Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De doove adder.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De doove adder.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als eene doove adder, die haar oor toestopt. Psalm 58 : 5.

„Adderengebroedsel", uitbroedsels van een boos, giftig wer.en, is het harde woord, de schrille naam, dien Jezus niet geschroomd heeft van enkele zijner tegenstanders te bezigen.

Het is hetzelfde, als toen Jezus sprak: „Gij zijt uit den vader den duivel en wil de be geerte uws vaders doen."

Vat dit wel.

Het stond in het Paradijs tusschen God en de slang, en die slang was slechts zinbeeldig instrument van satan.

Dit plaatste den pas geschapen mensch voor de keus : Wat wilt gij ? Kind van God en Gods beeld gelijkvormig zijn, of wel zult ge den duivel tot uw vader nemen, diens kind worden en opgaan in zijn beeld?

Ieder veranderbaar wezen, en dat is een mensch, wordt ongemerkt altoos vervormd naar het beeld van het Hoogste waaraan hij zich overgeeft. Wat ons het Hoogste goed, ons Ideaal, ons het voorwerp van adoratie is, beheerscht ons, zal ons vormen, en onderwerpt ons aan zijn geest.

Is dit de bewegende oorzaak, waarom hij, die gelooft, den beelde Gods gelijkvormig en Gods lieve kind wordt, evenzoo ligt hierin de oorzaak dat wie in vloek en zonde verzinkt, innerlijk op den Booze gaat gelijken, en zinbeeldig kind van de slang, uitbroedsel van de adder wordt.

Een sterk sprekende uitdrukking, dat „adderg .broedsel", dat Jezus op zijn lippen niet terug hield, maar dat eerst in dit verband en in dezen samenhang wordt doorzien.

Eu ook dit beeld nam Jezus op uit het Oude Verbond.

„De goddeloozen, klaagde David reeds in Psalm 58, zijn vervreemd van de baarmoeder af, zij hebben vurig venijn als s/angmvemin; ze zijn als een doove adtier die haar ooren toestopt."

In dit beeld van s/ang en aMer voor wie innerlijk verdorven is, spreekt alzoo de diepe opvatting van de zonde; het beeld gaat tot op de erfzonde terug. „Vervreemd, zegt de psalmist, van de baarmoeder af', en Jezus noemt den goddelooze een uitbroedsel van een giftig wezen.

Het is geen scheldnaam, dat addergebroedsel, neen, het is een qualificatie van den verdorven mensch, een tentoonstelling van zijn innerlijk wezen, een tegenstelling tegen het Kindschap Gods, een brandn-.erk van de valsche nabootsing van het beeld Gods, een verklaring van waar het scherpe zielgif komt, een herinnering aaii wat in het Paradijs bij den val geschied is.

Waar iets op aarde onder menschen schittert dat rein en schoon is, dat nobel is en lief lijk en welluid^, daar draagt het altoos als merk en oorsprong de Goddelijke signatuur. Maar ook waar op aarde onder menschen iets gru welt dat onrein en gemeen, dat laag en wreed is en helsch klinkt, daar draagt het even vol standig zijn merk en oorsprong in de signa tuur van de slang.

De doove adder is alzoo de verdorven mensch, die zich de ooren toestopt om niet te hooren. Die zich de ooren toestopt, om niet door den klank uit den Hooge in zijn zondig bestaan gestoord te worden. De zondaar, die op zichzelf niet doof is, maar zich doof maakt, en alzoo den reddenden invloed die ook op hem nog werken kon, moedwillig en opzettelijk buiten sluit.

Het beeld is spoedig gevat.

De adder'is op den open weg iiiet zoo gevaarlijk; maar gevaarlijk wordt zij eerst recht, als zij in huis sluipt, en zich in kleine hoUigheden verbergt, om als 't donker wordt, uit te sluipen, te bijten, en met dien beet het gif uit de klier achter de voortanden in uw bloed te druppelen.

Vandaar dat de Psyllen of Belezers er op uit waren, om zulke geluiden te maken, dat de adder overdag uit zijn hol werd gelokt, opgevangen en vertreden. Er zijn ook wel Psyllen die allerlei kunsten met grootere slangen uitvoeren, en ze op de tonen van een doffe muziek dansen laten, maar daarvan is hier geen sprake. Met de kleine adder doet men zoo iets niet, wel met grootere slangen.

Neen, het belezen van een adder bestaat uitsluitend daarin, dat de Belezer met sissende schelle geluiden de adder bang maakt alsof een vijandig dier haar op 't spoor is, en haar zoo noopt uit haar hol te komen, en te vluchten.

En nu zegt 't verhaal, dat adders, die alzoo een-of meermalen uit haar hol gelokt en toch ontkomen waren, sluw genoeg zijn, om zich niet meer te laten verschalken; en dat heet dan zich doof houden, en zich de ooren toestoppen.

Overgebracht op den mensch beduidt dit alzoo, dat deze giftige en verzondigde personen, die telkens verwoesting, zedelijke verwoesting om zich heen aanrichten, ontdekt, aan d^kaak gesteld, en zoo schadeloos moeten gemaakt wor den. En dat dit aanvankelijk ook wel gelukt, maar dat ze gaandeweg zich ook hiertegen verharden. Het oor voor elk woord dat op de conscientie wil inwerken, toestoppen, en zoo zich doof, opzettelijk doof maken, om niet te hooren, niet ontrust te worden door het woord, door het geroep, door den klank van het Heilige, die hun boosheid nog ontmaskeren, en alzoo de doodelijke werking van hun beet nog keeren kon.

