deurwaarder Wormser, bevriend met Ds. Scholte, een van de Vaders der Afscheiding, maar tegelijk ook bevriend met Mr. Groen van Prinsterer, den leidsman der Gereformeerden binnen de Herv. Kerk.

Door de vervolgingen, en om niet onder de vervolgers gerekend te worden, tot de Afscheiding genoopt, ja zelf ouderling geworden bij de Afgescheidenen te Amsterdam, was Wormser echter, omreden hij niet, gelijk de meerderheid van den Amsterdamschen Kerkeraad onder Ds. Van Velzen, de gemeenschap met Ds. Scholte en diens Utrecht sche gemeente wou opzeggen, evenals de andere leden der minderheid, door de partij van Ds. van Velzen geschorst. Hetzelfde lot onderging de diaken Höveker. Terwijl deze echter aanstonds tot het Hervormd Kerkgenootschap terugkeerde, bleef Wo^-mser als tusschen beide Kerkgemeenschappen instaan.

En vooral omdat de Afscheiding, door bij de Overheid om erkenning te vragen, z. i. toch reeds haar oorsponkelijk standpunt verlaten had, was hij sinds te meer bedacht op vereeniging der beide groepen van Gereformeerden, die, ofschoon de eene öinften, de andere buiten het Herv. Kerkgenoot schap staande, toch in de belijdenis des Geloofs de ééne Gereformeerde Gezindheid waren.

Tengevolge van de tweespalt in de Afgescheiden gemeente, was er dan ook reeds te Amsterdam onder Wormsers leiding, op den grondslag der Geref. Belijdenisschriften, een vergadering van geloovigen in het leven geroepen, bestaande uit afgescheidenen, maar waarbij zich ook vele Hervormden aansloten, zonder tot afscheiding te zijn gehouden: een Kerk^ in Nederland wellicht éénig in haar soort. Als Kerk van Christus in haar geestelijke zelfstandigheid tegenover de wereld staande, had deze vereeniging van geloovigen, die godsdienstoefeningen en catechisaties hield, aan de Regeering niet willen vragen, of zij er zijn mocht, maar aan deze, zij het ook met ongunstigen uitslag, eenvoudig kennis gegeven, dat zij er was; van meening, dat de Kerk zich in den aanvang en ten tijde der Reformatie, ook aldus had geopenbaard en ontwikkeld.

Tot bevordering nu van een vereenigde Israchts ontwikkeling der Gereformeerden binnen en buiten de Hervormde Kerk, wilde Wormser ook op het gebied van het onderwijs iets dergelijks tot stand zien gebracht door gezamelijken oprichting van een Theologische School, een seminarie, een kweekschool ter opleiding van predikanten voor de Geretormeerde Geiindheid, met Da Costa aan het hoofd dezer School.

Nog geen tien jaar na de Afscheiding zocht Wormser Groen van Prinsterer reeds voor dit denkbeeld te winnen. En toen deze de vraag opperde, in welke verhouding dat Seminarie dan tot de verschillende Kerkgenootschappen zou moeten staan, ontveinsde Wormser zich wel niet de moeilijkheid dezer vraag, maar achtte hij haar toch niet onoplosbaar, zoo men de zaak slechts wilde.

De behoefte nu aan een dergelijke inrichting kon zoo min voor afgescheiden als voor niet afgescheiden Gereformeerden ontkend worden.

De Gereformeerden in de Hervormde Kerk toch konden, vooral sinds het opkomen van de Groninger Theologie, de Academische opleiding hunner predikanten aan de Rijksuniversiteiten niet meer veilig achten, en hadden, o.m. daaromtrent, dan ook reeds in 1812 een ^rfr« aan de Haagsche f-ynode gericht, bij monde van het «Haagsche Zevental', aan' welks hoofd Groen van Prinsterer stond.

Maar veel dringender nog was de behoefte aan een Seminarie bij de Afgescheidenen.

