Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Officieele Berichten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Officieele Berichten.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Classis Almkerk.

Agendum voor de vergadering D.V. te houden op Donderdag 15 Deo. e.k. te Werkendam, Kerk A, te 9.30 's morgens.

I. Opening.

2. Onderzoek der credentiebrieven.

3.Samenstelling van het Moderamen.

4.Vaststelling der Notulen.

5.Ingekomen stukken.

6. Rapporten.

7. Onderzoek volgens art. 41, D. K. O.

8. Inning der collecten.

9. Regeling vacatuur-beurten.

10. Bepaling tijd en plaats volg. vergadering.

11. Indien noodig art. 43, D. K. O.

12. Sluiting.

Namens de roepende Kerk Dussen :

G. J. D. AALDERS, h\t. Praes.

A. V. D. BERGE, h\t Scriba.

Verslag van de Centrale Pastorale Conferentie.

III.

Spreker plaatst voorop, dat hij der Vrije Universiteit in geen oplicht een kwaad hart toedraagt, doch meent te moeten constateeren, dat de professoren aan de Vrije Universiteit geen kerkelijke opdracht en mitsdien ook geen kerkelijk ambt hebben. Zij staan in d: n dienst eener Vereeniging, en niet in den dienst der Kerk. Bij de vereeniging der kerken waren zij, wel is waar, mede op de Synode tegenwoordig, maar geen enkele kerk die voor of na '86 hun eenige opdracht had verleend. Hun verschijnen op de Synode berust op gewoonte-, maar niet op kerkiecht. En tegen dat gewoonterecht moet hij waarschuwen. Het leidt niet zelden tot de grootste onrechtvaardigheid en heeft soms de treurigste gevolgen. Met de professoren der Theol. School is het anders gesteld. Zij zijn aangesteld door de kerken; zij hebben een kerkelijk mandaat; zij slaan steeds ondei toezicht van de keiken; zij zijn ook in 'ninne kwaliteit als professoren onafscheidelijk mei Je kerken één. Als adviseerende leden behooren ze daarom ook op de Synode zitting te hebben.

Ook op een enkel punt uit de historische n toelichting wil spreker nog de aandacht vestigen. d De kerken hebben in haar wordings-en bloei tijd de professoren niet ter Synode uitgenoo digd, maar de Staten-Generaal. D'Ï kerken hebben toen geaccepteerd, wat de Staten ge daan hebben. Voor ons mag daarom geen regel zijn, wat toen is geschied. Dan immers zou ook nu nog het gezag van den Staat over de kerken moeten gelden. Uit den toestand van dwang mag dus nooit een recht worden afgeleid.-

Prof. Bouwman komt nu aan het woord, en antwoordt Ds. Diemer aldus:

Men zou, Ds. Diemer hoerende, meenen een zwaar gewapende voor zich te zien, en toch, dat is hij niet.

De professoren der Vrije Universiteit — zegt Ds. D. — hebben geen kerkelijk ambt of op dracht. Tot op zekere hoogte stem ik dit toe. Doch ook Ds. Diemer zal wel niet ontkennen, dat de Ned. Geref. Kerken uit beginsel op hunne kerkelijke vergaderingen zich door de professoren van de Vrije Universiteit hebben laten voorlichten. Het waren hun professoren, en aan hunne leiding vertrouwden zij zich toe. Daarenboven stonden zij het beginsel van Vrije Studie voor. Maar ook de professoren der Theol. School hebben geen opdracht om op de Synode te zijn. Wel werd en wordt er van hunne voorlichting gebruik gemaakt, maar een bepaalde opdracht hebben ook zij niet. iLn al stemt hij op zichzelf toe, dat gewoonterecht niet als rechtsgrond mag worden aanvaard, tïch hebben we rekening te houden met het leven en de historie der Kerk. Dat leven, die historie, leert ons, wat de vaderen als kerkelijk recht hebben aanvaard. — Beza had eenmaal geen recht om Voorzitter der Synode te zijn. Toch werd hij er toe uitgenoodigd en verkreeg daardoor recht. Zoo werden ook de professoren in de theologie weleer door de Overheid gevraagd, maar ook de kerken hebben hen geaccepteerd. Lubbeitus echter werd niet door de Overheid, maar door de kerken zelve uitgenoodigd. — Oak den professoren van de Vrije Universiteit komt daarom zitting op de Synode toe, indien de kerken hun daartoe het recht geven. Alleen dan zou Ds. Diemer gelijk hebben, wanneer de Theol. Faculteit van geen zeggenschap der kerken wilde weten.

