Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Eene oderbloeiende verbersching.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Eene oderbloeiende verbersching.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij had den mensch op ons hoofd doen rijden; v/ij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in eene overvloeiende verversching. Psalm 66 : 12.

In de wereld daarboven staat op het leven een geheel ander stempel gedrukt, dan hier op aarde. In dat rijk der heerlijkheid is geen zonde, en dus ook geen verlossing; geen ellende, en dus ook geen uitredding. Er kan alzoo niet zijn de overgang uit twijfel in geloof, uit zwakheid tot kracht, van leed tot vreugd, uit rouw tot de vertroosting. Kcttom, al wat door het enkele feit van zonde en ellende, in ons leven op aarde gedurige breking, verstoring, over gang, herstel en hooger verheffing brengt, is in het eeuwige leven buitengesloten.

Ook aan het paradijs was dit gestadig afwis selende vreemd, en toen de zonde in het paradijs drong, was het paradijs weg en trok de vloek door onze aardsche existentie.'

Volstrekt met, alsof in het paradijs de doodelijke verveling der eentonigheid zou hebben geheerscht, of ook in den hemel on; Gods troon ontstentenis van alle afwisseling een somber waas over het aanzijn der gezaligden zou doen trekken. Zonder eindelooze onderscheiding is er geen hooger leven denkbaar, en die rijkere levensontplooiing zal voor Gods troon eens alles te bovengaan en overtreffen, wat wij op aarde als hoogere levensontwikkeling gekend of in dichterlijke verbeelding gedroomd hebben.

Doch, naar den maatstaf van dit leven is he]^ leven hiernamaals niet af te meten. Het is ander soortig. .Het draagt een geheel ander karakter. Het gehoorzaamt aan geheel andere wet. Het boeit door gansch andere schoonheid, weelde en genieting. Maar jitist daarom blijft het voor ons een voorwerp van geloof en hoop, en leent het ich niet tot voorafschaduwing in dit leven. En al mogen beelden uit dit leven ook in de chrift gebezigd worden om er ons een indruk van te geven, toch voelt ieder dat het vet vol ergs en de onvermengde wijn van de bruiloft es Lams uitsluitend dienst doen, om de ge aarwording van feestvreugde te wekken, en in et minst niet om aan te duiden, waarin die eestvreugde zal bestaan.

Het is nog niet geopenbaard wat we zijn ullen. Genoeg dat we weten, hoe het een leven n eindelooze vreugd en heerlijkheid zal zijn. aar hoe die vreugd zich eens voor ons ontluiten zal, en in wat vorm ze voor ons zal opdagen, geeft het geloof aan zijn God over; n op dien Vader in de hemelen en Zijn Zoon ezus Christus trekt zich, in afwachting van die eerlijkheid, al het zielsverlangen van Gods inderen saam.

Hier op aarde daarentegen karakteriseert de onde, heel ons aanzijn en heel onze menscheijke existentie. En dat volstrekt niet enkel in ien zin, dat er rusteloos eiken dag en eiken acht zonde gepleegd wordt en dat deze zonde erwoesting aanricht, maar heel anders en meer og in deze beduidenis, dat de zonde ons enschelijk leven breekt, de stutten van dat leven gedurig ontzet en elkaar doet afwisselen, n den weg waarlangs dat leven zich beweegt, iet vlak voor u uit, maar rusteloos op en neer oet gaan; nu door de diepte, dan over de oogte, nu door het licht, dan door de donker eid, nu docr den lach, dan door het geween er treurenden gekenmerkt.

Dat er is lief en leed; dat er is vreugd en mart; dat er is een krachtig en gezond zijn en an weer in krankheid nederliggen; dat er is en geboren worden en een sterven; een dragen en doop en een uitdragen naar het graf; dat r is inzinking en opstanding; dat er is zielsverderving en belseering; dat er is verleiding en loking naar den Christus; kortom, dat heel ons enschelijk leven zich opbuigt en splijt in indelooze tegenstellingen, het komt alles uit et ééne allesbeheerschende feit van het be taan der zonde voort.

Staat het eenmaal voor u vast, dat er zonder zonde geen ellende, geen krankheid en geen dood op aarde zou zijn, dan is het de zonde ie haar stempel van breuke én van heeling op heel ons aardsche leven drukt, en zou het oogelijk interessant zijn, eens heel uw menschelijke existentie onder het gezichtspunt van deze breuke in beeld te brengen.

Zonder zonde geen rechters om recht te spreken, geen artsen om de kranken te genezen, geen bedienaren des Woords om Gods Woord te prediken, geen werk der barmhartigheid noch der ontferming, geen Kerke Gods op aarde.

Nu mag hieruit natuurlijk nooit worden afgeleid, dat zulk een in eindelooze schakeering en tegenstelling opgebroken en opgebarsten leven ons eigenlijk leven is. Het leven in heilige harmonie en ongebroken eenheid staat oneindig hooger, en zal eens blijken alleen onze ware, echte, waarlijk menschelijke existentie te zijn, gelijk ze dat nu reeds voor Gods engelen is.

Maar wel volgt er uit, dat ons leven hier op aarde een aldoor geslingerd, een aldoor schommelend, een aldoor op en neer gaand leven zijn moet; en dat uw leven hier op aarde rijker. interessanter en gewichtiger wordt, naarmate ge aan sterker slingeringen bloot zijt gesteld en het op en neer gaan in uw existentie sterker evenredigheden aanneemt.

Die slingeringen zijn in ons leven ongelijk. Bij den een veel moeilijker en aangrijpender dan bij den ander. Er zijn er die ternauwernood indoken en, omgekeerd, niet dan een zeer geringe verheffing in het leven kennen. Maar er zijn er anderen, die tot in den diepsten afgrond worden neeïgeploft, maar dan ook straks de zaligste wandelingen kunnen maken op de bergen van Gods heiligheid.

