Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diaconalia.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diaconalia.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat onder onze broeders diakenen niet allen met instemming zouden lezen, wat wij uit de Utrechtsche Kerkbode overnamen, was te voorzien, en gaarne willen wij aan een dier bezwaarden het woord verkenen, om zijn bedenkingen uiteen te zetten tegen het door Ds. Klaarhamer en ons ingenomen standpunt.

Diaken Grootveld uit Rotterdam schrijft ons het volgende:

Rotterdam, 13 Juni 1904.

Mijnheer de-Redacteur !

In uw No. van gisteren las ik het artikel „Sanatoria voor longlijders", in verband met hetgeen Ds. Klaarhamer in de Utrechtsche Kerkbode heeft geschreven, en de instemming welkegij daarin betuigt omtrent de taak der Diaconiën of zooals UEd. schrijft, „der geïnstitueerde kerken". Waarlijk, door al hetgeen reeds gesproken en geschreven is over het werk der barmhartigheid in verband met het Diaconaat, met name ook de verpleging en verzorging van al wat ellendig is, begint het ons hoe langer hoe meer te duizelen, waar ons door den eenen geleerde die taak naar den eisch van Gods woord aldus wordt voorgehouden, terwijl een ander juist het tegenovergestelde beweert. Was dit verschil van inzicht niet principieel, wij zouden niet op een doolweg gebracht worden, want dan bleef het ideaal toch vaststaan, terwijl de uitvoering dan van de middelen slechts afhing.

Maar nu geldt het 't principieele standpunt. Het oprichten van zulke stichtingen behoort niet tot de taak der Diaconiën, zegt Ds. Klaarhamer, en wel omdat dit alles' behoort tot het terrein des natuurlijken levens.

Doch, zoo vragen wij, de taak van het Diaconaat beslaat die juist niet in HOOFDZAAK het terrein des natuurlijken levens 1 Of zegt Hand. 6 niet uitdrukkelijk dat het bedienen der tafelen of volgens i Korinthe 12:28, zooals het formulier der bevestiging van Diakenen aanhaalt, armen en ellendigen te helpen in den nood juist tot de taak der Diakonie behoort, opdat leeraars en opzieners de geestelijke zorg der gemeente hierdoor niet behoeven na te laten, maar daarin zullen volharden?

Dus niet leeraars en opzieners maar alleen Diakenen hebben die heerlijke taak te vervullen, armen en ellendigen te helpen in den nood. Waar er dus nood is en hulp vereischt wordt, moeten diakenen optreden. Dit is de eisch. Kan men hier altijd aan voldoen? is eene andere vraag, doch daarmede vervalt de roeping in geen geval.

Of het oprichten van stichtingen daar nu onder begrepen is, wij vermeenen, dat dit ook weder afhangt van de nood en ellende, die zich openbaart, en van de middelen, die hiervoor beschikbaar kunnen zijn. Wijlen Dr. v. d. Bergh en anderen hebben ons steeds voorgehouden, dat het werk der barmhartigheid zich moest uitstrekken op alle terrein des levens, en de kerk van Christus zooveel mogelijk moest trach ten hieraan te voldoen door haar orgaan de Diaconie. Dit was dan ook de overtuiging van de meesten in de dagen van den bloeitijd der kerken in doleantie. En nu is dat voor een groot gedeelte weder voorbij. Ook op dat gebied is men weder afgezakt, en tracht op verschillende gronden te bewijzen, dat het inzicht van bovengenoemde voorgangers niet juist is geweest. Maar hierdoor openbaart zich ook in ons ker keiijk leven een kwijnende toestand, die ons menigmaal de woorden van den psalmist op de lippen legt, in Ps. 77:6 en vervolgens vervat.

Wij weten wel dat, wat wijlen Dr. v. d. Bergh en anderen ons hebben voorgehouden, niet altijd bereikt kan worden, doch dit neemt niet weg dat steeds op dit ideaal moet aangestuurd worden, opdat de Kerk van Christus zich in al haar heerlijkheid zal openbaren ook op het terrein des natuurlijken levens.

Laten leeraars en opzieners naar Hand. 6 volharden in het gebed en de bediening des Woords en opzicht over de gemeente, en laten Diakenen hun heerlijke taak vervullen naar de krachten en gaven, die zij van God ontvangen in het uitgebreide werk der barmhartigheid.