Wat Ds. v. Mechelen verlangt, is blijkbaar nog niet het verlangen der kerken. Die kerken stellen de tegenwoordigheid der professoren, zoowel van de eene als van de andere zijde, op hoogen prijs. Er kan ongetwijfeld te veel ook door professoren gesproken worden; zij hebben daarom er tegen te waken, dat zij niet onnoodig den Synodalen tijd in beslag nemen; ook zou men in bepaalde omstandigheden hunne tegenwoordigheid en hun advies kunnen verlangen, maar gewenscht is dat zeker niet. En wat de kwestie van tijd en geld betreft, men zou die beide kunnen uitwinnen als er in 't geheel geen Synode gehouden werd.

Ds. Hummelen van Langeslag verklaart, den indruk te hebben ontvangen, dat er voor de tegenwoordigheid der professoren op deSynode een tweeërlei recht bestaat: een kerkelijk en een gewoonterecht; een kerkelijk voor de professoren van Kampen, een gewoonterecht voor die van Amsterdam. Hij vraagt dienaangaande om inlichting.

Ds. Sybesma van Wijhe heeft er zich over verblijd, dat door den referent geene conclusies zijn getrokken, die op den tegenwoordigen stand van zaken ingrijpen.

Twee zaken zijn hem duidelijk geworden: ie. dat ook de professoren te Kampen in hunne kwaliteit niet jure suo tegenwoordig zijn, en 2e. dat de professoren van Amsterdam, zij het dan niet met zooveel recht als de professoren van Kampen, dan toch als genoodigden met kerkelijk recht op de Synode verschijnen. Als beiden uitgenoodigd worden, kan hij geen verschil zien. Als praeadviseerende leden acht hij met den referent beider tegenwoordigheid gewenscht en noodzakelijk.

De Voorz. merkt op, dat thans niet in geschil is de vraag, wie als professoren zitting nemen, maar wat ook inzake het verschijnen der professoren ter Synode het recht en het belang der kerken uitmaakt.

Ds. Bakker van Lioessens kan zich volstrekt niet met de gelijkstelling van de professoren der Theol. School en de Vrije Universiteit vereenigen. De professoren van Kampen staan in de nauwste betrekking tot de kerk als instituut, de professoren van Amsterdam ontvangen hunne aanstelling en mandaat van eene Vereeniging en staan als zoodanig buiten de kerk. Hoe kunnen die nu gelijk recht hebben?

Ds. Diemer moet op nog één punt de aandacht vestigen, en wel op het historisch recht, dat zijns inziens de Kamper professoren hebbrn verkregen. Hij beroept zich op de historie der Vrije kerken van '34 af. Die kerken hebben hen ten allen tijde recht tot zitting verleend. En wat vóór '92 historisch recht was, werd na '92 als zoodanig ook door de Ned. Geref. kerken aanvaard. Kan zulk een recht ook aan de professoren van Amsterdam worden toegekend?

Ds. Kramer van Beverwijk wijst er op, dat de professoren in de theologie als doctores ecclesiae genoodigd worden, d. w. z. als menschen die geacht worden wijsheid van God te hebben ontvangen om de kerken in alle voorkomende gevallen voor te lichten. Men moet van hen dan ook als zoodanig gebruik maken, en ook in dit opzicht de gewoonte der Geref. kerken volgen.

