Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Seminarie of Staatsfaoulteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Seminarie of Staatsfaoulteit.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De op touw gezette actie tot herstel der theologische faculteit zondigt door eenzijdigheid. Ze ziet alleen het bederf, dat de theologie aantastte, en is blind voor de ontkerstening der overige wetenschappen. Reeds dat is een grief, die rechtmatig tegen deze actie kan worden ingebracht.

Laat men deze grief echter rusten, dan blijkt dat bij de vraag, hoe de theologie weer in haar eere hersteld kan worden, twee scherp belijnde stelsels tegenover elkander staan, die men kort zou kunnen aanduiden door Staatsfaculteit en Kerkelijk Seminarie. De groep van Dr. Hoedemaker en de Friesche Christelijk-Historischen wenscht het eerste. Prof. Valeton bepleit het tweede standpunt.

Nieuw is deze antithese niet. In den grond reikt ze terug tot de dagen der reformatie. De Roomsche kerk heeft steeds aan het seminarie de voorkeur gegeven. Niet alsof de Roomsche kerk daarom per se de theologische faculteit afkeurt; de historie leert het tegendeel, en de Roomsche universiteiten hebben bijna overal een theologische faculteit, die een integreerend deel van de organisatie der Universiteit uitmaakt. Verschillende dezer faculteiten, men denke slechts aan de Sorbonne te Parijs, hebben zelfs in de geschiedenis der Roomsche kerk een belangrijke rol gespeeld. Het seminaristische stelsel mag dus niet als het Roomsche worden voorgesteld. Maar wel is het waar, dat toen de reformatie doorbrak en de rnachtige stoot daartoe meest van de Universiteiten uitging, vooral door den invloed der Jezuïten de seminaristische idee op den voorgrond is gekomen. In die landen, waar de Overheid met de reformatie meeging en de landsuniversiteiten Protestantsch werden, bleef voor een Roomsche theologische faculteit geen plaats meer over aan de hoogeschool en moest de opleiding der priesters daarom wel in een kerkelijk seminarie geschieden. Maar dit was toch niet het eenige motief. Ook in Roomsche landen, waar de landshoogescholen Roomsch bleven, kwamen naast de theologische faculteiten overal de kerkelijke seminaria te staan. En het motief, dat daartoe drong, was wel in hoofdzaak, dat de kerk in zulk een seminarie meer rechtstreeks haar invloed kon doen gelden, terwijl de theologische faculteiten tegenover de kerk een vrijer standpunt innamen. In het seminarie was de kerk alleen baas, regelde zij geheel naar eigen inzicht öe studiën, was de benoeming en het ontslag der hoogleeraren alleen van haar afhankelijk, droeg de studie een meer practisch karakter, en werden de studenten rechtstreeks onder leiding der geestelijkheid gesteld, en van den omgang met de wereld afgesloten. Juist die beide elementen, strenger afsluiting van de wereld en sterker band aan de kerk, deden Rome aan de seminaristische opleiding de voorkeur geven.

De Protestantsche kerken hebben daarentegen, generaal genomen, van zulk een seminaristische opleiding niets willen weten. In die landen, waar de landshoogescholen Protestantsch-werden, sprak het wel van zelf, dat de theologische faculteit voor de opleiding der predikanten dienst deed. En zelfs dan wanneer die theologische faculteit gevaar voor de kerk opleverde door kettersche leeringen der professoren — men denke slechts aan Arminius te Leiden — hebben de Gereformeerden er toch nooit over gedacht, om tot de kerkelijke opleidingsscholen de toevlucht te nemen. Wel werd de eisch gesteld, dat de kerk op de theologische faculteiten invloed (.zou uitoefenen. Toezicht op het onderwijs; meezeggenschap bij benoeming en ontslag der hoogleeraren; vertegenwoordiging der kerk onder de curatoren der academie, dat waren de eischen, die de Dordtsche Synode stelde. Maar wanneer men het convent te Wezel uitzondert, dat, als geen Synodale vergadering, ook geen het minste kerkelijk gezag bezit — dan kan men gerust zeggen, dat op geen Synode onzer kerken en door geen theoloog van eenigen invloed ooit de seminaristische opleiding is aanbevolen of bepleit geworden.

En dit feit spreekt te sterker, omdat zelfs in die landen, waar de Overheid Roomsch bleef en de landshoogescholen voor de Protestanten onbereikbaar waren, zooals met name in Frankrijk het geval was, de. Gereformeerden toch nooit tot seminaria de toevlucht hebben genomen. Men zond zijn zonen naar Protestantsche universiteiten buitenslands, bij voorkeur naar Geneve en Neuchatel; men trachtte, zoodra de toestand het veroorloofde, zelf protestantsche universiteiten op te richten zooals te Sedan, te Saumur, te Montaiiban, te Nïmes enz., maar men dacht er zelfs niet aan om het Roomsche voorbeeld te volgen en in kerkelijke seminaria de aanstaande dienaren der kerk op te leiden. Natuurlijk mag dit niet daaraan worden toegeschreven, dat de idee van een kerkelijke opleidingsschool destijds nog onbekend was of niet helder genoeg tot het bewustzijn der kerken was doorgedrongen. Eer geldt het tegendeel. De groote opgang, dien de seminaria der Jezuïten maakten, en de uitnemende vruchten, die deze seminaria afwierpen voor de contra-reformatoire actie in de protestantsche landen, dwong onze vaderen wel tot ernstige overweging van de vraag, of het seminaristische stelsel ook voor onze kerken niet bruikbaar zou zijn. Maar voor die keuze staande, hebben ze eenparig en beslist, en zonder een oogenblik te aarzelen, voor de universitaire opleiding gekozen. En wat tot die keuze hen drong was zonder eenigen twijfel het echt Gereformeerde beginsel, dat de theologie niet uit het verband met de ^ndere wetenschappen mocht gelicht worden, maar als draagster van het licht der Goddelijke openbaring voor alle wetenschappen tot een zegen moest zijn.

Wel daarentegen vond de Roomsche seminaristische idee ingang bij de secten, die op protestantsch gebied zich ontwikkeld hebben. Dit geldt niet van de Doopsgezinden, die ten onrechte met dit beginsel gedoodverfd worden. De Doopsgezinden waren van huis uit tegen alle theologische opleiding. Hun vermaners of oefenaars moesten alleen door den Heiligen Geest geleerd worden. En voorzoover later bij de Doopsgezinde predikanten zich de behoefte gevoelen deed aan een meer wetenschappelijke opleiding, trachtten ze dat gemis aan te vullen door in de rechten of medicijnen te gaan studeeren. Het Doopsgezinde seminarie dagteekent dan ook eerst van de voorgaande eeuw. Maar wel hebben de Remonstranten onder de leiding van Episcopius, zoodra de publieke Hoogescholen voor hen gesloten waren, eèn seminarie te Amsterdam opgericht. Niet omdat ze principieel aan de seminaristische boven de universitaire opleiding de voorkeur gaven, maar omdat ze als secte geen kans zagen een eigen hoogeschool op te richten en daarom tot een seminarie wel de toevlucht moesten nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Seminarie of Staatsfaoulteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's