Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN LEVENSGESCHIEDENIS.

VIII.

EEN ONGEWENSCHTE BUURMAN.

Nog maar kort had onze schipper in den herberg vertoefd, toen hij zich zoo aangesterkt voelde, dat hij besloot, hoe eer hoe beter naar het vaderland terug te keeren. Van zijn vrouw vernam hij niets, van de heeren evenmin. Hij begreep er moest iets niet in orde zijn. Hoe eer hij vertrok hoe beter.

Hij begaf zich naar het dok, waar zijn schip gewoonlijk lag, doch het was er ditmaal niet. Daarop echter had hij gerekend, en hij besloot nu op het kantoor waarmee zijn patroons handel dreven, te vragen, of er kans was, dat het schip sp.oedig weer te Londen zou zijn. Dit viel echter tegen, 't Schip was juist vertrokken en zou zeker niet dan na 8 dagen, wellicht ook eerst later, te Londen komen.

De heeren echter, die verwonderd en verblijd waren, den schipper weer te zien, vroegen hern natuurlijk wat er toch gebeurd was. Hij deed hun 't verhaal en, toen hij ten slotte zei, dat hij hoe eer hoe liever naar Rotterdam wilde, was hun antwoord:

„Dat begrijpen we. Het treft bijzonder goed, dat er juist een schip daarheen gaat, waarop wij goederen hebben. Als ge wilt, kunt ge nog dezen middag mee. 't Schip gaat wel niet recht door, maar binnen een paar dagen kunt ge er toch zijn".

Toen Pouwels eenige uren later — 't was Augustus en heerlijk weer — op het dek van het Engelsche schip de „Borough" zat, in de blijde verwachting weldra zijn huisgenooten weer te zien, kwam in eens de gedachte bij hem op, die de psalmist uitspreekt, als hij zegt: Wat zal ik den Heere vergelden voor al Zijn weldadigheden. Ik ben, zoo sprak hij bij zich zelf, door mijn eigen schuld en dwaasheid zoo leelijk te pal gekomen, en alleen Gods genade is 't, dat ik er zelfs het leven niet hij heb ingeschoten. Hij heeft gemaakt, dat goede menschen mij vonden, en naar een plaats brachten waar ik behoorlijk kon verzorgd worden. Ook heeft hij mij de gezondheid hergeven, en 't nu zoo geleid dat ik alweer naar het vaderland kan terugkeeren. .

Maar nu, terwijl hij in stilte den Heere dankte, kwam ook een andere gedachte. Hij had meermalen vroeger de woorden der Schrift gelezen: Die God, in wiens hand uw leven en uw adem is, en bij wien al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt. En hij voelde, dat was ook op hem toepasselijk. Wat was er geworden van al de goede voornemens die hij had opgevat, nadat hij den zwarten dominee had gehoord? Hoe weinig was er van uitgevoerd. Hij moest het met schaamte bekennen en — hij deed het ook. De weldadigheid des Heeren had hem verootmoedigd, en hij beleed zijn schuld en bad om vergeving en om kracht voortaan den Heere te dienen, ook in al de drukte en het gewoel des levens.

Na een uur varens was het schip te Gravesend, waar men nog lading moest innemen, wat eenige uren ophield. Toen men weer verder gaan zou, was de wind gaan liggen; 't werd bladstil en. het groote, zwaar geladen vaartuig, kwam niet dan uiterst langzaam verder. Dat was voor onzen Pouwels een zware beproeving. Zijn hart brandde van verlangen om te Rott^ii^am te zijn, en nu kon het nog zoo lang duren. Hij had wel alles willen geven voor een flinken bries uit het zuid westen. Maar 't weinigje wind dat er nog was, kwam juist uit het oosten, dus uit den verkeerden hoek, voor wie naar den oostkant der Noordzee moest.

Voor een goed zeeman is niets vervelender dan een langzame vaart, 't Was dus begrijpelijk, dat onze kapitein, na eerst 't schip bekeken te hebben en met de opvarenden gepraat — 't waren er twaalf in 't geheel — niet beter wist te doen dan te kooi te gaan. Morgen, zoo hoopte hij, zal 't weer wel wat zijn veranderd. a zich zelf en de zijnen den Heere te hebben aanbevolen, sliep hij rustig in.

Eenige uren had onze kapitein geslapen, toen hij gewekt werd door het geluid van voetstappen boven zijn hoofd. Meenend dat het tijd was op te staan, wilde hij uit zijn hangmat springen, toen een blik op het uurwerk hem deed zien, dat het eerst , twee uur na middernacht was.

Intusschen scheen het boven steeds drukker te worden. Er moest iets bijzonders zijn, dacht Pouwels, en meteen sprong hij toch 't bed uit, kleedde zich aan en begaf zich naar het dek.

Daar vond hij reeds alle man, tot den scheepsjongen toe. Er heerschte groote beweging, en telkens zag men den kapitein door zijn kijker turen, of de matrozen in de verte uitzien, als zochten ze daar iets. En toen Pouwels vroeg wat er aan ds hand was, kreeg hij het kort bescheid:

„Een kaper, denkelijk, mijnheer!" Dat was geen aangename tijding. Er was in dien tijd oorlog tusschen Frankrijk en Engeland, en de Franschen hadden weer hun kapers in zee gebracht, die te Duinkerken thuis behoorden, en ook in onze geschiedenis lang niet onbekend zijn. Nu ruim drie eeuwen geleden, toen Duinkerken nog tot de Nederlanden behoorde, werd het door den bekenden hertog van Parma tot oorlogshaven ingericht, en kwamen van daar de kaperschepen, die onzen handel zooveel nadeel deden. Later toen de stad aan Frankrijk kwam, maakte Lodewijk XIV haar zeer sterk en werden de kapers de schrik der zee. Fel werd door ons en de Engelschen tegen hen gestreden, waarbij soms de manschappen der kapers, werden zij overwonnen, als zeeroovers behandeld en ter dood gebracht werden. Later dwongen de Engelschen de Franschen te beloven de oorlogshaven te slechten, doch 't is daar nooit ten volle toe gekomen. Het kapen bleef ook voortgaan, nog in de 18de eeuw, gelijk de koepvaarders tot hun schade ondervonden, als Frankrijk met het land waartoe zij behoorden, in oorlog was.

De kapers waren meest met wakkere zeelieden bemand die tevens het vechten uitnemend verstonden. Tegen dezulken, die daarbij goed bewapende vaartuigen hadden, was een koopvaardijschip natuurlijk niet bestand, 't Eenige wat zulk een schip doen kon, was pogen te ontvluchten. Dat ging echter niet gemakkelijk. Want de kaperschepen konden zich, daar zij geen lading in hadden, gemakkelijk voort bewegen en waren daarbij vlugge zeilers. Werd een schip door de vrijbuiters genomen, dan werden schip en lading voor goeden prijs verklaard en naar Duinkerken gevoerd. De opvarenden werden soms gevangen gehouden of ook wel ergens aan land gezet.

Ge begrijpt nu, dat onze oorlogschepen op zulke kapers jacht maakten, maar ook dat men op het Engelsche schip ver van gerust was, nu naar 't scheen, zulk een gevaarlijke vijand in aantocht was.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's