Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zoo stond een ander geslacht na hen op”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zoo stond een ander geslacht na hen op”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al datzelve geslacht ook tot zijne vaderen vergaderd was, zoo stond er een ander geslacht na hen op, dat den Heere niet kende, noch ook het werk, dat Hij aan Israël gedaan had. Richt. 2 : 10.

Pijnlijk doet het aan, als men zoo kort na het eerste optreden van Christus' kerk in de wereld, het zielsbederf in de gemeente des Heeren ziet insluipen. Niet zoo lange jaren na de reformatie ontwaart men hetzelfde teleurstellend verschijnsel. En toen na den heerlijken triomf van den i? /m/zoo schoone hope op een betere toekomst gekoesterd werd, zag men nogmaals, hoe reeds bij de kinderen van wie zoo trouw en blijmoedig hun Heiland beleden, gelijke verslapping intrad.

Het is hetzelfde, schier moedbenemende verschijnsel, dat telkens bij Israël zich had voorgedaan. Een oogenblik schijnt het, of Israël weer met heel zijn hart en heel zijn ziel tot den dienst en de aanbidding van Jehovah is teruggekeerd; en dat houdt aan zoolang de mannen leven die dezen ommekeer teweegbrachten ; maar nauwlijks zijn die mannen Gods ten grave gedaald, of de afval neemt weer verontrustende afmetingen aan. Een droeve historie, die zich telkens herhaalt, en die zoo hartaangrijpend haar uitdrukking vindt in dit schier monumentale woord uit het Boek der Richteren: „Toen datzelve geslacht tot zijn vaderen vergaderd was, zoo stond een ander geslacht na hen op, dat den Heere niet kende, noch ook het werk dat Hij aan Israël gedaan had.”

Nu ligt hierin op zichzelf ook een vertroosting.

Het feit toch, dat, niettegenstaande die gedurige inzinking der Gemeente, zij toch niet is ondergegaan, maar dat én in Israël, én later in de Kerk van Christus, het geloof altoos weer is opgeleefd, en dat de poorten der helle haar niet overweldigd hebben, is het klaarste bewijs voor de macht en de altoos doorgaande werkzaamheid van den Christus.

In Israël heeft eeuw aan eeuw een afval tot de afgoden plaats gegrepen, dien de Schrift nooit verbloemt, maar dien wij ons toch niet dan met moeite in zijn ontzettende evenredigheden kunnen voorstellen, zooals driest en openlijk de Baals en de Astaroths gediend werden, en ten slotte zelfs in den tempel op Sion de afgoderij werd ingedragen. En toch is Gods raad vervuld, is Israël ten slotte door de ballingschap van zijn afgodischen hartstocht verlost, en is, op den tijd door God bepaald, uit Israël het heil der wereld voortgekomen.

Reeds in de tweede eeuw was door Gnostiek, Docetisme en Manichaeisme een zoo ontzettend bederf in Christus' pas ontloken kerk binnengedrongen, dat het een oogenblik scheen, alsof haar glans voor altoos ware ondergegaan, ook op zedelijk gebied. Maar desniettemin heeft de Heere, niet het minst door de scherpe vervolgingen, en ook door het verwekken van krachtige getuigen, het bederf zoo volstandig gestuit, dat ten slotte zijn Gemeente op heel het leven in Europa haar stempel zette.

In de Hervorming blonk gelijke machtsdaad van den Christus uit. De Réveil, hoewel van veel kleiner afmeting, gaf niettemin een heerlijke getuigenis van de macht van den Koning der Kerk.

En wie eindelijk den toestand, waarin ons Christenvolk zich thans ten onzent verheugen mag, vergelijkt met de diepe ellende waarin het voor een halve eeuw verzonken lag, roemt met blijden lofzang de macht van den Christus, die zich ook nu, afval en stofvergoding ten spijt, zoo heerlijk geopenbaard heeft.

Zeker, de gedurige afval en inzinking was een bange zonde; maar ook hier heeft God telkens uit het kwade het goede doen voortkomen, en juist in dit gedurig weer opheffen van de gemeente uit haar smaad en zedelijke ellende heeft Christus op treffende en aangrijpende wijze, keer op keer, zijn koninklijke macht en majesteit verheerlijkt.

Maar toch, ook hier is de vraag van Paulus aan de orde: „Zullen we dan in de zonde blijven opdat de genade te meerder worde.'" Of, oni het toe te passen op ons onderwerp, zullen we ook nu weer al wat thans gewonnen werd, in een tweede geslacht laten ondergaan opdat Chriitus in later eeuw zijn macht weer te glansrijker kunne openbaren?

En dan voegt ook ons alleen het apostolisch antwoord: Dat zij verre!

Ziende in de historie die achter ons ligt, hoe telkens op een geloovig geslacht een geslacht van "slap geloof, en daarna een ongeloovig geslacht gevolgd is, hebben we de oorzaak van dat chronische kwaad ons helder voor oogen te stellen, en te doen wat onze hand vindt om te doen, ten einde terugkeer van die inzinking na den dood van het thans levende geslacht te voorkomen.

En dan kan over de oorzaken van dit kwaad ge^n tweeërlei opinie bestaan. Het kwaad kwam telkens weer op uit tweeërlei oorzaak. Ten eerste hieruit, dat de Gemeente te zeer in het uitwendige bleef hangen, zonder het leven geestelijk te verdiepen. En ten tweede daaruit, dat men, met verzekerdheid van eigen zaligheid voldaan, te weinig zorge droeg voor de opvoeding en bezieling der jongeren.

Tweeërlei richting drijft hier.

Eenerzijds de richting van hen, die eenzijdig op de werking van den Heiligen Geest afgaan, en anderzijds de richtingvan die anderen, die meer in de prediking van den Christus, in de opbouwing van zijn Kerk en in het organiseeren van de Christelijke actie heil zoeken.