Met de opname dezer regelen zult U.Ed. verplichten.

U.Ed. dw. Dienaar, J. A. GROOTVELD.

Diaken der Geref. van Rotterdam, B.

De klacht door broeder Grootveld aangeheven, dat de tegenstrijdigheid der adviezen onzen diakenen soms het hoofd aan het duizelen maakt, begrijpen we.

Metterdaad is in het begin van de doleantie op de diaconale conferenties en in de pers, de taak der diaconie wel eens anders opgevat dan tegenwoordig geschiedt. En waar een zoo hooggeschatte broeder als de nu ontslapen Dr. Van den Bergh, daarbij als leider en toonaangever optrad, schijnt het schier gemis aan piëteit, wanneer het toen ingenomen standpunt thans zoo scherp wordt veroordeeld. Met name te Rotterdam, waar op raad van Dr. Van den Bergh Eudokia verrees, voelt men dit diep. En daarom verstaan we, dat juist uit Rotterdam de vraag opkomt, of met den nieuwen koers niet een hoog-heilig ideaal uit den tijd der eerste liefde wordt prijs gegeven, datjuist tot hooger volmaaktheid ons roepen moest.

Rekenschap van dit veranderd standpunt moet tot geruststelling der conscientie dus worden gegeven.

En dan sta hierbij op den voorgrond, dat De Heraut voor niemand wenscht onder te doen in waardeering van den kostelijken arbeid, door Dr. Van den Bergh voor het diaconaat verricht. Meer dan eenig ander is hij in Gods hand het instrument geweest om het diaconaat in onze kerken weer op te heffen uit het smadelijk verval, waartoe het in de Synodale kerk gekomen was.

Dr, Van den Bergh had een zeldzaam warm hart, dat met innerlijke ontferming bewogen was over de ellende en krankheden onzer maatschappij. Dieper dan anderen gevoelde hij, hoe schromelijk Christus' kerk haar roeping verzuimd had, om „olie en wijn" te gieten in de wonden der ellendigen. En niet alleen als boetprofeet trad hij op om priester en leviet hun schuld aan te zeggen, maar met het heilig ideaal van den Christus Consolator voor oogen, wist hij onze diakenen weer te prikkelen tot een hooger opvatting van hun ambt.

Dat hij daarbij uit reactie tegen dé lauw heid en onverschilligheid, waarmede in de Hervormde kerk het diaconaat was opgetreden, soms te ver ging, aan het diaconaat een roeping en arbeidsveld voorschreef, die van de krachten der diaconie te veel vergden, wordt thans wel algemeen erkend. Maar zonder dien Elia's ijver zou het diaconaat uit zijn doodslaap nooit zijn opgestaan, en aan de verdiensten van Dr. Van den Bergh, doet dit beter inzicht in niets te kort.

Trouwens Dr. Van den Bergh zou in beminnelijke bescheidenheid de eerste zijn geweest, om aan onze diaconieën toe te roepen, dat niet zijn woord en zijn opvatting, maar alleen het Woord van God voor hun conscientie heeft te beslissen.

De vraag kan en mag dus alleen zijn, of de Schrift metterdaad aan het diakenambt een zoo ruim arbeidsveld toeschrijft, alsbr. Grootveld en anderen met hem dit meenen. Al is het diakenambt in dezen specialen zin uit de practische behoefte der eerste Christelijke gemeente geboren, het is toch een instelling van Christus, die reeds in den eersten kring der discipelen één hunner met de zorg voor de barmhartigheid belastte, en later, door'den nood zelf, zijn apostelen er toe gebracht heeft, om uit het algemeen apostolisch ambt het diaconaat af te zonderen. Het diaconaat als ambt door Christus ingesteld, blijft dus te allen tijde gebonden aan de voorschriften, die Christus als Koning zijner kerk voor dit ambt in zijn Woord gaf. Daarin ligt de lastbrief voor het diaconaat, en al wat buiten dien lastbrief gaat, behoort niet in eigenlijken zin tot dit ambt.

