Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Steêvast.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Steêvast.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jozua dan maakte zich des morgens vroeg op, en zij reisden van Sittim, en kwamen tot aan den Jordaan, hij en alle de kinderen Israels; en zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken. Jozua III : I.,

Toen Israël, niet ver van Jericho, door den Jordaan toog, greep er een wonderdaad des Heeren, maar ook een geloofsdaad onder het volk plaats; een geloofsdaad die het sterkst uitkwam bij de priesterlijke dragers van de Atke des Verbonds.

De wonderdaad Gods bestond daarin, dat de afkomende wateren van den Jordaan ophielden voort te loepen, staan bleven, en een hoogen watermuur dwars door de bedding vormden; gevolg waarvan was dat het water van den Jordaan benedenwaarts van die plek wegvloeide, en zoo het stroombed droog werd voor den doorgang.

De geloofsdaad van het volk was, dat ze, niettegenstaande de hooge watermuur zich elk oogenblik op hen kon storten en hen meesleuren naar de Doode zee, geloofden dat God de wateren tegen zou houden tot zij er door waren, en in dat geloof met vrouw en kroost, met have en goed vlak voor den watermuur doorgingen.

En de sterkste geloofsdaad was wat de priesterlijke dragers der arke deden; helden die, met dezen watermuur die zich op hen kon storten, vlak in het gezicht, niet maar, even, snel door de bedding naar den overkant liepen, maar den geheelen dag en onderwijl het volk doortoog, rustig en steevast in het stroombed van den Jordaan staan bleven.

Het verschil springt in 't oog. Over een smalle plank een water passeeren gaat nog, mits men het snel en vlug kan doen en er in eens over is. Maar heel iets anders zou het zijn, om een uurlang midden op die smalle plank boven het water te moeten blijven staan. En zoo ook was het bij het overgaan van den Jordaan, met den watermuur dreigend aan de rechter zij. Vlug en haastend in twee minuten tijds naar den overkant te loopen, was ook wel hachlijk, maar het was zóó gedaan, en dan haalde men weer adem. Maar van den morgen tot den avond dien griezeligen muur van water dwars over de heele breedte van den Jordaan voor zich te zien, en dan, ionder een voet te verwegen, rustig en s'eêvast te blijven staan, met den heiligen last der Arke op de schouders, vorderde veel hooger, veel aangrijpender geloofsinspanning; en zoo is die getabberde priester die heel den dag door steevast in het midden van den Jordaan 'stond, ons het type en zinbeeld ge-

worden van hoogontwikkelde, rustige, bewondering aldwingende geloofskracht en geloofskalmte.

Steevast, dat is onwankelbaar op de aangewezen plek standhoudende. Niet een angstig beven en sidderen, niet een her-en derwaarts geslingerd worden, niet een zenuwachtig op en neer trippelen in zijn onrust, maar met gestrekt been, alsof er geen hooge watermuur opzwol, onbeweeglijk staan blijven.

En zoo steevast standhouden niet uit onheiligen durf, niet in moedwilligen overmoed, maar omdat ze, gelijk vs. lo zegt, vast geloofden „dat de levende God in het midden van hen was.”

Steevast op den bodem der Jordaan, omdat steevast het geloof in den levenden God hun hart ondersteunde.

Steevast, met een geloofsjubel op de lippen. Een geloofsjubel die nog naklonk in Psalm 114, toen de zanger uitriep:

»Wat was het gij, zee, dat gij vloodt

»Gij, Jordaan, dat gij achterwaarts keerdet!”

Wie voor rustige kracht minder oog heeft, leest over deze hooge uiting van geloofsmoed en geloofsvolharding heen.

Van de twee bekende zinspreuken: Saevis tranqiiillus in undis, d. i. „rustig te midden der wilde golven", en luctor et emergo, d. w. z. „ik worstel in de golven en houd het hoofd boven", trekt het laatste den oppervlakkige meer aan.

Hem boeit de actieve worsteling tegen de macht die dreigt.

En toch staat de ontplooiing van „rustige geloofskracht" nog hooger. Strijd prikkelt, worsteling bezielt. Stil standhouden mat af en dreigt te ontzenuwen. En wie dan toch onaf gebroken tegen die geloofsafmatting reageert, niet inzinkt en bezwijkt, maar steeds stand houdt zulk-een toont in zijn geloof een onuitputtelijke bron van kracht, moed en beslistheid te bezitten, die schooner nog dan in doodelijke worsteling, het geheimenis van de verborgen geloofsenergie schitteren doet.

Ook nu weer doen de geruchten van het bloedig worstelperk in het verre Oosten ons gedurig verbaasd staan over den leeuwenmoed en de doodsverachting, waarmee Rus enjapannees elkander te lijf gaan, en men vraagt zich onwilkeurig af, vanwaar plotseling die heirscharen van helden komen opdagen.