Een dier laatsten is gedurig in den psalmist aan het woord.

Vandaar eenerzijds dat roepen uit diepten van ellende en het klagen dat banden des doods en der hel zijn ziel verschrikken, maar dan ook anderzijds die jubel van uitredding en verlossing, uitloopend op dat dankbaar erkennen, dat God hem heeft uitgevoerd \XL ^e.n „zeer ove vloeiende verversching".

Die verversching beduidt krachtsvernieuwing. Een versch span voor den wagen beduidt een span, dat zoo uit de weide komt in de volheid van zijn kracht. Een versch corps troepen beteekent een slagorde, die nog niet aan den slag deelnam, maar optrekt in ongebroken kracht.

En zoo is er verversching, als ge opkomt uit een periode van doodelijke zielsafmatting, van machtelooze inzinking, van innerlijke ondermijning, en dat ge nu, vetjongd en vernieuwd in uw levenskracht, u door Gods genade aan u'.elven voelt teruggegeven, om, als had nimmer iets u gedeerd, in het volle besef van Gods genade, met vernieuwden moed den strijd van het leven tegen te gaan.

Die verversching kan daarom tweeërlei karakter dragen. Het kan zijn een verversching uit geestelijke inzinking, maar het kan ook zijn een verversching uit de inzinking van uw levenslot.

Ge kondt tot in het dal der schaduwe des doods zijn gekomen, en nu weer wandelen in het lieflijk licht van de zon die heel uw leven bestraalt.

De gedruktheid en benauwing, die verdriet, tegenspoed, berooving en lijden brengt, kan met centnersgewlcht op uw hart neerkomen, en het bijna verpletteren. Verreweg de meesten blijven daar vreemd aan. Ook zij drinken wel hun drinkbeker, maar aan verreweg de meesten wordt die drinkbeker van rouw en verdriet niet dan met mate toegereikt. Ze zouden ook geen zielskracht bezitten om meer te dragen. Maar er zijn ook steeds enkelen geweest, tegen wier borst de golven van het bittere lot rusteloos en zonder sparen zoo bijna meedoogenloos aansloegen, dat alleen de hun ingeschapen heldenatuur door Gods genade hen behoedde voor bezwijken.

Zulk een periode kan lang aanhouden, en vooral dat aanhouden van druk en lijden, is ïoo nameloos uitputtend en afmattend.

Maar als dan eindelijk dat lijden aflaat, en er zonnige dagen komen, en er komt vreugdeolie voor treurigheid, dan heeft God de Heere er niet zelden lust aan, zulk een drager van de Jobsgestalte met ongekende levensvreugde als te overdtuppelen, en dan is het van zijn lippen, dat met een kreet waar heel de ziel in meetrilt, de juichtoon opgaat: O, mijn God, Gij hebt mij uitgevoerd in een overvloeiende verversching.

Stillex, maar nog zaliger is het, als die overvloeiende verversching ons geestelijk overkomt.

Natuurlijk overkomt dit alleen aan den mensch die geestelijk bestaat, die innerlijk een geestelijk leven leidt en die dotsten kan naar zijn God, gelijk het hert dorst naar de water stroomen.

De duizenden, en nogmaals duizenden, die onbezorgd voortleven, zonder ooit de gemeenschap met God voor hun ziel te missen, staan hier geheel buiten.

Maar kent ge een geestelijk leven in uw ziel; weet gij wat het is, in Gods verborgen omgang te zijn ingeleid; en hebt ge geleerd om eiken morgen en eiken avond uw wezenlijke kracht te putten uit het zoeken en vinden van uw God; dan deelt voor u het leven zich in twee scherp contrasteerende soorten van dagen: dagen dat ge rijk in uw God, en nabij Hem levende, uw ziel in u van vreugde voelt opspringen, maar daarnaast en daartegenover die andere dagen, dat de hemel van koper schijnt, en ge op uzelven teruggeworpen, niets dan donkerheid en duisternis in u ontwaart, en als een verloren schaap u van uw God-vpelt afgedoold.

Dat kan een gevolg van begane zonden zijn, maar het kan ook zijn, dat God u opzettelijk door de duisternis leidt, om uw geloof te beproeven en u dieper inwendig te bewerken met ongeziene genade.

Zoo kunnen er dan dagen, en weken, ja soms maanden zijn, dat het aangezichte Gods voor u schuil gaat; dat geen ster doorbreekt aan den donkeren hemel uwer ziel; en ge, van uw God u verlaten voelend, treurt in u-zelven met een droefenisse die de wereld niet kent en niet. verstaat, maar die u zoo bitter door het hart snijdt.

Maar dit lijden is voor een tijd.

In de verlatenheid waart ge niet verlaten, maar was uw God u bewerkende met een genade, waarvan ge straks eerst de v»ucht kennen zoudt en genieten.

En zijn dan eindelijk, eindelijk, die dagen van geestelijke donkerheid aan hun einde toegekomen, en breekt het licht weer door, en komt uw God terug om zich in de volheid zijner genade aan u te openbaren, o, dan is het ook voor uw ziel ten overvloeiende verversching.

En dan ervaart ge het, bekent ge het, dat, zoo uw God u niet door deze diepte der verlatenheid gevoerd had, ge nimmer zulk een diepgaande vreugde in uw ziel zoudt ervaren hebben, als nu uw deel werd.

Alleen na u door deze diepte der donkerheid geleid te hebben, kon uw God u uitvoeren tot zoo overvloeiende verversching van heel uw innerlijk bestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

„Eene oderbloeiende verbersching.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's