Nu heeft broeder Grootveld volkomen gelijk, dat de taak van het diaconaat ligt op het terrein van het natuurlijk leven In tegenstelling met het ambt van den prediker, die het Woord heeft te bedienen, en van den ouderling, die geestelijk toezicht over de kudde heeft te houden, heeft de diaken de roeping, in de stoffelijke nooden en behoeften van de armen der Kerk te voorzien. Wel blijft hier een scherp geteekend onderscheid tusschen de algemeene liefdadigheid, die uit het natuurlijk leven opkomt, en de Christelijke barmhartigheid, die een heilig karakter draagt. Ook gaat de roeping der diakenen in die stoffelijke verzorging niet op, maar zegt ons bevestigingsformulier terecht, dat de diakenen ook met troostelijke redenen uit het Woord Gods den armen en ellendigen hulpe moeten bewijzen. Maar hoofdzaak van hun ambt is en blijft toch, dat zij de gaven der rijkeren hebben in te zamelen en uit te deelen aan hen, die waarlijk behoeftig zijn.

Maar hoe grif dit ook wordt toegestemd, br. Grootveld vergeet, dat dit noch door Ds. Klaarhamer noch door ons werd ontkend en dat het in geding zijnde vraagstuk daardoor niet wordt opgelost. Ook al ligt toch de roeping van het diakonaat grootendeels op het terrein van het natuurlijk leven, daarmede is geenszins gezegd, dat de diakonie voor alle nooden en alle behoeften van het natuurlijk leven heeft te zorgen. Een der eerste eischen der hygiene in onze dagen is, dat het lichaam behoorlijk moet gereinigd worden. Volgt hier nu uit, dat de diakonie te zorgen heeft voor kuipbaden, kostelooze zweminrichtingen enz. .' De vaak zoo gebrekkige woningen onzer arbeiders roepen vooral in onze groote steden dringend om verbetering. Wil dit nu zeggen, dat onze diakonieën overal arbeiderswoningen moeten bouwen, waar onze arbeiders beter worden gehuisvest? Voor de zwakke kinderen uit de steden, met hun door slecht voedsel ondermijnde en scrophuleuse gestellen, is niets beter dan een verblijf in een kinderkolonie aan onze zeestranden. Moet daarom de diaconie elk jaar zorgen, dat heel deze kinderbevolking haar vacantie te ZandvoortofScheveningen kan doorbrengen ? Onze dooven en blinden, onze idioten en krankzinnigen, onze zenuwlijders en epileptici hebben een aparte behandeling noodig, die vaak in het eigen gezin hun niet geschonken kan worden. Volgt hieruit, dat de diakonieën elk voor zich of gezamenlijk gestichten hebben op te richten, waar deze ellendigen kunnen worden verpleegd op de meest doeltreffende wijze ? En waar we hier nog slechts enkele van de nooden van het natuurlijk leven opnoemden en we zoo voortgaande kolommen zouden kunnen vullen, wie voelt daar niet, dat zelfs een diakonie, die over vorstelijke fortuinen te beschikken had, toch machteloos zou zijn om voor al de ellende en kwalen van het natuurlijke leven bijstand te bieden,

In de Schrift wordt de taak der Diakonie dan ook nergens zoo ruim en alles omvattend ons voorgesteld. Zelfs de plaats, waarop br. Grootveld zich beroept, getuigt eer tegen dan voor zijn standpunt, In Hand, 6 wordt wel gezegd, dat de diakenen de zorg voor de tafelen hadden, maar die zorg strekte zich alleen uit tot de zveduwen. In Rom. 12:8 is uitsluitend sprake van het uitdeelen der gaven aan de armen als de taak der diakenen. En nergens wordt in het Nieuwe Testament er één woord van gerept, dat de diakenen bijv. de roeping zouden hebben om de kranken te verplegen. Veeleer zou uit hetgeen Jacobus in zijn zendbrief schrijft V : 14, volgen, dat dit tot de taak der ouderlingen behoorde. Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat de diakenen niet zorgen mogen jjvoor een kranken arme, dat hij goede medische hulp en verpleging krijgt, maar dan ligt deze zorg op hun weg niet omdat deze persoon krank is, maar omdat hij arm is en door zijn armoede niet voor zich zelf zorgen kan.

De opmerking zou hiertegen kunnen gemaakt worden, dat toch in het begin der Reformatie het diaken-ambt in breederen zin werd opgevat. Calvijn te Geneve heeft in zijn Ordonnances Ecclesiastiques twee soorten van diakenen onderscheiden; de eersten, die voor de armen te zorgen hadden; de anderen, die de kranken hadden te verplegen. Ook in de artikelen op het Convent te Wezel vastgesteld, is deze onderscheiding overgenomen. Maar onze latere kerkenordeningen hebben wijselijk deze onderscheiding laten vallen, en noch in het bevestigingsformulier noch in onze kerkenordening is van dit tweeledig diakenambt meer sprake. De practijk heeft spoedig genoeg geleerd, dat dit diaken-ziekenoppasser-ambt niet vol te houden was.

