Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Palestina.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Palestina.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Het hoog belang van de resultaten, tot dusver door de opgravingen in Palestina verkregen, is door ons voorgaande artikel reeds genoegzaam gebleken. Wel betroffen deze resultaten alleen de cultuur, en stonden zij niet rechtstreeks met hel religieuse vraag-

stuk in verband, maar ze toonden toch op twee punten, hoe ocjuist de praemissen zijn, waarvan de critiek uitgaat. Vooreerst bewezen ze, hoe averechtsch de voorstelling is, die de school van Kuenen-Wellhausenl zich vormde van den toestand in Kanaaa ten tijde van de aartsvaders en daarna. En ten tweede logenstraften zij de hypothese van Delitzsch, alsof Israel na zijn intocht in Kanaan geheel onder den invloed der Babylonische cultuur zou gekomen zijn.

Intusschen, van nog meer belang is, wa deze opgravingen ons leeren aangaande de re'ligieuse verhoudingen. Natuurlijk heeft men hierbij uiterst voorzichtig te zijn. De opgravingen zijn tot dusver geschied in Kanaanitische steden, die, al kwamen zij later onder Israel's heerschappij, toch te ver van het centrum verwijderd waren, om als exempel voor Israel's leven te kunnen gelden. Bovendien leert Gods Woord ons duidelijk genoeg, dat de afgodische neiging van het menschelijk hart onder Israël vóór de ballingschap nooit geheel is uitgeroeid, en vooral in het rijk der tien stammen degenen, die de knie vojr Baal niet hebben gebogen, steeds een uitzondering hebben gevormd. De voorstelling, alsof heel Israël een vroom volk was, dat alleen den waren God aanbad, is met de Schrift lijnrecht in strijd. Bij het meerendeel van het volk woekerde allerlei afgoderij in het geheim of in het openbaar voort, en heel de strijd der profeten heeft geen ander doel gehad, dan om dit afgodische wezen tegen te gaan, en Israël telkens weer terug . te roepen tot den God des verbonds. Terwijl hierbij in de derde plaats komt, dat de dienst van God onder Israël, voor zoover deze een uitwendig en symbolisch karakter ^iroeg, zich concentreerde in het heiligdom te Jeruzalem. Een beeld of gelijkenis van God te maken, was als een der ergste zon^ den aan Israël verboden. Er mocht slechts één altaar zijn, gelijk er maar één heilig' dom was. Voor zoover de opgravingen hier iets kunnen leeren, kan het resultaat dus alleen negatief zijn. Ze kunnen aantoonen hoe ook onder Israël ten deele nog de afgoderij nawerkte, maar aangaande den dienst van Jehova kunnen ze alleen doen zien, dat alle zinnelijke en uitwendige vereering ontbrak.

Dat resultaat hebben de opgravingen in Palestina nu metterdaad geleverd. De religie bij het volk bleef nog met veel afgoderij vermengd. De tallooze afgodsbeelden, ook in de Israëlitische periode gevonden, bewijzen dat genoegzaam. Maar ze nemen toch allengs af; de ergste misbruiken van de Kanaanitische volkeren, zoo als het dooden van de kinderen en het zoogenaamde bouwoffer, worden steeds zeldzamer. Enkele gewoonten van de Kanaanitische volkeren blijven nog in zwang; de zoogenaamde mazeba's of heilige steenzuilen — in onze vertaling niet geheel juist weergegeven door opgerichte beelden, daar ze geen beeldvorm hadden, maar eenvoudig een uit steen gehouwen zuil waren — komen in de Israëlitische periode nog even talrijk voor, gelijk ook de klachten der profeten dit aantoonen. Maar van een uitwendige zinnelijke vereering van Jehova is nog geen spoor gevonden.

Juist dat feit nu, dat allengs de afgoderij afneemt, dat zinnelijke vereering wijkt, toont, gelijk Prof Sellin opmerkt, „dat onder Israël een factor werkte, die wij niet met houweel en spade kunnen vatten, die slechts negatieve sporen heeft nagelaten; het is het allengs zich baan brekende geloof aan een God, die niet afgebeeld wil worden, die ook geen andere goden meer nevens zich heeft, die geen pronk, geen weelderige cultuur, geen uitheemschen invloed wil."