Dat nu doet de prikkel van den strijd, en zoo is het in eiken oorlog ge/'.ien. De één bezielt den ander. Een hoogere moed grijpt allen saam aan. En wie anders een gewoon, ver van moedig man was, openbaart zich in de overspanning als een kloeke strijder, en sneuvelt als een held.

Maar hooger nog, veel hooger in stil bezit van rustige kracht staat hij, die in het gewone, in het alledaagsche leven, zonder den prikkel van den strijd, onverzettelijk standhoudt.

Standhoudt, steevast standhoudt, omdat hij om en bij en in zich gevoelt de tegenwoordigheid van den levenden God.

Vergelijking van wat onze vaderen in hun geloofsworsteling doorstonden, en hetgeen van ons geëischt wordt, maakt dat die steevaststaande priesters óns meer te zeggen hebben, dan Jozua in den krijg.

Onze vaderen hadden de kracht, hun geloof te toonen in harden strijd, en in dien strijd hebben ze wonderen gedaan; meer nog, een wondere geloofsvolharding betoond, die nu nog den landzaat en den vreemdeling eerbied afdwingt.

Wij daarentegen leven in geheel anderen toestand.

• Als ook onder ons van strijd en worsteling sprake is, denkt niemand meer aan ruw geweld, of aan bloed dat vergoten, of aan leven dat ten offer wordt gebracht.

Thans geniet, wie Christus belijdt, uitwendig en stoffelijk een vrijheid, zooals onze vaderen zich die niet milder droomen konden.

Maar daarom hield het verzet tegen het geloof niet op, liet de tegenstand tegen den naam van Christus niet af, en brak zelfs in geenen deele de felle tegenkanting tegen het doordringen van het koninkrijk der hemelen.

De worsteling gaat door, maar ze nam een heel anderen vorm aan.

Niet, alsof er ook niet nu nog soms smaad en verguizing ware te dulden, en een enkel maal zelis benadeeling in tijdelijk gewin. Maar wie, die indenkt wat het voor Jezus was, dat men hem in het gelaat spuwde, voelt niet, dat deze kleine last van laster, die ons drukt, voor het geloof ter nauwernood meetelt.

Neen, de worsteling gaat thans om het standhouden of teruggedrongen worden van de krachten des koninkrijks in de publieke opinie; om het Christelijk blijven of ontkerstend worden van heel ons volk; om het toebehooren van het volk van Nederland, dat na ons zijn zal, aan den levenden God of aan de goden dezer eeuw.

Die worsteling breidt zich uit over heel het terrein des levens, over elk gebied van den menschelijken geest, over heel het erf van ons menschelijk aanzijn.

„De wereld voor Christus!" of „de mensch voor de wereld!" is leus en keus geworden.

En in dien strijd moet een iegelijk die gelooft, met heel zijn persoon, met al zijn kracht, met al zijn liefde en toewijding voor de zake des Heeren instaan!

Staat ge daarin nu steevastl

O, God zij dank, ze zijn er nog bij duizenden en tienduizenden, van wie dit mag geroemd worden; mannen en vrouwen die nooit een oogenblik deinsden of sidderden, en op wie twijfel noch aarzeling vat heeft.

Maar is er onder de belijders niet ook een breede buitenzoom, bij wie v/el degelijk gevaar dreigt? Hebt ook gij ze niet ontmoet, die waanden, dat voor een deel toegeven aan het ongeloof nog het beste middel was om althans de hoofdzaak van het geloof te redden ?

Kent gij ze niet, die op die wijze telkens weer een deel prijsgaven, en wat ze overhielden aldoor zagen slinken?

En natuurlijk, • dan is de kracht gebroken. Dan glijdt men, en daar het pad helt, glijdt men steeds verder benedenwaarts.

Dan sluipt onzekerheid en onrust in het hart, de onrust slaat in angst over, die angst ontzenuwt en put uit, en wat dan nog geloof heeten wil, is het sidderen voor de denkmacht en de wilskracht onzer eeuw.

Daarom is het vooral in onze dagen zoo bitter droef, als soms zelfs de priesters in het stroombed van den Jordaan niet meer steevast staan, maar zelf opschrikken, en sidderen, en uitwijken en terugdeinzen.

Als de herders der kudde wankelen, hoe zal dan de kudde veilig doorgaan?

Dank daarom God, zoo uw leeraars nog steevast en onwankelbaar stand houden, en met heldenmoed u voorgaan.

Maar vergeet ook niet, dat in Christus kerk elk belijder als priester gezalfd moet staan, piet het minst in eigen hui^.

Dit toch weet ge, dat niets de kinderen die opgroeien, vaster in het geloot zet en kloeker tot heldenmoed bezielt, dan zoo ze zien, dat vader steevast staat, en moeder van geen glibberen weet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juli 1904

De Heraut | 4 Pagina's

„Steêvast.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juli 1904

De Heraut | 4 Pagina's