Maar toegestemd een oogenblik, dat Calvijn en de vaderen te Wezel in dit opzicht juist hadden gezien, wat echter uit Gods Woord stellig niet te bewijzen valt, dan is hiermede voor wat br. Grootveld e, a, willen, nog niets gewonnen. Calvijn had in Geneve diakenen, die metterdaad zelf de zieken gingen verplegen en tot in de pesthuizen binnendrongen om daar hulpe te verkenen. Rekent men de ziekenverpleging tot de diakonak roeping, dan is dit de eenige juiste consequentie. Dan moeten de diakenen een cursus van voorbereiding voor de ziekenverpleging doormaken, voor deze taak apart worden opgeleid en zich geheel aan dit werk toewijden. Maar in geen geval kan deze diakonale roeping dan vervuld worden doordat diakenen gestichten oprichten, waar niet zij zelf, maar ziekenverplegers of verpleegsters dien arbeid voor hen verrichten. Het eigenaardige van het ambt in Christus Kerk is toch, dat het nooit aan andere bij wijze van mandaat kan worden overgedragen. Een predikant kan niet een ander aanstellen, om in zijn plaats het Woord en de sacramenten te bedienen. Een ouderling mag het huisbezoek niet aan een wijkbroeder overdoen. En evenmin mag een diaken, wanneer hij tot ziekenverpleging van Godswege geroepen is, volstaan met een sanatorium voor longlijders of een gesticht voor krankzinnigen op te richten, waar anderen de kranken verplegen.

Waar, voorzoover ons bekend is, geen onzer diakenen er over denkt om het ambt van diaken-ziekenverpleger, gelijk Calvijn dit wilde, weer in het leven te roepen, maar de vraag uitsluitend hierover loopt, of hetvolgens Gods Woord de roeping van het diakonaat is, dat dit gestichten tot verpleging van krankzinnigen, idioten, longlijders enz, zal oprichten, daar kan het antwoord niet anders dan ontkennend zijn. Vooreerst, omdat in

Gods Woord ^nergens die taak op de schouders der diakenen gelegd wordt. En ten tweede, omdat, indien de taak der diakenen de ziekenverpleging insluit, de diakenen zelf deze roeping zouden te vervullen hebben en haar niet door anderen zouden mogen laten verrichten.

Hieraan zij ten slotte tot wering van misverstand nog één ding toegevoegd.

De Christelijke Kerk kan, wanneer het particulier initiatief ten eenen male ontbreekt, geroepen worden om tijdelijk en voorzooverre haar krachten haar dit toelaten, ook buiten haar eigenlijke ambtelijke roeping te gaan. Wanneer de ouders het belang van het christelijk onderwijs niet inzien, dan kan de Kerkeraad genoodzaakt worden zelf voor de oprichting van een christelijke school te zorgen En evenzoo kan de Kerk, wanneer de verpleging van de idioten, krankzinnigen, epileptici, longlijders enz. ten eenen male ontbreekt, door den nood gedwongen worden voor de ellendigen en kranken te zorgen. Ze doet dit dan niet, evenmin als bij de stichting eener christelijke school, omdat dit uit haar ambtelijke roeping voortvloeit of aan haar ambten alleen toekomt, maar omdat het christelijk leven der geloovigen nog te zwak is om deze taak te vervullen.

Maar zoodra het particulier initiatief opwaakt en krachtig genoeg blijkt om deze zorg op zich te nemen, behoort de Kerk zich van dit terrein te onthouden. Zoo zijn onze groote stichtingen van barmhartigheid, te Zeist, te Veldwijk, te Bloemendaal en Zuid-Laren, te Zeist enz. uit het particulier initiatief ontstaan. Daarin ligt een bewijs van een gezond, krachtig Christelijk gemeenschapsleven. En waar dit zoo is, heeft de kerk deze actie rustig te laten voortgaan en niet voor zich zelf op te eischen, wat niet tot haar ambtelijke roeping behoort.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Diaconalia.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's