Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het overzicht, dat Ds. Rullman in de Friesche Kerkbode van de wordingsgeschiedenis der Theol. School gaf, vervolgt aldus :

De Synode overwoog nu ook verder, waar die School het geschiktst gevestigd kon worden, Som migen gaven de voorkeur aan het platteland, om de meerdere eenvoudigheid en mindere kostbaarheid. Onderscheidene stemmen pleitten voor Amsterdam, als hoofdstad het gunstigst gelegen voor den invloed der School in heel het Vaderland, en ook het meest geschikt voor de studeerende jon gelui om menschenkennis op te doen. Nog anderen weer verklaarden zich voor een landelijk stadje waar de studenten behoorlijken omgang met menschen konden genieten, en toch meer tegen de gevaren der groote steden beveiligd zouden zijn. Emdelijk werd met een volstrekte meerderheid van stemmen de voormalige academiestad Franeker als plaats der vestiging aangewezen.

Maar nauwelijks was dit besluit gevallen, of nog staande de vergadering kwam een missive in van de ouderlingen en diakenen der Amsterdamsche gemeente, met het verzoek aan de Synode om toch op het genomen besluit terug te komen, en de school te Amsterdam te vestigen, aangezien hun leeraar, Ds. Van Velzen, die met Ds. De Haan en Ds Gezelle Meerburg tot Hoofdonderwijzer aan de op te richten Hoogeschool was benoemd, voor de Kerk van Amsterdam onontbeerlijk was.

De Kerkeraad van Franeker echter had eveneens aan de Synodale vergadering reeds bericht, dat hij het voorstel gaarne aannam, de drie benoemde hoogleeraars als uit één mond tot Dienaren des Woords beriep, en de hoop koesterde, dat een gedeelte van het voormalige Academiegebouw voor de Theologische School zou kunnen worden ingericht.

Na het inkomen nu dezer tegenstrijdige brieven werd de zaak door de vergadering opnieuw overwogen. En ofschoon het emde van de bespreking was, dat de Synode van haar genomen besluit niet durfde afgaan, uitgevoerd werd dit besluit toch evenmin. Ter wille van de bezwaarde broe deren bleef de zaak hangende, en kwam er geen School tot stand.

Met te meer aandrang diende Brummelkamp daarom nog in datzelfde jaar 1849 °P de Octobermeeting der Christelijke Vrienden een voorstel in tot oprichting eener Theologische School en daar aan verbonden voorbereidend onderwijs; welk voorstel, bij afwezigheid van den inzender, door Mackay toegelicht, ook nu echter bij de Vrienden geen ingang vond : de vergadering, overwegende, dat men recht had op Christelijk onderwijs aan de landshoogescholen, wilde liever trachten te komen tot de aanstelling van privaatdocenten aldaar en tot kerkelijk toezicht op de Theologische faculteit. Tot het medewerken aan de oprichting van een Seminarie waren de Christelijke vrienden niet te bewegen, bevreesd daarmee een kerkelijke crisis te zullen provoceeren.

Deze houding der Reveil mannen verdroot voor al Wormser zeer. De glans hunner opgewektheid waS, wanneer ze bij haar christelijke richting niet tevens een kerkelijk karakter aannam, niet in staat voor hem de donkerheid te bedekken van de toekomst, die Kerk en Christendom beide, ook door haar, te gemoet gingen. Bij al de opgewektheid toch was er nog niets kerkelijks, niets, dat zich in verband verklaarde met de Gereformeerde Gezindheid. Dit kon zoo niet blijven. De opwekking zelve zou de geloovigen coupeeren. Daarom begon Wormser nog die zelfde Octobermaand van het jaar 1849 in de ^Christelijke Stemmen', het tijdschrift der Christelijke Vrienden, een artikelen reeks over de onkerkelijke richting, die zich bij •vele geloovigen openbaarde. Die onkerkelijke rich ting toch onder de Christelijke Vrienden wies, naar zijn overtuiging op dienzelfden wortel, die aan de bekrompen richting onder de Afgescheidenen het aanzijn gaf Hij voor zich echter zag geen heil dan in het genadeverbond, dat de gansehe Kerk omvatte. Er moest een stevige, kerkelijke richting komen. Daarom was hij er ernstig op bedacht om iets in het leven te roepen, dat zich tegenover het onbestemd geloovige als een Geref. inrichting openbaren zou: een Geref. Seminarie als een steunpunt tot oprichting en vereeniging van allen, die de Geref Kerk liefhadden.

