Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zij stellen Hem tot een Fontein”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zij stellen Hem tot een Fontein”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als zij door het dal der moerbezieboomen doorgaan, stellen zij Hem tot eene fontein; ook zal de regen hen gansch rijkelijk over dekken. Psalm 84 : 7.

Van wat dorst is, maakt ge u in ons waterrijk land moeilijk een juiste voorstelling.

Wat de Schrift van „dorsten naar de gerechtigheid", of „dorsten naar den levenden God" zegt, wordt daarom onder ons gemeenlijk veel te zwak opgevat. Zeker, ook onder ons komt het voor, dat ge op heeten dag, of na langen loop, of bij koortsachtige aandoening met verdubbelde gretigheid naar een beker koud water grijpt; maar die verhoogde trek naar water is nog op verre na niet dat dorsten dat in 't bergland voorkomt, als niet beeldspreukig, maar feitelijk de tong aan het verhemelte kleeft, de laatste droppel speeksel is opgedroogd en de stijfopgezette keel zelfs den adem met moeite doorlaat. Bij zulk een dorst wordt het nijpend, van oogenblik tot oogenblik klimmend verlangen naar vocht, naar water, een wezenlijke hartstocht; en alleen wie het zoo verstaat, peilt de diepte van het verlangen naar Gods nabijheid, dat de gemeente zoo vaak uitzingt, zonder er iets wezenlijks bij te beseffen, als het lied opgaat van het hijgend hert, dat van dorst niet meer kan, en er bij neerstort, en gilt om den waterstroom.

En zoo ook „dorsten naar de gerechtigheid", zooals een Paulus, zooals een Luther, zooals een Calvijn het gekend heeft, wie merkt er van in onze dagen. Zelfs als de gerechtigheid met vollen beker wordt voorgezet, is het meer dan één al veel, zoo hij er de loome hand naar uitstrekt en er even de lippen meê bevochtigt. Maar er naar dorsten, er om roepen, er niet langer buiten kunnen, er om weenen naar God, waar bespeurt ge er iets van ? O, ze zijn er nog die dorstenden, maar slonk hun aantal niet.' En ligt niet juist in dit zoo zelden krachtige prikkelen van den wezenlijken dorst naar God, en van den wezenlijken dorst naar de gerechtigheid, het doodelijk gevaar van onzen tijd?

Dat doet de zonde.

Zij is oorzaak, dat als God zich onzer niet ontfermt, de prikkel van dien dorst ternauwernood werkt.

Er is bijzondere genade toe noodig, om in sommige perioden dien prikkel weer sterk te doen opleven.

Zulk een genade werkte in de dagen der apostelen, en ze werkte in de dagen der Reformatie.

Nu werkt die dorst o, zoo zwak. In o, zoo kleinen kring. En zelfs in dien kleinen kring nog zoo flauwlijk.

Wees er toch uw God dankbaar voor, als ge in uw eigen huis en in uw eigen hart soms iets van dat echte dorsten naar den levenden God merken moogt.

Duizenden en nogmaals duizenden leven voort en sterven, zonder ooit iets van dien dorst gevoeld te hebben.

Hoe groot is dan niet de aan u betoonde genade!

De profeten en psalmisten, Jezus en de apostelen leefden in een bergland. Van daar, dat het water en de dorst naar water in de Schrift zulk een breede plaats inneemt.

Bij U is de Fontein des levens. Al mijn Fonteinen zullen binnen in U zijn. o. Alle gij dorstigen, komt tot de wateren. Wie drinkt van het water dat ik hem geven zal, zal niet meer dorsten in eeuwigheid.

En zoo ook dat aangrijpende zeggen van het moerbeidal in Psalm 84.

De moerbezie rijpt het rijkst in de heetste, zonnigste plekken. Zoo is het moerbeidal beeld van die toestanden in ons leven, als alles in ons versmacht, ons benauwt en ons de keel toenijpt. Als de hitte des daags en de hitte van den strijd ons naar lucht, naar verademing doet hijgen. Als we niet meer kunnen. Als de angst ons bekruipt, dat we, zoo God niet helpt, zullen neerstorten op den weg.

Nu is er zeker ook in het bergland overvloed van water, dat van de sneeuwvelden afvloeit en in ruischende beekjens naar omlaag huppelt. Maar het water is in het bergland ongelijk verdeeld. De eene maal dreigt het u in zijn wilden drang meê te sleepen; maar een ander maal zult ge uren en uren lang een dor pad hebben af te loopen, waar geen druppel water zich aan u ontdekt. En dan is er maar één uitkomst, zoo namelijk hier of ginder een klein bronnetje uit den bergwand sijpelt. Daar laaft zich dan de wandelaar aan, en tot hij weer verder gaat is zijn verterende dorst gestuit.

Daarom spreekt de psalmist bij het moerbeidal van twee uitkomsten. De eerste is, dat zich onverwachts te midden der verzengende hitte zulk een kleine bron ontdekken laat, en de tweede is, dat er regenwolken in de lucht komen, die hun breede schaduw neerwerpen, en daardoor de zon beletten den wandelaar te verzengen.

