Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe koers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe koers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Het toenemend ongeloof en de verwildering der lagere volksklasse is in de eerste plaats te wijten aan de zorgeloosheid der Christelijke Kerk. Omdat de Kerk haar roeping niet begreep, daarom werd de bodem toebereid voor het zaad van het Socialisme. Een akker, die braak gelaten wordt, brengt van zelfdoornen en distelen voort. Devolksziel heeft leiding noodig. Ze is de vruchtbare moederschoot, waarin het zaad der gedachte moet worden geworpen. En waar de Christelijke Kerk verzuimde die hooge leiding aan het volk te geven, daar draagt zij zelf de schuld, dat het volk een willig oor leende aan de propaganda van het socialisme.

Reeds daarom getuigt het van zoo bedenkelijke kortzichtigheid, wanneer men niet in het ongeloof en niet in het socialisme, maar in de Roomsch-Katholieke Kerk den vijand ziet, waartegen in de eerste plaats front moet worden gemaakt. Niet alleen in onze Nederlandsche pers, maar tot zelfs in Zuid-Afrika wordt de val van ons Christelijk Ministerie toegeschreven aan het bondgenootschap met Rome, en gejubeld, dat nu het clericale gevaar is afgewend en Nederland zich weer zijn Protestantsche herkomst bewust is geworden. „Men houde, zoo schreef de Vereeniging, het Protestantsche beginsel maar hoog en zuiver, dan komt alles weer terecht. Och, dat die-heileeuw over geheel de wereld daagde."

Nu zal zeker niemand in ons goede land wanen, dat het optreden van het radicale Kabinet-de Meester een overwinning is van het zuivere Protestantsche beginsel. Men moet in Zuid-Afrika zitten om dergelijke bêtises te kunnen verkondigen. En we gelooven niet, dat onze geestverwanten in Transvaal of in de Kaapkolonie ook maar een oogenblik door zulk een valsche voorstelling zich zand in de oogen zullen laten strooien. Niet Roomsch of Protestantsch, maar Christelijk of onchristelijk was de tegenstelling die bij de voorgaande verkiezing besliste. En het „leve der paganisten", dat in de overwinningsroes weerklonk, toonde welk een geest de overwinnaars bezielde. Het was haat, onvervalschte haat tegen het christelijk regeeringsbeleid, die liberaal en socialist in die dagen saamverbond.

Maar ook al staat dit alles historisch vast, het valt niet te ontkennen, dat de coalitie met Rome bij een deel ook van ons christenvolk ons geen goed heeft gedaan. De oude papenhaat zit door de historie èn van ons volk èn van onze kerk er zoo diep in, dat de snaar van het „liever Turksch dan paapsch" slechts behoeft aangeroerd te worden, om terstond weerklank in de volksziel te vinden. Zelfs in het krampachtig zich vastklemmen aan de reeds lang veroordeelde zinsnede van Art. 36 der Confessie spreekt deze papenhaat zich uit. Men wil de Roomschen in ons land wel niet als pariah's behandelen en alle burgerlijke rechten hun ontzeggen; men denkt wel niet aan boete en gevangenisstraf voor een priester, die de Mis in stilte bedient. Maar toch zweeft, hoe vaag en nevelachtig dan ook, hun als ideaal een voorstelling voor oogen van een Protestantsche overheid, die de Roomsche afgoderij en valschen godsdienst op het publieke terrein tegenstaat, weert en uitroeit en aldus mede-arbeidt om het rijk van den Pauselijken Antichrist ten gronde te werpen. Rome is in hun oog de vijand. Het bondgenootschap met Rome was daarom voor hen een „noodzakelijk kwaad", dat onwillig en metinnerlijken weerzin werd gedragen. Ze zijn dankbaar, dat de coalitie thans „verbroken" is en werpen vriendelijke . lonkoogjes naar de conservatieve liberalen, om met hun hulp weer een „groot-protestantsche" partij in het leven te roepen.

