Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteit.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 Sept. 1904.

De afgeloopen week was voor de Vrije Universiteit rijk gezegend.

Woensdag 21 September werden de lessen geopend door den prorector Prof. Dr. H. H. Kuyper, die in zijn openingswoord er op wees, hoe het principieele standpunt, dat de Vrije Universiteit inneemt, zeker verre boven het indifferente stelsel der Staatsuniversiteiten te verkiezen is, maar toch ook aan het gevaar van eenzijdigheid en Principienreiterei blootstelt. Vooral degenen, die geroepen worden de beginselen in het leven toe te passen, moeten dat met voorzichtigheid en beleid doen. Het Calvinisme heeft in de historie den naam van onwrikbaarheid en onbuigzaamheid op het stuk der beginselen verworven, maar dit hooghouden van het beginsel kan in de practijk zeer goed saamgaan, gelijk door voorbeelden uit Calvijn's leven werd aangetoond, met behoedzaamheid en mildheid in de toepassing.

Donderdagmiddag, 22 September, verzamelden zich opnieuw hoogleeraren en studenten in het auditorium der Vrije Universiteit, om de openbare les bij te wonen, waarmede Dr. Van Gelderen zijn ambt als lector zou aanvaarden. Zijn rede liep over het principium, der Theologie in verband met de Bijbelsche oudheidkunde.

Na te hebben opgemerkt, dat van de beide hem toevertrouwde vakken de bijbelsche archaeologie, krachtens hare rechtstreeksche afhankelijkheid van de H. Schrift als zoodanig, tot de Theol. Faculteit behoort, en dat de principieele strijd onzer dagen veelmeer op haar gebied dan op dat der Hebreeuwsche taalkennis op den voorgrond treedt, kondigde Spr. als zijn onderwerp aan: Het Principium Theologiae in zijn beteekenis voor de Archaeologia Sacra. Wat den omvang der bijbelsche archaeologie betreft bakende hij hare grenzen af tegenover de Hebreeuwsche archaeologie, met welke zij grooten deels identisch is, en betoogde dat zij alleen dan recht van bestaan heeft, wanneer zij wordt opgevat als archaeologia sacra, d. w. z. als de systematische wetenschappelijke beschrijving van de duurzame levensverhoudingen, onder welke de bijzondere openbaring is geschied, zooals die levensverhoudingen uit de geïnscriptureerde openbaring zelve gekend worden. Terwijl hij aangaande den inhoud van het vak de tweeledige stelling verdedigde, dat deze aan de H. Schrift het stempel van goddelijke waarheid ontleent, zoo wat zijn historische realiteit als wat zijne theologische beteekenis aangaat. Na deze eischen uit de H. Schrift als principium externum te hebben afgeleid, legde Spr. er ten slotte nadruk op, dat ze alleen dan tot haar recht kunnen komen, wanneer de onderzoeker in zijn wetenschappelijken arbeid door den H. Geest, als principium interum, wordt bezield.

Deze rede werd met groote belangstelling en waardeering aangehoord. Het scheepke liep flink van stapel; de stuurman bleek met geoefende hand tusschen de zandbanken door te kunnen zeilen, en de vlag liet aan zuiverheid van kleur niets te wenschen over. Naar dezen eersteling te oordeelen, mag van Dr. Van Gelderen worden verwacht, dat hij zijn taak met breeden wetenschappelijken blik, met vastheid van beginsel en met waardeering ook van hetgeen de tegenstander presteerde, volvoeren zal.

Droegen beide plechtigheden een meer intiem karakter, anders was het met de inaugureele oratie van Prof. Dr. R. Woltjer, die hij Vrijdag 23 September in het gebouw vap den Werkenden Stand voor een talrijk opgekomen gehoor hield. Aan de pers ontkenen wij het volgende kort verslag van hetgeen Prof. Woltjer Jun. toen sprak:

De spreker ving zijne rede aan met er op te wijzen, hoe in de Hollandsche philologie de kritiek ten allen tijde eene overheerschende plaats heeft ingenomen, en in onze dagen ten deele nog inneemt.