Gescheidene en niet-gescheidene geloovigen waren het altoos eens in hun oppositie tegen den afval van het Evangelie in de Hervormde Kerk, en verschilden alleen in de wijze van strijdvoeren. Maar aangezien de geloovigen bij oppositie alleen niet leven konden, dienden zij tot hun gemeen schappelijke positie te midden der algemeene verwarring, een Seminarie te hebben als een vaste stelling; voor de Gereformeerde Gezindheid. Dan kon de Hervormde Hervormd en de Afgescheidene Afgescheiden blijven. Maar dan moesten de Af gescheidenen een hooger, dat is: het historisch-Gereformeerd standpunt innemen, en de geheele Hervormde Kerk, leden en leeraars, voorzoover die getrouw waren, erkennen. Evenzoo moesten de Hervormden een hooger, dat is: het historisch Gereformeerd standpunt innemen, en wederkeerig de Afgescheidenen, die zoo stonden, erkennen. Al dus beiden vereenigd op het hoogere historisch Gereformeerd standpunt, konden gescheidenen en niet-gescheidenen samenwerken op den grondslag van de eenheid der Gereformeerde Gezindheid.

Zóó theoretiseerde Wormser. En geloovende in zijn theorie voegde hij nu ook de daad bij het woord, en zocht hij zijn theorie ook practisch te verwezenlijken.

Het oogenblik scheen zeldzaam gunstig.

In het begin van het jaar 1850 had Ds. Brummelkamp met Mevr. Zeelt, een voorbeeldig afge-. scheiden Christin te Baambrugge, een gesprek over de Theol. Schoof die zich te Arnhem bij hem aan huis bevond. Gevolg van dit gesprek was, dat deze edele vrouwe aan Ds. Brummelkamp voor deze School een som van ƒ 20, 000 ter hand stelde.

Meer nog: aan Wormser openbaarde Mevrouw Zeelt haar denkbeeld om in Amsterdam een gebouw te koopen op naam van deze Theo!. School die dan van Arnhem naar Amsterdam moest worden overgeplaatst, en, als een zedelijk lichaam op zichzelf, dienstbaar kon zijn aan de vorming van predikanten voor de Geref. Gezindheid in haar geheelen omvang, afgescheiden of niet. Want de bedoeling was om hiermee ook aan geloovige Hervormde ouders een middel te ver schaffen, waardoor ze hun zonen, die voor het leeraarsambt in het Hervormd Kerkgenootschap werden opgeleid, aan den invloed van het rationa lisme der bestaande Academiën konden onttrekken. De inrichting moest dus, naar den uitdrukkelijken wensch van Groen van Prinsterer, waarmee Wormser van harte instemde, van het eenvoudigste tot het voortreffelijkste, tot de meest degelijke wetenschappelijkheid opklimmen, om, ook ter wetenschappelijke vorming, het onderwijs aan de godgeleerde faculteiten te kunnen vervangen. Ja, met deze school hoopte men in de toekomst Academie tegenover Academie te kunnen stellen.

Al vroeger toch had Groen van Prinsterer er op gewezen, dat de wetenschap des geloofs tegen over de ongeloovige wetenschap behoorde gesteld te worden, niet alleen voor de Theologische Faculteit, maar voor den geheelen omvang der wetenschappelijke vorming, en dat de onmogelijkheid om op openbare inrichting Christelijke beginselen te brengen, de noodzakelijkheid deed inzien om, ten behoeve dezer beginselen, voor eigen, zelfstandige inrichtingen te zorgen. En in Decembermaand van het jaar 1850 waarschuwde hij in de Tweede Kamer tegen de eenzijdigheid der Rijks universiteiten, en riep hij daar om tivrijheid voor bijzondere inrichtingen va? t hooger onderwijs".

Welnu, toen hij deze woorden uitsprak, was er in beginsel reeds een zoodanige inrichting op den grondslag der Drie Formulieren van Eenigheid. Al in het najaar van 1850 was de actie van constitutie geteekend voor Net Christelijk Gereformeerd Seminariii7n, gevestigd te Amsterdam. De naam was met opzet 200 gekozen. Ter wille toch van de Hervormde broeders mocht in dien naam niets doorstralen wat op de Afecheiding wees. Aan de andere zijde mocht de gevoeligheid der Afgescheidenen niet worden opgewekt, door in den naam iets op te nemen, dat bij sommigen het denkbeeld kon doen ontstaan, alsof het een Seminarium der Hervormden was. Wormser had daarom getracht een naam te vinden voor een zedelijk lichaam, dat zelfstandig bestaande tus schen het lichaam der Hervormde Kerk en het lichaam der Afgescheidene, die beiden zoa omvatten zonder door één van beiden te worden overheerscht. En aangezien nu Christelijk Gereformeerd de naam was dien de Afgescheidenen zich oorspronkelijk gaven toen zij nog vasthielden aan het bewustzijn van te wezen de Historische Kerk, maar die naam hun door Koning Willem I betwist - werd, en bij de erkenning door hen met dien van Afgescheiden was verwisseld, meende Wormser |dat Ch istelijk Gereformeerd een gepaste naam was tusschen Nederlandsch Hervormd en Christelijk Afgescheiden.

Op dien naam werd dan ook nog in December 1850 naar den wensch van Mevrouw Zeelt een aanzienlijk gebouw aangekocht op den Ouden Zijds Voorburgwal te Amsterdam, met de bedoeling om daarin de Theologische School van Arnhem over te brengen.