Voor de ware religie van Israël, konden deze opgravingen geen ander resultaat hebben. „Uitdrukkelijke en positieve bewijzen voor het onderhouden en werkzaam zijn van deze ware religie, heeft men tot nu toe niet gevonden en zal men ook nauwlijks ooit kunnen vinden, zegt Prof. Sellin terecht, want een God, die alleen geest is, die geen beelden duldt, die heiligheid en gerechtigheid, barmhartigheid en liefde wil, dien kan men niet grijpen; slechts negatief en vaag kan men de sporen van die religie constateeren." Maar wel hebben deze opgravingen een helder licht verspreid over de afgoderij der Kanaanieten, en getoond, dat het oordeel dat de Schrift over die afgoderij velt, ook waar ze onder Israël haar invloed nog telkens gevoelen deed, waarlijk niet met te donkere kleuren is geschilderd.

De afgoden, die de Schrift ons noemt, worden ook in de gevonden inscripties telkens vermeld; met name Baal of Bel en Astarte of Istar. Daarnevens werden ook nog door de Kanaanieten vereerd de Egyptische en Babylonische goden. Van enkele dezer afgoden zijn ook de beelden teruggevonden, inzonderheid van Astarte; van Baal daarentegen nog niet. Die afgodsbeelden zelf en vooral de zoogenaamde mazeba's of heilige zuilen toonen, hoe diep gezonken deze afgoderij was, en op wat schandelijke wijee deze Kanaanieten hun goden vereerden.

En naast die zinnelijke wellustige zijde van de Kanaanitische afgoderij springt niet minder in het oog de wreedheid, waarmede deze dienst plaats vond. Het ten offer brengen van kinderen, een gruwel waartegen de Schrift zoo toornt, was geen uitzondering maar regel. „Kinderoffers, zegt Prof. Sellin, moeten aan de orde van den dag geweest zijn. In een veld vond ik meer dan twintig kinderen in groote kruiken. De kinderen waren hoogstwaarschijnlijk allen geofferd, en wel niet door ze te slachten of te verbranden, maar door ze te doen stikken onder daarop geworpen aarde. Het positieve bewijs daarvoor leverde de vondst van Macalister in Gezer en de ontdekking van een aantal kinderlijken onder een tempel van Astarte, waarbij aan niets anders dan aan een offer kaa gedacht worden." OoS andere bewijzen voert hij aan, waaruit genoegzaam blijkt, hoe veelvuldig dit onmenschelijk offer onder de Kanaanieten was.

En dit was niet de eenige wreedheid waaraan de Kanaanieten zich bij hun afgoderij schuldig maakten. De gewoonte schijnt ook algemeen te zijn geweest om bij het bouwen van steden, burchten, tempels en zelfs van private huizen, het zoogenaamde bouwofïer te brengen. Als offergave aan den daemon of geest, onder wiens hoede de plaats stond, werd een mensch ten ofifer gebracht, en, hetzij dan na eerst gedood te zijn, of nog levend, in de muren of fundamenten ingemetseld. Bij het onderzoek van t de bouwvallen vindt men nog telkens de geraamten van deze bouwoffers terug Zelfs vond Macalister te Gezer een vrouw met een kind ingemetseld in den muur.

„Zoo heeft het Kanaanitische volk, schrijft Prof. Sellin, voor ons vleesch en bloed aangenomen; levendig en aanschouwelijk kunnen we ons zijn religie voorstellen; we zien dat de Bijbel haar ons volkomen juist geschilderd heeft, ja, ze is wellicht nog meer bevangen geweest in natuurdienst en bijgeloof dan het volgens de Schrift schijnt. Wij kunnen thans nog beter verstaan den kamp op leven en dood, dien Iraëls profeten tegen deze religie aangevangen hebben; van haar voert geen brug tot den God van Israël."

Het getuigenis van Prof. Sellin, die in Palestina zelf gearbeid heeft; die beter dan iemand anders op de hoogte is van hetgeen de opgravingen aan het licht hebben gebracht; bevestigt zoo volkomen wat de Schrift ons leert. Hij zelf erkent dan ook dat deze opgravingen, „eine der glanzendsten Apologieën des Alten Testaments bieten." Een apologie, die voor ons, di aan Gods Woord gelooven, zeker niet noodig is, maar die toch waarde heeft in den strijd die om de Schrift gestreden wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Palestina.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's