Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Laat ze door mij niet beschaamd worden”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Laat ze door mij niet beschaamd worden”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat ze door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o HEERE, HEERE der heirscharen; laat ze door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israels. Psalm 69 : 7.

Een eenzame schildwacht draagt in oorlogs tijd, op zijn vooruit geschoven post, een zware verantwoordelijkheid, want slaapt hij in of laat hij zich verschalken, dan kan heel 't. leger schade lijden. Maar juist die zware verantwoordelijkheid prikkelt dan ook zoozeer de veer kracht en verhoogt in die mate de waakzaamheid, dat in oorlogstijd, eenmaal op het slagveld, slag op slag, anders heel gewone burgers in helden worden omgetooverd.

Er ligt hierin iets wonders.

Neem diezelfde miliciens drie, vier maanden te voren, toen ze nog rustig in bun dageUjk schen arbeid waren, en ge vindt ze gemakzuchtig, bang zooals men zegt voor koud water, en bij het enkele zien van bloed huiverend. Maar opgeroepen, opnieuw gewapend, met den troep uitgetrokken en voor den vijand slaande, dan overvalt hun eerst wel een klein rillerig koortsje, doch dat na het eerste salvo-vuur over is; en dan ziet ge, hoe eerst zoo stille burgers plotseling in heel andere personen zijn omgezet, om hun leven niet meer geven, met het hoofd rechtovereind tusschen de voorbijsnorrende kogels staan, en na twee, drie weken vechtens, als oude geharde soldaten alles aandurven en voor niets teruggaan.

En bij de krijgsknechten des Heeren ging het juist evenzoo.

De discipelen van Jezus waten eenvoudige visschers en vergeten burgers geweest, en in alle steden en dorpen waren de eerste Christenen levenslang nooit anders dan „stillen in den lande, " die zelfs het openbare leven eer schuwden en meden, dan minden en zochten.

Maar nauwlijks zijn diezelfde stille personen tot Christus bekeerd, of ze treden op naar buiten, ze spreken en getuigen in steeds breeder kring, en valt men hen aan, dan verweren ze zich met een durf en een kracht, die nieicand achter die jonge mannen en vrouwen zou gezocht hebben. Zelfs gaat die verheffing van heel hnn existentie zoover, dat ze in het worstelperk niet voor de wilde dieren terugdeinzen, den matelaarsdood eer zoeken dan ontwijken, en tegenover hun rechters en beulen een heldennatuur openbaren, die nog in de herinnering verbaast.

Zoo was het in de eerste eeuw, en zoo kwam het telkens ook in later eeuwen uit, zoo dikwijls de strijd weer het ontzettend karakter van bloedige vervolging aannam. Zestien eeuwen later in de dagen der Reformatie zag men het evenzoo, en ons martelaarsboek getuigt van nieuwe heldenfeiten. En nu nog in onze dagen is er geen zendingsveld waarop vervolging uitbreekt, of het verhaal dat ons bereikt, toont, dat dezelfde geloofsmoed en bereidwilligheid om voor Jezus te sterven, nog even krachtdadig in de harten opwaakt.

En al zoudt ge, «• aan u zei ven denkend, allicht met zelfbeschaming u zelven aanklagen, dat toch gij daartoe niet in staat zoudt zijn, in de ure des gevaars zou dit vermoedelijk ook bij u heel anders uitkomen.

In de ure des gevaars vaart een dusver ongekende genade in den waarachtig geloovige, en wordt het lam een leeuw.

Leert nu de historie van eiken oorlog, dat eenmaal in den krijg, de stille in den lande een held wordt, 'en in de ure der vervolging de anders zich terugtrekkende geloovige zijn leven voor niets rekent, ja, schittert door moed en veerkracht, dan vraagt ge u toch af, vanwaar dit koiSt.

Genade alleen werkt het martelaarsschap, zeer zeker, maar als ge bij den Japanschen soldaat denzelfden heldenaard ziet opwaken, dan voelt ge toch, dat het wijzen op de genade hier de zaak niet uitput. Genade voorzeker, maar die genade moet dan toch iets in onze menschelijke natuur vinden, waarvan ze zich als instrument bedient; en dat iets is nu juist dat diep insnijdende besef van dure verantwoordelijkheid, dat in zulke oogenblikken van strijd en gevaar ieders conscientie aangrijpt.

Die eenzame schildwacht weet: „Als ik inslaap of niet oppas, kan de zaak van myn land verloren zijn! „En dat besef vertienvoudigt zijn kracht. Hij, de anders vergetene , en niet meetellende jonge man, voelt zich opeens een persoon van gewicht geworden. Hij voelt wat er aan zijn doen en laten hangt. Hij doorziet 't klaar, dat bij, wat er ook van kome, ja, al kost het hem zijn leven, zijn plicht heeft te doen. Hij weet, dat hij elk oogenblik door een schot vallen en de eeuwigheid in kan gaan. En dat alles te zaam maakt van hem opeens een heel ander man, wekt in hem^ een kracht op die dusver sluimerde, en geeft hem een doorzicht en een weten hoe te doen, als hem anders geheel vreemd was.

Het is deze menschelijke trek nu, die ook in de martelaren gewerkt heeft, en waarvan de genade zich als voertuig bediend heeft, om de martelaarskroon door alle eeuwen te doen schitteren.