Om nu echter de richting van Ds. Van Velzen, die zich met deze actie voor een Theologische School in Amsterdam poogde te vereenigen, aanstonds aan een onbekrompen standpunt te gewennen, zou tevens het benedenste gedeelte van dit Seminariegebouw ingericht worden voor godsdienstoefeningen, zooals Wormsers richting die sedert jaren hield, ter verlevendiging aan het recht der Gereformeerde Gezindheid bij gescheidenen en niet-gescheidenen, welke laatsten destijds te Amsterdam, verstoken van de prediking der waarheid in de Hervormde Kerk, zich buiten die Kerk allerwegen in bijkerkjes verstrooiden. Dit verstrooide volk wilde Wormser bijeenvergaderen in de Seminarie-Kerk, tot tijdelijke bizondere gods dienstoefeningen, door afzondering zonder af schei ding, met handhaving van de rechten der Kerk, en met verklaring dat men zijn afzondering wilde doen ophouden, zoodra dit door herstel van de s^ewone godsdienstoefening en in de Hervormde Kerk mogelijk was. Bij de godsdienstoefeningen in het Seminariegebouw zouden dan afgescheiden predikanten ook Hervormden, tegen wier belijdenis en wandel geen bepaalde bezwaren bestonden, met hun kinderen tot de Sacramenten toelaten.

Natuurlijk zou dit denkbeeld bij Ds. Van Velzen en de zijnen hevigen tegenstand verwekken. Immers had de Synode der Christelijke Afgescheidene Gerelormeerde Kerk, in 1849 onder zijn invloed te Amsterdam gehouden, het in de volgelingen van Ds. Brummelkamp streng veroordeeld, dat zij Doop en Avondmaal bediend en huwelijken ingezegend hadden bij hen, die van de gemeente waren afgekeerd, of op wie door hun opzieners de kerkelijke tucht was toegepast; wat vooral betrekking had op het voorgaan van deze predikanten in de godsdienstoefeningen van de door den Amsterdamschen Kerkeraad afgesneden leden onder leiding van Wormser; gelijk Ds. Van Velzen op zijn beurt de Bondszegelen bediende aan ge censureerde leden in Friesland, en een aldus afgezetten leeraar voor zich in Amsterdam liet preeken.

Niet zoodra was dan ook het plan met het Seminarie door de pers-publiek gemaakt, of de Kerkeraad der Afgescheidenen te Amsterdam verklaarde in een door Ds. van Velzen als praeses onderteekend ingezonden stuk, dat hij geheel vreemd was aan dit voornemen tot oprichting der Theologische School; en verder, wat de daarmee verbonden godsdienstoefeningen betrof, dat hij niet genegen was tot medewerking aan een vermenging van kerkgenootschappen.

Dit alles geschiedde nog in 1850.

­ In 1850 hield de afgescheiden Kerk te Amsterdam weer Synode, waarop lang en breed gehandeld werd over vereeniging met Brummelkamp c.s. Maar ofschoon allen die vereeniging zeer gewenscht achtten, oordeelde men toch eenparig, dat zij onmogelijk was te treffen, uit hoofde van het verschillend standpunt tegenover de Hervormde Kerk, die volgens de Synode had opgehouden de Kerk van Christus te zijn, en de valszhe Kerk was ge worden; wat Brummelkamp niet durfde zeggen, die zich integendeel verplicht achtte om met de geloovigen in die Kerk, zooveel mogelijk, samen te werken tot verwijdering van het onwettige 'Ks.x\!i-bestuiir.

Van zelf kwam op die Synode ook het Seminarie ter sprake. De Brummelkampianen wezen er op, hoe hun school te Arnhem zich door den loop der omstandigheden zóó had ontwikkeld, dat ze er reeds in geslaagd waren haar als zedelijk lichaam in Amsterdam te vestigen, en aan haar ook mannen te laten arbeiden, die nog wel niet tot de Afgescheidenen behoorden, maar toch reeds sedert lang getoond hadden de waarheid lief te hebben en vóór te staan. Zij wenschten nu, dat de Synode hun School zou erkennen. De Synode echter wilde zich ter dien aanzien niet uitspreken, zoolang de vereeniging niet tot stand was gekomen. En die vereeniging mislukte op deze Synode.

Nu kwam dus weer ter sprake de Theol. School, die de Synode in 1849 besloten had op te richten, maar zonder dat aan dit besluit uitvoering was gegeven. Vóór het bijeenkomen der Synode had de provincie Noord-Holland er bij de onderscheidene Provinciën op aangedrongen, om de School toch niet te Franeker, maar te Amsterdam te vestigen. Nu werd er ten laatste weer over beide plaatsen gestemd. Maar de stemming liep in de war. Men kon het niet eens worden, Ën ten einde raad besloot men de zaak dan maar weer over te laten aan de verschillende Provinciën.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's