Prof Honig verklaart, met zeer veel genoegen en ook met instemming den referent gehoord te hebben. Het spijt hem dat de discussie op een punt vastloopt. De doleerende kerken hebben de proiessoren van de theologische faculteit der Vrije Universiteit wel degelijk als doctores ecclesiae beschouwd en hen als zoodanig ter Synode uitgenoodigd. Van de vereeniging der kerken zou dan ook niets gekomen zijn, indien men hen niet als zoodanig had kunnen aanvaarden en hen niet langer ter Synode met adviseerende stem had willen ontvangen.

Ds. Lindeboom van Zutphen zegt: de professoren ontleenen hun recht van zhting op de Synode aan de uitnoodiging der kerken. Maar wie noodigen nu de professoren uit? Hij heeft wel gelezen van afgevaardigden der kerken, maar nog nooit van professoren als genoodigden.

Dr. Franssen wees later de vergadering nog op Art. 22 van de Acta der Ned. Ger. Synode te 's Hage 1891, handelend over de uitnoo diging der Hoogleeraren van de Vrije Univer siteit; op Art. 8, 2 d. van de geünificeerde Bepalingen in de Acta van 1892, waarin bepaald is, dat de Theologische Professoren worden uitgenoodigd, de eerstvolgende Ger. Synode bij te wonen; en op Art. 8 van de cta van 1893, waarin die uitnoodiging voor e volgende Gen. Synode is overgenomen.

Later is daar van niets bepaald, doch zijn de roepende kerken op dit spoor voortgegaan.

De Voorz. acht die vraag van zeer groot belang. Thans is het de roepende kerk die oodigt, maar als die kerk het nu eens niet eed, wat dan ?

Prof Lindeboom oordeelt, dat hier twee vragen zijn te beantwoorden: ie. is het in het belang der kerken, dat de professoren zitting hebben op de Synode, of is dat een recht van de professoren ? 2 •. moeten al de professoren ter Synode komen ?

Ook hij deelt de vrees voor het overwicht der professoren, waarop Ds. van Mechelen doelde. De afgevaardigden moeten zelven de zaken bestudeeren en zelfstandig oordeelen. Als straks 9 professoren op de Synode zijn, dan is hun invloed een a te groot gevaar voor de zelfstandigheid der afgevaardigden, die de Synode vormen. Worden echter de professoren uitgenoodigd, zonder aanwijzing en be perking van hun taak, dan is het ook niet billijk, zich te beklagen dat zij te veel zich mengen in de besprekingen. Want zij dragen zoowel voor hun zwijgen als voor hun spreken de verantwoordelijkheid bij de kerken, In bizondere zaken is het advies van professoren zeker gewenscht. De Synode zou b.v. kunnen bepalen, dat esnige professoren worden uitgenoodigd, om haar, des gevraagd, van advies te dienen. Dan zou zeker geen der professoren zich in de besprekingen mengen, en dan zouden S s g m p A g u z W A D p l S a v ze ook niet de minste verantwoordelijkheid dragen voor den gang der zaken, behalve voor hun gevraagde adviezen.

Wat het recht betreft, als professoren kunnen zij, naar zijn inzien, geen recht doen gelden. Alleen de afgevaardigden hebben recht, én plicht, ter Synode te komen. Nu echter wordt het metterdaad ook de plicht geacht van de professoren om ter Synode te komen, wijl uitgenoodigd. Voorts hgt het z. i. voor de hand, dat de kerken gebruik maken •ian de voorlichting der broederen, die zij zelve als hoogleeraren in haren dienst hebben gesteld. Doch alleen in het belang der kerken kan de reden liggen van uitnoodiging.

Thans wordt een half uur gepauzeerd.