Wondere geloofsklaarheid; verknochtheid van heel de ziel aan Jezus, alsof men hem voor zich zag; gevoel hoe laf bezwijken de zake Gods in het oog van den tegenstander te schande zou maken; ja, een besef alsof de eere van Christus en heel de toekomst van het Godsrijk aan zijn standhouden op dat oogenblik hing; aldus zijn de gewaarwordingen en de zielskrachten geweest, die den martelaarsgeest inbliezen.

Maar nu staat 't nog hooger, als diezelfde gewaarwordingen ons ook dan bezielen en ook dan ons leven richten, als in gewone dagen de eere Christi, en de zaak van het koninkrijk, en de naam van het volk des Heeren, tegenover de wederpartijders moet worden hoog gehouden.

En juist tegen dien eisch van het Christelijk leven wordt zoo gedachteloos en roekeloos keer op keer gezondigd, en, erger nog, gezondigd zonder dat men er weet of berouw van heeft.

Aan David hing óók de zake Gods. Niet alleen toen hij tegenover Goliath stond of de Edomieten versloeg, maar evenzoo in gewone dagen. En nu zijn er ook in Davids leven oogenblikken_ van onverklaarbare inzinking geweest, dat hij zijn God vergat en diep viel.

Maar wat kwam dan bij David dadelijk uit? Dit, dat hij dan niet enkel bad om vergeving en weer vrede bij zijn God zocht, maar dat steeds sterk bij hem de band aan zijn volk op den voorgrond trad, en dat hij verteerd werd door den angst, dat zijn volk, dat het volk en de zaak des Heeren, om zijn zonden lijden zou. Zoo heette het in Psalm 5r: „Doe Sion wel, laat om mijn zwaren val uw goedheid niet van zijne burgers wijken". En sterker nog in Psalm 69 : „Beschaam door mij de stille hope niet van hen die U, o Heer, verwachten". En verder: „Met mij verging hun hoop, o Israels God; mijn aanschijn is bedekt met schand' en spot; helaas, wat heb ik stof tot bitter klagen!" En dit besef, dit gevoel nu, dat ieder onzet in heel zijn leven en optreden, voor nu en voor het nageslacht, voor al 't volk, voor heel de zake Christi, voor de eere van 's Heeren naam verantwoordelijk staat, is een van de heerlijkste krachten, die de gemeente beveiligen, en ook u van zonde afhouden en tot bezielend geloofsbetoon bekwamen kan.

Let er maar eens op, hoe dit gevoel van verantwoordelijkheid voor heel den kring waartoe men behoort, bij kleine groepen veel sterker prikkelt dan bij groote groepen. Wie voor Je? us kiest, is van dat oogenblik af een persoon op wie gelet wordt.. Blijkt hij nu in belijdenis en wandel trouw en eerlijk te staan, dan gaat er een reuke van hem uit, die de eere van Christus verhoogt. Maar ook, blijkt 't omge keerd, en valt er op hem aan te merken, dan valt heel zijn omgeving over hem heen, niet om hem, maar om in hem de zaak des Heeren te verguizen.

En dat voelt hst volk, en daarom draagt het over de ontrouw der medebelijders zoo bitter harteleed.

En toch gaat het bijna als regel door, dat dezelfde personen, die in buitengewone toestanden, in oogenblikken van spanning en gevaar, wonderen van trouw doen, in gewone dagen vaak ergernis geven door hun ontromw, lafheid en onheilig bestaan.

Bevreemden kan dit niet.

Er is veel hooger zielskracht vereischt, om in het gewone leven, van jaar tot jaar, trouw te blijven, dan om die trouw te betoonen in een enkel hachlijk oogenblik, dat heel uw zielsleven spant.

Trouw en volharding in den stillen gang van plichtsbetrachting mist den prikkel van de hooge spanning der ziel, die de ure des gevaars juist met zich brengt. Hoog staan onze martelaren; maar er zijn vrouwen en. mannen, die in het gewone leven, zonder dat de wereld er van hoort, niet zelden veel edeler en hooger geestkracht ontwikkelen dan ooit een martelaar dit kon. Bij den martelaar is'l^et éen opkomen van heel het kapitaal van zijn geestkracht in één oogenblik; bij den in stilheid getrouwen belijder is het een, jaar in jaar uit, voeden van de bestendige kracht, die hem trouw aan zijn God en zijn volk doet blijven.

Tijden en jaren van stille rust zijn juist daarom voor het volk des Heeren zoo gevaarlijk. Rust roest, en ook de geloofskracht krimpt in die rustige dagen zoo vaak in. Ge houdt op voor het volk des Heeren te voelen, ge leeft uw eigen leven en rekent met de gevolgen voor de zaak des Heeren niet. Ge zijt krijgsman in vredesgarnizoen geworden, en kent daarom de hooge spanning van den eenzamen schildwacht niet meer.

En intusschen let de wereld op u en bespiedt u met arendsoogen, en eiken keer dat ge uitglijdt of u zwak aanstelt, geniet ze in uw onheilige machteloosheid, en dan is het 07n u dat de zaak des Heeren en de zaak van zijn volk gelasterd wordt.

En daarom is het zoo dringend noodzakelijk, dat het besef, het gevoel van medeverantwoordelijkheid voor den Naam des Heeren en voor de zaak van zijn volk, bij heel de gemeente voortdurend weer opgewekt en levendig wordt gehouden.

Want dit is nog niet het ergste, dat ge door uit te glijden de zaak des Heeren indiscrediet brengt, maar dat ge, hier niets voor gevoelend, zelfs de bede nooit naar uw lippen voelt dringen : Laat ze door mij niet beschaamd worden, o Heere, die U verwachten !

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

„Laat ze door mij niet beschaamd worden”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's