Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).

Hooggeachte Redactie !

Het zij mij vergund met bescheidenheid een enkel woord in het midden te brengen naar aanleiding van het rapport der deputaten in zake art. 13 der Dordtsche Kerkenorde.

Het is mij niet duidelijk hoe het bewuste artikel aldus kan worden verklaard, dat een predikant na b.v. - 2 jarigen dienst, eerlijk in (zijn) nooddruft zal (zijn) verzorgd" met een pensioen van 40 gulden per jaar, — en de

weduwe, wanneer de predikant na h.v. 2Jarigen dienst overlijdt, met een pensioen van 24 gulden.

Voorts spreekt het rapport van de mogelijkheid dat predikant of weduwe wellicht in staat zullen zijn om nog op een of andere wijze geheel of gedeeltelijk in hun onderhoud te voorzien. Nu kan ik mij dit van een predikant althans niet goed voorstellen. Geheel zijn opleiding is ingericht op den dienst des Evangelies, en dit is oorzaak dat hij zeker minder geschikt is voor een maatschappelijk beroep. Zou hij al geschikt zijn voor den arbeid bij de Pers b.v., dan ben ik toch overtuigd, dat in dien weg al heel weinig door hem zou kunnen worden bijgedragen in het onderhoud van zich en de zijnen. Onze Christelijke Pers is niet in staat een eenigszins beteekenende vergoeding te geven aan wie haar dienen.

Doch, afgezien daarvan, stel ik de vragen:

Zal een jeugdig predikant anders dan om zeer dringende redenen zijn emeritaat verzoeken? Zal hij niet veeleer, — gedrongen zoowel door liefde tot zijn arbeid, als in vele gevallen met het oog op de verzorging van zijn gezin — zoo lang mogelijk werkzaam blijven? En veronder stelt men, dat zulk een predikant, die zijn laatste kracht nog gaf aan zijn gemeente, straks in staat zal zijn, om b.v. „in sigaren" stad en land af te loopen, ten einde door eenige bijverdienste den nood der zijnen te lenigen? Geachte Re dactie, ik geloof niet, dat dit het geval zal zijn. Ik verwacht van geen enkelen predikant, dat hij lichtvaardig zijn dienst vaarwel zal zeggen!

De lezer verwacht hier zonder twijfel, nog iets meer van mij te hooren. Welnu, het gaat mij als hem: het is mij een pijnlijke gedachte, een leeraar der Gereformeerde kerken genoodzaakt te zien, om met de rest van zijn gebroken kracht te worstelen voor het dagelijksch brood. En mijn hart schrikt ervoor terug, dat, die buiten staan, tot ons zouden kunnen zeggen:

„Zie, gindsche weduwe is de weduwe van een „doleerenden (afgescheidefi)" dominé! De „fijnen hebben ze in een winkeltje gestopt". — Of: „Ze gaat uit bakeren, 'en zoo moet ze maar zien aan den kost te komen 1" — Dat men met leedwezen ook den hierboven geschilderden leeraar zal nawijzen als een „fijnen predikant", die door de „broeders feitelijk naakt aan den dijk is gezet!"

Naar mijn bescheiden opinie klinkt dit alles als een bespotting van de uitspraak der kerkenorde:

„Zoo het geschiedt dat eenige leeraars door ouderdom, ziekte of anderzins onbekwaam worden tot uitoefening huns Dienstes, zoo zullen zij nochthans desniettemin de eere en den naam eens Dienaars behouden, en van de kerken die zij gediend hebben, eerlijk in hunne nooddruft (gelijk ook de weduwen en weezen der Dienaren in 't gemeen) verzorgd worden. (Ik cursiveerde eenige woorden. R.B.)

Neen, geachte Redactie, — of Art. XIII der kerkenorde deugt niet, of het gegeven ontwerp deugt niet.

Hier moet iets anders, en iets beters op gevonden worden. Zulk een smaad kunnen de Gereformeerde kerken niet op zich nemen!

En nu spreke men niet van het uitzicht, in het Rapport geopend, dat de kerkeraden uit barmhartigheid het pensioen wel zullen verhoogen. Ik heb het beste vertrouwen, dat de kerkeraden overtuigd zullen zijn, dat 20 a 40 gulden per jaar voor een jongen hulpbehoevend geworden predikant „niet genoeg" zal zijn om van te leven. Aangenomen, dat de kerkeraad nu eens aan den bovenbedoelden predikant uit barmhartigheid het driedubbele of zelfs het vijfdubbele geeft van wat de regeling begeert, wat heeft dan nog die toelage van 120 a 200 gulden te beteekenen voor den lijdenden Dienaar en zijn gezin ? En toch zal zulk een kerkeraad naar de voorgestelde regeling geoordeeld, dan reeds wonderwel aan zijn roeping hebben voldaan.

En immers zijn zelfs bij de bestaande regeling de pensioenen reeds niet toereikend ! Neen ! — laten de kerken niet door aanneming van de aangeboden regeling den toestand verergeren of hopeloos maken voor de emeritipredikanten en de predikantsweduwen met hare weezen, die tot hiertoe reeds zoo menigmaal in ellende, ja zelfs groote ellende hebben verkeerd en vaak nog verkeeren!

Indien de leden van onze Gemeente beter bekend waren met den toestand, waarin reeds de tegenwoordige regeling menige predikantsfamilie laat, dan zouden ze ongetwijfeld gaarne bij de inzamelingen voor de verzorging van deze, nog iets dieper in den zak willen tasten dan tot hiertoe. En vast is mijn vertrouwen in mijn medebroeders en - zusters, dat ze, voor zoover het ligt aan hunne opoffering, niet den smaad willen laten komen over de Gemeente des Heeren, die door aanneming en uitvoering van de aangeboden regeling inzake Art. XIII der kerkenorde over haar zou worden gebracht.

Ik heb het bekende JElapport gelezen en herlezen, en mijn oogen en mijn hart weigerden te gelooven. En toch, — ik moest gelooven: het Rapport begeert, zwart op wit, de regeling, waarvan bovenstaande treurige dingen het noodzakelijk gevolg zouden zijn. Maar nu kon ik ook niet nalaten, een poging te doen tot voorkoming daarvan.

In het vertrouwen dan, hooggeachte Redactie, dat U mijn woorden een plaatsje zult willen geven in Uw geëerd blad, teeken ik mij. Met heilbede,

gaarne Uw dienstwillige

Den Haag 3 April 1905.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's