Over dtnpolitieken kant van dit vraagstuk laten we ons hier niet uit. De antirevolutionaire partij schrijft in haar program, dat ze met elke partij een bondgenootschap kan aangaan op voet van vast akkoord. De opportuniteit van een dergelijk bondgenoot^ schap hangt af van allerlei politieke omstandigheden. Naarmate de stukken op het schaakbord staan, zal nu eens hulp bij de liberalen, dan weer bij de roomschen moeten gezocht worden. Van een onverbreekbaren huwelijksband is derhalve geen sprake. Dit zou noch door de Roomschen noch door ons worden gewenscht. En aan onze politieke leidslieden staat het te beoordeelen, of en hoe lang de huidige coalitie zal standhouden.

Voor ons heeft alleen de vraag belang, of samenwerking met de Roomschen op politiek terrein ons geestelijk schade kan doen. Schuilt in Rome ket gevaar, in Rome de vijand, die den geestelijken opbloei van ons volksleven bedreigt, dan mag de hulp van Rome niet worden aanvaard, evenmin als onze hulp haar mag worden geboden. Maar ook omgekeerd, dreigt het gevaar van socialistisehen kant, is het de geest des ongeloofs, die ons volk dreigt te verwoesten, dan houden Rome en Dordt op een tegenstelling te zijn en heeft al wat nog den naam van Christus belijdt, saam op te trekken tegen den Antichrist der Revolutie.

Zóó gesteld nu kan de vraag niet moeilijk te beantwoorden zijn.

Het'schrikbeeld, dat men uit de historie te voorschijn roept van de bange v/orsteling van ons volk tegen overheersching van het Roomsche Spanje en van het schrikkelijke lijden, dat onze martelaren ondergingen in de handen der Roomsche inquisitie, mag geen oogenblik onzen blik verwarren, waar we thans leven in geheel andere omstandig, heden. Het is niets dan een misbruik maken van onze historie, wanneer men den strijd onzer dagen beschouwen wil in het schelle licht van dat verleden. De tijden zijn veranderd en wij met hen.

Natuurlijk wordt hiermede niet bedoeld, dat de diepe klove, die ons van Rome scheidt, ook maar eenigszins overbrugd zou zijn. Tusschen Rome en ons ligt het bloed onzer martelaren, en al weten we uitnemend wel, dat niet al wat de Overheid toen misdreef, op rekening der Room.sche Kerk mag geschreven en dat Rome zelf in de practijk veel milder is geworden tegenover„ ketters", — de Roomsche Kerk heeft nog nooit erkend gedwaald te hebben, en al werd haar practijk milder, in theorie handhaaft ze nog altoos het Compellite eos ad intrare, dwingt ze om in te gaan. En dat is niet het eenige wat ons scheidt. Al mag de Roomsche Kerk sinds de dagen der Reformatie in menig opzicht een zedelijk hooger standpunt hebben ingenomen, wat haar dogma en haar cultus aangaat is zij op den we^, die naar onze overtuiging van de Schrift afvoert, met ijzeren consequentie voortgegaan. Elke poging om het principieele verschil, dat ons van Rome scheidt, te verzwakken, loopt op de nederlaag van het Protestantisme uit. Rome transigeert nooit; het geeft niets prijs, het eischt absolute en geheele onderwerping. Toenadering tot Rome — Engeland's staatskerk toont het — is alleen mogelijk doordat men ophoudt Protestantsch te zijn.

Bestond er dan ook eenig gevaar, hoe gering ook, dat het kroost van Calvijn in ons land onder den geestelijken invloed der Roomsche Kerk zou komen, dan zou strijd, onverzoenlijke en onverbiddelijke strijd, strijd op leven en dood plicht zijn. Politieke saamwerking zoii onder die omstandigheden ook door ons ten scherpste worden afgekeurd. Want liever droegen we al den smaad, waarmee een oppermachtig liberalisme ons christenvolk jarenlang heeft overladen, dan dat aan de gaafheid en zuiverheid van ons Calvinistische beginsel ook maar iets werd te kort gedaan.