Met de Afscheiding toch gingen in '34 slechts weinige predikanten mee. Bij de uitbreiding van het aantal Afgescheiden gemeenten kwam er dus spoedig gebrek aan Afgescheiden leeraars, en daar mee behoefte aan een School ter opleiding voor het leeraarsambt.

Verstoken van een algemeene Theologische School, zocht men die opleiding toentertijd moest bij de dienstdoende Afgescheiden predikanten. Er waren daarom bijna evenveel plaatsen en methoden van opleiding, als er predikanten waren. Ieder predikant, die slechts even iets beteekende, of ook maar meende iets te beteekenen, was Professor, en hield er in eigen huis op eigen houtje een Theologischen Schooltje op na.

Het baatte weinig, of de Synode te Amsterdam in 1840 al de wenschelijkheid uitsprak, dat elke Provinciale Kerkvergadering één van haar predi kanten met de opleiding in haar provincie zou belasten, waardoor er dan in elke provincie althans niet meer dan één opleidingsschool kwam ; want ook zóó toch had nog iedere Provinciale School haar eigen zienswijze, en botsten de examens van de ééne provincie tegen die der andere in.

Kortom: door de gedeelde opleiding ontstond er in de Afgescheiden Kerk een hopelooze verwarring van inzichten en meeningen, en verliepen de kerkelijke vergaderingen in eindelooze twisten van leerstellingen en kerkrechtelijken aard; zóó zelfs, dat de Synode, die in 1843 te Amsterdam bijeenkwam, wegens de hooggaande oneenigheid, waardoor verder vergaderen onmogelijk • werd, onverrichter zake uiteen moest gaan.

En nu trad het donkerste tijdperk in de ge schiedenis der Christelijke Afgescheidene Kerk in: een ieder deed wat recht was in zijn oogen. ledere provincie stond schier op zichzelve, meestal onder de ietwat bisschoppelijke leiding van een der eerste en oudste predikanten.

Toen er dan ook in 1846 te Groningen weer een Synode bijeenkwam, werd die volstrekt niet door allen erkend en waren de Kerken er ook maar voor een gedeelte vertegenwoordigd. Heel de Scheiding dreigde zichzelve te ZUIILU verteren door een broedertwist, waarover de vijanden juich ten, maar waarover de kinderen Gods zich bedroefden. En de velerlei opleiding was van deze verdeeldheid de eerste en voornaamste oorzaak. Geen wonder dus, dat nu te Groningen de behoefte aan één algemeene Theologische School gevoeld ¥.'erd en uitgesproken.

Maar helaas! de scheuring zou nog grooter worden.

Juist naar aanleiding toch van besluiten, door deze Groninger Synode genomen, kwamen de Overijselsche en Geldersche gemeenten, wier af gevaardigden de Synode in 1846 al slechts ter nauwernood zitting in haar vergadering had willen geven, in 1847 geheel op zichzelve te staan.

Deze gemeenten nu stonden onder leiding van Ds. Brummelkamp te Arnhem, die, evenals andere van zijne afgescheiden collega s, zich reeds sedert iaren wijdde aan de opleiding van predikanten, 't Was een kleine inrichting bij hem aan huis, in verband staande met de kerkelijke Provinciale vergadering van Gelderland en Overijsel. De jonge predikanten, door hem gevormd, waren goed onderlegd en tot een rijken zegen voor de Kerken.

Zelf echter aan het Amsterdamsch Athenaeum op de Zondagavondgezelschapren van Da Costa, " en voorts aan de Leidsche Academie streng weten schappelijk opgeleid, was hij met de gebrekkige opleiding, die hij zelf in zijn vrije uren gaf, al erminst tevreden, en voelde hij sterk de behoefte aan een degelijke Theologische School Intusschen deelde hij de meening van Wormser, dat de Afgescheidenen daartoe zonder verloochening van hun beginsel met de niet afgescheidenen konden samenwerken.