Zoo is het in het dal te midden der bergen, en zoo is het overdrachtelijk voor Gods kind te midden der benauwdheid. Dan, als ze niet meer kunnen, de amechtigen en hard-gedrukten, dan is God hun bron, en dan is het God die de regenwolken breed over hen uitstrekt, en ze met zijn wolken dekt.

„Als zij door het dal der moerbezienboomen heengaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regenwolk hen gansch rijkelijk overdekken."

In den levenden God en in zijn Christus de Fontein des levens te aanbidden, is zoodoende onze troostrijke beeldspraak geworden.

En nu moet ge in bergdorpen zelf gezien hebben, wat daar de dorpsbron, de dorpsfontein is, om de rijke beteekenis van die beeldspraak te vatten,

In die veelal kleine dorpjens is meestal slechts één bron, één fontein, die midden in het dorp staat.

Uit die ééne fontein, uit die ééne bron drinkt veelal heel het dorp. Ieder gaat uit zijn woning naar die ééne bron op, om er zijn vaten te vullen, en 's morgens en 's avonds den voorraad van het kostelijk water naar zijn huis te dragen. Ook voert men er paard en rundvee heen om het uit de bron te drenken. En evenzoo draagt men het bezoedeld kleed er heen uit, om het witgewasschen weer huiswaarts te nemen.

Zoo is die ééne dorpsbron het middenpunt voor heel het dorpsleven. Alles komt er heen sa4m. Bij die bron ontmoet men elkander. Bij die bron worden de gesprekken gevoerd. Bij die bron wordt het leven saam doorleefd. En zoo voelt heel het dorp, hoe die ééne fontein metterdaad voor heel het dorp de fontein des levens is.

Zeg, zing nu in zulk een land, dat God de Fontein des levens is, en ieder verstaat u, en een ieder spreekt dat verrukkelijke beeld toe, en tot elke ziel dringt de rijke gedachte door, hoe we zonder God in onze ellende vergaan en verdorsten zouden, en hoe God en God alleen het middenpunt is, in Wien al wie God vreezen zich één weten en saam één leven leiden.

dit nog nader ge­ In Christus is ons bracht.

In Christus is de Fontein des levens tot in ons menschelijk leven, tot in onze menschelijke natuur ingedragen.

Het zijn niet twee Fonteinen des levens, in God de ééne en de andere in den Christus, maar het is de ééne Fontein van het Goddelijk leven, die in den Vader ontspringt, in den Zoon ons is nabij gekomen en door den Heiligen Geest in ons hart vloeit.

Daarom is uw Christendom weg, als ge niet vastelijk den Christus als God aanbidt en als God voor hem neerknielt.

Welnu, die ééne Christus is de Fontein des levens voor heel het groote dorp, als we ons zoo mogen uitdrukken, van de gemeente des Heeren op aarde.

Niemand heeft zelf het water des levens in zijn huis, maar eiken morgen en eiken avond moet elk kind van God naar die eene Fontein, die in Christus is, uitgaan, om voor den langen dag en den langen nacht het emmerken zijner ziel te vullen. En die Fontein stelt nooit teleur. Zij springt aldoor. Het water des levens is er elk oogenblik ritselend versch te vinden. Er is voor niemand tekort. Er is voor een ieder overvloedig. En al ziet ons oog het niet, ongezien wordt over heel de wereld elk waarachtig geloovige uit die eene Fontein gedrenkt.

En juist daardoor is en blijft die eene Fontein des levens in Christus het middenpunt van ons aller leven en de gemeenschap voor ons aller hart. Allerlei afstand en allerlei scheiding in kringen en kerken houdt u verdeeld; maar geestelijk en ongezien komen toch allen die uit ^God geboren jijn, eiken dag bij die eene Fontein des levens saam, en het is die eene Christus die allen uit zijn overvloed drenkt.

En het is° aan dat wezenlijk één zijn in Christus, en dat wezenlijk leven uit die eene Fontein, dat de geloovigen op aarde, in weerwil van alle verschil en geschil, toch eiken dag weer de kracht der eenheid ont­ kenen, om het koninkrijk der hemelen op aarde te realiseeren en uit te werken.

Maar de geloofsdaad moet er zijn.

Er staat: „Zij stelltn Hem tot een Fontein". - *

Het gaat niet vanzelf. En duizenden bij duizenden, helaas, komen en gaan, zonder ooit die Fontein gekend, bewonderd en er uit gedronken te hebben.

Dé geloofsdaad alleen brengt met die Fontein in zielsgemeenschap.

Christus wil aanvaard worden. Ge moet door het geloof hem tot uw Fontein stellen.

En ook hiermee is het als in het bergdorp.

Soms is er een rijke in zulk een bergdorp. Nu, die boorde bij zijn eigen hof, op eigen erf, zelf een Fontein. Dan hoefde hij naar de dorpsbron niet eiken morgen en eiken avond af te gaan.

Maar de overigen, de armeren, hebben zulk een eigen bron niet.

En zoo geldt het ook hier: Zalig zijn de armeren van geest, want zij gaan uit naar de Fontein des levens, en daarom is hunner het koninkrijk Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 augustus 1904

De Heraut | 2 Pagina's

„Zij stellen Hem tot een Fontein”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 augustus 1904

De Heraut | 2 Pagina's