Bij al het goede, dat de philologische wetenschap aan de kritiek, mits op juiste wijze en op de juiste plaats aangewend, te danken heeft, mag echter toch niet over het hoofd worden gezien, dat er groote gevaren aan verbonden zijn. Het grootste is wel dit, dat ze veelal gepaard gaat met rationalisme, en maakt, dat een belangrijke factor in de Grieksche ontwikkeling — de referent bepaalde lich tot de Grieksche ontwikkeling vóór Aristoteles —buiten beschouwing wordt gelaten. Deze factor is het mystisch-religieuse element, dat èn in de Grieksche philosophic, èn in de litteratuur in 't algemeen een belangrijke plaats inneemt.

De spreker wijst er vervolgens op, hoe dit element antithetisch staat tegenover de denkwijze der massa, maar desniettemin voor de kennis van den Griekschen geest, en dus voor goede beoefening van de philologie, van groot gewicht is.

Hij gaat daartoe na, hoe het gevonden wordt in de voor-Sokratische phiV)sophie, die niet, zoo als het rationalisme leert, zuiver physisch en zuiver logisch is, maar met de religieuse mys tiek, inzonderheid met de orphiek, ten nauwste samenhangt.

Hij vestigt er de aandacht op, hoe het rationalisme het religieuse in deze philisophie of heeft trachten weg te cijferen, of geheel van het logische element heeft gescheiden, zonder dat de feiten daartoe aanleiding geven, en hoe zoo de band, tusschen deze philosophic en het leven zonder grond wordt doorgesneden. Daartegenover wijst de spreker op den pauwen samenhang tusschen religie en philosophic, inzonderheid bij Plato.

Maar niet alleen in de philosophic vindt men deze strooming; ze openbaart zich evenzeer in lyriek en drama; ze beheerscht het diepere leven, en spreker wijst er op, hoe bijv. zoowel bij Empedocles, den philosoof, als bij Pindarus, den dichter, sporen van deze strooming gevonden worden.

Hij komt tot de conclusie, dat het eisch der wetenschap is, op deze strooming meer dan tot nu toe geschiedde, te letten, en zet ten slotte het standpunt uiteen, dat de Calvinistische philologie er tegenover heeft in te nemen.

Met de gebruikelijke toespraken besloot spreker zijne rede.

Op den inhoud dezer rede komen we later terug, wanneer ze in druk voor ons ligt. Thans zij alleen dit gezegd, dat dit eerste optreden van dezen jeugdigen hoogleeraar de goede verwachting, die men van hem kot s-terde, niet heeft beschaamd. Reeds de keuze van zijn onderwerp was een gelukkige greep. Tegenover het rationalisme handhaafde hij den band, die ook op het gebied der classieke philologie tusschen de diepste religieuse overtuiging van den mensch en zijn wetenschap bestaat. De mensch kan niet in loketjes en vakken uiteen gelegd; hij is een levende eenheid; wat hij gelooft met het hart, heeft invloed op zijn denken. En waar de moderne wetenschap haar antireligieus karakter ook daarin toont, dat zij, bij de bestudeering van de Grieksche denkwereld, met dien religieusen achtergrond geen rekening hield, daar heeft Prof. Woltjer Jun., volkomen terecht, op die leemte gewezen. Het zaad der religie, dat, gelijk Calvijn terecht opmerkt, in alle menschelijk hart is ingeplant, heeft vrucht gedragen ook in den kring der Grieksche wijsgeeren. En al mag die vrucht, omdat het licht der bijzondere openbaring ontbrak, verschrompeld zijn geweest, ook zoo legt zij getuigenis af, dat er bij alle volken een tasten en zoeken is geweest of zij God mochten vinden, hoewel Hij niet verre is van een iegelijk die Hem zoekt.

Laat ons ten slotte nog mogen mededeelen, dat de rector bij dit nieuwe studiejaar 21 studenten in het Album Academicum voor het eerst inschreef. Rekent men, dat gewoonlijk nog enkele laatkomers de eerste inschrijving laten voorbijgaan, dan kan gerust gezegd, dat het aantal studenten ook dit jaar niet onbelangrijk klom, en de Vrije Universiteit met nieuwen moed en goede hope voor de toekomst, dit studiejaar mag intreden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's