Nu bestond er reeds tusschen die beide groepen van belijders een broederlijke gemeenschapsoefecing in de vergaderingen der i> Christelijke Vrienden" die, tengevolge van Wormsers rustelooze pogingen tot vereeniging der geloovigen binnen en buiten het Hervormde Kerkgenootschap, in 1845 door Ds. Heldring in het leven geroepen, onder praesidium van Groen van Prinsterer, tweemaal sjaars te Amsterdam op het Rusland werden gehouden.

Welnu, op de Meivergadering dezer «Christelijke Vrienden" in 1848, deed Brummelkamp reeds een vrij uitvoerig voorstel tot het vestigen eener gemeenschappelijke Theologische School, en ofschoon hij het toen weer moest intrekken, doordat geen der aanwezigen het ondersteunde, lokte dat voorstel toch een belangrijke discussie uit over het Theologisch onderwijs op de Academiën, met dit gevolg, dat Da Costa op de Ocfobervergadering van dat zelfde jaar de vraag ter sprake bracht: »Wat is er te doen, opdat de Kerk waarborgen hebbe, dat haar toekomstige leeraren in haar eigen leer en godgeleerdheid worden opgeleid ? ' Andermaal werd toen door de Christelijke Vrienden ook de oprichting van een Seminarie of Theologische School besproken, maar het algemeen gevoelen was dat de oprichting van zoodanige School, bij de niet ontvankelijkheid der aldaar gevormde candidaten, niet anders zou kunnen plaats hebben dan in verband met een afscheiding, die men niet wilde. De moeilijkheid van de vraag, welke de vooruitzichten der s udenten zouden zijn, deed de niet-gescheiden broeders vreezen voor een kerkelijk conflict. Brummelkamp echter zocht in de oprichting van het Seminarie juist de aanvankelijke vereeniging der niet-gescheidenen met de gescheidenen, hopende de Gereformeerden in de Hervormde Kerk daardoor geleidelijk te brengen op den kerkelijken en gereformeerden weg, zij het dan al niet onder den naam van Afscheiding, en zonder afstand te doen van de kerkelijke goederen Te meer zocht Brummelkamp die vereeniging der beide groepen van Gereformeerden, aangezien hij oordeelde, dat de Afscheiding door het vragen om erkenning bij de Overheid haar oorsponkelijk ide aal reeds had prijsgegeven, en met de niet gescheidenen behoorde samen te werken om, ware het mogelijk, de Hervormde Kerk nog te herstellen.

Dit echter was juist één der redenen, waarom de Synode der Christelijke Afgescheidene Gerefor meerde Kerk Brummelkamp en de zijnen niet wilde erkennen. Toen zij in 1849 te Amsterdam bijeenkwam, onder den indruk van de majesteit des Heeren bij het woeden der cholera, en in de hoop, dat het ontzag voor den God des oordeels een gunstigen invloed mocht hebben op de behandeling der zaken, kwam reeds bij het onderzoek der lastbrieven de scheuring ter sprake, die in de provinciën Gelderland en Overijssel bestond, door dat twee deputaatschappen van twee verschillende vergaderingen met lastbrieven tegenwoordig waren.

De Synode gaf toen aan de volgelingen van Ds. Brummelkamp te kennen, dat zij de vergadering wel mochten bijwonen, maar geen zitting konden nemen als afgevaardigden. Ook wilde men wel met hen spreken over vereeniging, maar niet met hen als wettige leden der Synode samenwerken. Tot vergaderen op dezen voet echter niet genegen namen bedoelde deputaten toen hun afscheid.

Intusschen nam deze Synode een zeer gewichtig besluit. De meeste afgevaardigden hadden in last om aan de vergadering voor stellen, dat er middelen beraamd zouden worden tot bevordering eener behoorlijke opleiding van toekomstige leeraren. De nuttigheid en noodzakelijkheid hiervan werd nu algemeen beseft, en na langdurige bespreking besloot men ten laatste zoodanige School op te richten.

Het vervolg geven wij een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's