De Voorz. licht van wat hij in 't midden bracht nog een en ander toe. waarna Prof Noordtzij het^^woord verkrijgt." Hij wijst er op, hoe zwak de rechtsgrond is, waarop de professoren thans ter Synode verschijnen. Recht toch op grond van een nu vastgesteld kerkrecht is er niet.. Het kerkrecht heeft er zich niet over uitgesproken. Het komt hem voor, dat we ook op dit punt alles behalve tot helderheid zijn gekomen. Ons kerkelijk leven heeft zich nog niet zoo .ontwikkeld, dat we reeds tot een formeele uitspraak gekomen zijn. '•, ^Wel is er van gewoonterecht gesproken, maar dat gewoonterecht is hem nog niet helder. Hoe komen de professoren op de Synode? Gezegd werd: niet door de Synode. Is dat goed? Men heeft de gewoonte gevolgd. Doch hoe zwak is ook die grond. En toch op dezen grond zag men weleer o.a. wijlen Mr, Keuchenius en Lohman ter Synode verschijnen. Zulk een recht berust eigenlijk op relatieve willekeur. Men hangt er meê af van het besluit eener roepende kerk.

Beweerd is, dat de professoren tegenwoordig zijn niet volgens een goddelijk, maar kerkelijk recht. Maar wat beteekenis heeft een ambtelijke bediening, die niet op een goddelijk recht berust? Os^er dat recht wordt, ook met het oog op de H. Schrift, nog zeer verschillend gedacht. Laat ons dus voorzichtig zijn en er niet te haastig toe overgaan om Synodaal te laten stempelen, wat goed en niet goed is in deze. Men heeft gesproken, van doctores et professores ecclesiae. Ik leg nadruk op kerk. Weet men nu wat dit is? Ik weet het op grond van het gehoorde nog niet! Men moet niet te ras zijn met zijn conclusie. In de 17 de eeuw heeft men de kwestie niet kunnen oplossen ; Dr. Bavinck waagde een poging, en nog is het ons niet mogelijk. Maar daarom kunnen we ook de vraag, met welk recht de professoren van de Vrije Universiteit op de Synode verschijnen, nog niet oplossen, zoolang niet principieel 't ambt in kwestie tot zekerheid gebracht is. Over de tegenwoordigheid dezer professoren op de Synode wil hij zich dan ook, in verband met 't gewoonterecht, liefst niet uitlaten; zoo veel echter meent hij te mogen en te moeten zeggen, dat uit een negatie niet hetzelfde mag besloten worden, als uit hetgeen besproken en gestipuleerd werd. En als we dan nu de onderhandelingen nagaan, die bij de vereeniging der kerken zijn gevoerd, dan zien wij, dat over de verhouding van de Vrije Universiteit niets met zekerheid werd bepaald, wel over die van de Theol. School. Men heeft wel gesproken over „vrije studie" en daarmee de Vrije Universiteit bedoeld, maar men heeft dit niet doen stipuleeren. Uit hetgeen geschreven is, valt dan ook veeleer op te maken, dat alleen de professoren der Theol. School als Professoren ofte Doctoren der kerken recht hebben ter Synode te zijn. De Theol. School staat midden in de kerken; de Vrije Universiteit staat er buiten. Hetzelfde is 't geval met de Professoren zelven. Die der T. S. zijn aangesteld door de kerk; die der Vrije niet! Bovendien, de Chr. Geref. kerken hebben indertijd verklaard, dat de professoren op de Synode moesten zijn. En met het aanvaarden van het beding inzake de School heeft men hen tevens aanvaard als kerkelijke adviseurs ter Synode. Hij verklaart dus, wat hij reeds, gezegd heeft, dat men niet zooveel recht uit hetgeen niet geschreven is, voor de professoren der Vrije Universiteit kan afleiden als voor de Prof. van de School der kerken. Men kan dat recht alleen constateeren voor de professoren der Theol School. Ook uit dit oogpunt voorzichtig dus!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Officieele Berichten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1904

De Heraut | 4 Pagina's