Nu doelt dit in eerste instantie zeer zeker op den diepverdorven mensch, die er voortdurend op uit is, om ook anderen met zijn gif aan te steken, en die met zijn gif zielen moordt.

Op zulke adders is David gestuit. Tegenover zulke naturen heeft Jezus zijn ontzettend woord geslingerd. En zulke instrumenten van zedelijke zielsvergiftiging zijn er nog.

Personen met wie niets meer is aan te vangen. Ellendelingen van wie Jezus uitriep, dat men de paarlen niet voor de zwijnen en het heilige niet voor de hondekens zou werpen

Hiertoe behooren nog niet de verleiders uit zwakheid. Dezen zijn nog met een ernstig woord tot staan te brengen. Deze hooren ten minste nog, en wie in den naam des Heeren hen poogt te beteren, slaagt er soms nog in.

Maar de moedwil der boosheid kan tenslotte tot zulk een hoogte stijgen, dat ze zich opzet telijk tegen elk heilig woord verhardt, er meê spot, en er de ziel geheel ontoegankelijk voor maakt.

Dan is er met die giftige en vergiftigende adders niets meer aan te vangen, en blijft alleen het gebed tot God, of Hij door zijn genade u en de uwen tegen hun giftigen beet en tegen hun boozen invloed beveiligen wil.

Maar al doelt het beeld van , de doove adder rechtstreeks op deze gansch verdorven personen, toch raakt het ook u.

Vergeet toch nooit, dat de kiem van het kwaad, dat bij zulke ellendigen met zoo ont zettende kracht zich ontwikkelde, nooit anders dan uit de erfzonde opkwam, en dat ook gij uit diezelfde erfzonde geheel diezelfde kiem in uw eigen hart ontvingt.

Nu is bij u die kiem, die booze kiem, in haar jammerlijke ontwikkeling gestuit. Gij ge looft. Zelfs is er een geheel andere kiem van geestelijk lev»n in uw hart ingedragen. Gij gelooft, gij kent een geloofsleven.

Maar is hiermede de booze kiem uit uw hart weg ? Gij weet beter; de afsterving van de zonde komt eerst in den dood, en tot op uw jongsten snik blijtt de i? vwonende zonde ook uw hart giftig werken, en kan, hoe ook meestal gestuit en onschadelijk gemaakt, toch soms nog zoo bitter in u doorwerken, dat ge het in uw tranen voor uw God beweent.

En zelfs buiten die ergerlijke afdwalingen grijpt in het leven der geloovigen veelal dit plaats, dat ze, hetzij een bepaalde boezemzonde, hetzij een aanlal kleine zonden, uit zwakheid aanhouden, er niet mee breken, ze niet zoo erg vinden, en er van jaar op jaar in voort leven, zonder dat hun conscientie er ernstig door verontrust wordt.

En dit nu zijn de zwaarste plagen die den bloei van de gemeente Gods tegenhouden.

Niet alleen toch dat zulke geloovigen zichzelf in hun geloofsontwikkeling tegenhouden, en in half duister gehuld blijven, maar, wat erger nog is, ze doen er zooveel kwaad meê voor anderen.

Alle zonde is gif."Kleine zonden evengoed als ergerlijke gruwelen. En daarom steekt alle zonde, klein of groot, aan. Gevolg van zoo slordig geestelijk leven is daarom, dat zulke personen zonde-verontschuldigend op heel hun omgeving werken. En niet weinige ouders, die in zichzelven slechts kleine zonden vergoe lijken, zijn er oorzaak van, dat de vergoelijking der zonde bij hun kind zich op erger zonden zette, en zoo hun zedelijkeu val na - zich sleepte.

Welnu, in dien zin zijn zulke slappe, slordige geloovigen aan een adder gelijk, die zich doof houdt en de ooren toestopt, en straks hun omgeving, zij het ook met zwakker gif, vergiftigen.

Immers, hoe ook geneigd, om, waar het erger zonden geldt, de macht van Gods Woord op hun conscientie te laten inwerken, pogen ze de bestraffing en de bestrijding die van Gods Woord tegen hun boezemzonde uitgaat, af te weren. In elk ander opzicht mag men hen vermanen. Bij alle andere zonden kennen ze berouw en zelfverwijt, en roepen ze God om vergiffenis aan.

Maar voor die boezemzonden, voor die kleine zonden maken ze een exceptie. Daarin willen ze niet gestoord, daarover willen ze niet bestraft zijn. Voorzooveel het die zonden be treft, daarin moet God en mensch hen ongestoord laten begaan. En voor elk woord, voor elk vermaan, voor eiken oproep, voor elke berisping die daartegen ingaat, stoppen ze het oor dicht.

Daarvoor willen ze de doove adder blijven.

En elke zegen, dien ze anders misschien door ijver voor de zake Gods brengen konden, wordt door de giftige werking van die boezemzonden in heel hun omgeving te niet gedaan.

Te niet gedaan bij een ieder.

En natuurlijk het meest bij wie anderen moet voorgaan, moet leiden, en Gods Woord moet prediken.

Bij den priester in het Huis des Heeren werkt de „doove adder" het noodlottigst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's

„De doove adder.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's