Zij, die eenzijdig op het werk van den Heiligen Geest nadruk leggen, bevorderen daardoor.ongetwijfel de verdieping van het geestelijk leven der gemeente, maar loopen gevaar het opkomend geslacht te verwaarloozen. En omgekeerd, zij, die op de heerschappij van den Christus den nadruk leggen, zullen ijveren voor het opkomend geslacht, maar loopen gevaar het geestelijke element in het leven der gemeente, en dus ook bij het opkomend geslacht, te verwaarloozen.

En betere dagen zullen dan eerst aanbreken en aan de Christelijke actie duurzaamheid verzekeren, indien beide deze richtingen haar eenzijdigheid afleggen, en bijaldien de heel het leven van land en volk doordringende actie voor den Christus gestadig gedragen, gezuiverd en bezield wordt door de werkingen van den Heiligen Geest.

Bij Da Costa's eerste optreden sprak de eenzijdig geestelijke richting, die alleen van een ingrijpen van den Heiligen Geest heil verwachtte, zich het sterkst en het scherpst uit.

Van wat wij noemen een Christelijke actie onder het volk wilde hij niet weten. Tegen alle organisatie verzette hij zich met fieren heldenmoed. Buiten alle menscheiijk toedoen om, zou de Heilige Geest in de harten der Koningen en der Staatslieden spreken. Op die wijs zou heel het leven der volkeren van boven af in geheel andere banen geleid worden, en de zegen, hieruit voortkomende, zou vanzelf tot alle volk in zijn laagste lagen afdalen.

Gelijk God hem. Da Costa, geroepen had, zoo zou God de machtigen der aarde tot zijn knechten roepen, en de Heilige Geest zou het aanschijn des aardrijks vernieuwen.

Later is hij hiervan zelf teruggekomen. Groen, zijn hartevriend en leermeester, stond een andere richting voor, en ten slotte gaf hij zich gewonnen. Groen wilde niet de werking des Heiligen Geestes miskennen noch onderschatten. Integendeel, een andere hartvernieuwende werking dan die door den Heiligen Geest in de wedergeboorte, kende ook hij niet; maar Groen plaatste daarnaast onzen plicht om als Christenen te ijveren voor de zuiverheid der Kerk en voor den Bijbel op de school.

En het was met name Groen's optreden in den schoolstrijd, dat keer in de meeningen bracht en op eenmaal aller aandacht en inspanning saamtrok op het behoud van het opkomend geslacht.

Drijft men eenzijdig op de werking van den Heiligen Geest in het hart, dan zit men stil, en laat het aan God over, of het Hem believen zal ook in het opkomend geslacht de zijnen te verwekken.

Waartoe op dit standpunt een Christelijke actie} Waartoe zich organiseeren t Waarom voor Kerk en School geijverd?

Dat alles kan toch het werk van den Heiligen Geest niet vervangen, en als de Heilige Geest zondaren in kinderen Gods herbaren wil, dan doet Hij het immers keer op keer buiten Kerk of School om.

En zeker, dit kan, en het gebeurt.

Maar ons kan en mag dit nimmer van den plicht ontslaan, om in de van Christus verordende machten van Kerk, School en Huisgezin de middelen aan te grijpen, waarvan de Heilige Geest zich als instrumenten bedienen wil.

Kunnen we dan, wat ons aangaat, op de toekomst gerust zijn.' Mogen we hope koesteren, dat ook als wij ten grave zullen zijn gedaald, het geslacht dat na ons komt, in den dienst des Heeren zal volharden?

Is er grond voor de verwachting, dat op het blad der historie niet weer zal moeten geschreven worden, dat na ons een ander geslacht opstond, dat den Heere niet kende?

En dan voorzeker mag .^ict dankbaarheid getuigd, dat de voorteekenen gunstig staan.

Er is actie allerwegen; de Kerk beurt haar hoofd op; de School die den Christus belijdt, breidt zich zegenrijk uit; er is bezieling onder onze jonge mannen, en de jonge dochters leven in den strijd mede; van verslapping of inzinking valt niets te bespeuren; eer winnen de jongeren het in geestdrift den ouderen af.

Zoo is er thans het tegendeel van verwaarloozing van het jongere geslacht, en in gezin na gezin kunt ge door vader en moeder den lofzang hooren aanheffen, dat hun kroost, Gode zij dank, in den dienst des Heeren lust heeft.

Het vroeger zoo droeve verschijnsel, dat de kinderen van geloovige ouders zich bij de vijanden van het Kruis voegden, beeft uit. En wat ook moed geeft, onder de mannen van gemiddelden leeftijd kondigen zich nu reeds de getuigen van den Christus aan, die straks, steunende op het vertrouwen des volks, dat volk zullen kunnen voorgaan.

Slechts één donkere schaduw drukt dit bemoedigend tafereel, en die schaduw is een niet te ontkennen gemis aan geestelijke verdieping.

Er is een tekort aan mystieke teederheid.

De actie is machtig en schoon; maar de zalving van de heilige olie is niet zoo alzijdig doorgedrongen, of ge voelt telkens dat er raderen zijn die stroef loopen, en dat de reuke des gebeds te weinig heel de Christelijke actie doorademt.

En daarom, laat men op zijn hoede wezen.

De kansen voor het geslacht dat na ons komt, staan schoon.

Stout mag onze verwachting wezen.

Maar als het opkomend geslacht er niet toe gebracht wordt om nahij God te leven, gaat straks de schoonste verwachting in de bitterste teleurstelling onder.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1904

De Heraut | 2 Pagina's

„Zoo stond een ander geslacht na hen op”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1904

De Heraut | 2 Pagina's