Maar dat gevaar bestaat Gode zij dank ten onzent niet. Reeds herhaalde malen is er op gewezen, dat de Roomsche Kerk in ons land numeriek niet vooruit, maar achteruit gaat. Stond het vroeger drie vijfden tegen twee vijfden, thans wijst de statistiek uit, dat de Roomsche bevolking nauwelijks meer dan een derde telt. En evenmin kan er sprake van zijn, dat de Roomsche geest in onze protestantsche kringen aan invloed wint. Van heiligenbeelden in de kerken, van altaren en crucifixen, van priester-hiërarchie en schepselvergoding is ons Protestansche volksdeel nog altoos even afkeerig. Van al die teekenen, die het verval der Engelsche Staatskerk aanwijzen, valt bij ons geen spoor zelfs te bekennen. Eer is de antipathie tegen Roomsche superstitie zoo groot, dat zelfs wat op zich zelf goed en wenschelijk is, zooals het vroeg doopen der kinderen, bij de publieke opinie geoordeeld staat, zoodra het met de Roomsche praktijk ook maar een schijn van overeenkomst heeft. Het geuzenbloed vloeit nog onvervalscht ons door de aderen.

En eindelijk, ook de saam werking met de Roomschen op politiek gebied, kan kwalijk gezegd worden het Protestantsche karakter van onze natie te hebben verzwakt. De Roomschen zelf weten al te goed, dat tot dien prijs hun hulp door ons nooit zou worden gekocht. De beide coalitie-Kabinetten Mackay en Kuyper hebben dan ook geen stap gedaan, waardoor aan de speciale Roomsche wenschen tegemoet werd gekomen. Voor de vrijmaking van het onderwijs is gezorgd en dat dit ook onzen Roomschen landgenooten ten goede komt, is eenvoudig een quaestie van recht. Een Roomsch staatsburger mag niet bij een Protestantsche worden achtergesteld; dat verbiedt onze Grondwet. Dat ook bij de benoeming van hoogere en lagere regeerings-ambtenaren aan de Roomschen een evenredig aandeel is gegund, was eisch van billijkheid en kan alleen door hen worden veroordeeld, die terugkeer wenschen naar een Protestansche staatskerk, voor wier leden alleen de regeeringsposten beschikbaar zouden zijn. Bovendien elk politiek optreden tegen de Roomsche Kerk — de onzalige cultuurkamp in Duitschland heeft het geleerd — leidt alleen tot versterking der Roomsche Kerk en dwingt zelfs de Bismarck's tot een tocht naar Canossa. Alleen

met geestelijke wapenen kan de Roomsche Kerk worden wederstaan.

Wat recht en billijkheid eischen is dus geschied, maar verder ging ons coalitiekabinet niet. Hoezeer ook de roomsche bevolking wenscht, dat de Nederlandsche staat den Paus als wereldlijk vorst erkennen zal door het gezantschap bij het Vaticaan te herstellen, de gedachte zelfs aan de vervulling van dien wensch is bij onze coalitieministeries niet opgekomen. En de Roomschen, het moet tot hun eere gezegd, hebben nooit de overname van dit deel van hun program tot een conditio sine qu& non van saam werking gesteld. We noemden dit punt met opzet omdat daaruit wel het duidelijkst blijkt, hoe lasterlijk het zeggen is, dat de coalitie ons land aan Roomsche overheersching prijs gaf.

Maar ook afgezien van de eigenaardige omstandigheden in ons vaderland kan in het algemeen kwalijk gezegd worden, dat Rome politiek of kerkelijk het Protestantisme bedreigt met ondergang. De tijd, dat alle Pfotestantsche vorsten in Europa zich moesten vereenigen om het Roomsche gevaar te wederstaan, is reeds lang voorbij. In het Europeesch concert geven niet de Roomsche landen, Oostenrijk, Italië of Spanje den toon aan, maar de Protestantsche naties, Duitschland en Engeland, terwijl Frankrijk, de derde grootmacht van Europa, kwalijk meer als de trouwste dochter der Roomsche Kerk kan worden begroet, sinds de Roomsche Kerk nergens bitterder dan juist daar wordt vervolgd. Politiek is de invloed der Roomsche Kerk dus uiterst gering, maar ook geestelijk ging ze eer achter-dan vooruit. De machtige beweging der contra-reformatie, die door de Jezuïten geleid, voiksstreek na volksstreek voor het Protestantisme deed verloren gaan, kwam reeds lang tot stilstand. In Frankrijk is van priester-heerschappij geen sprake meer. In Italië, het roomsche land bij uitnemendheid, werd den Paus alle wereldlijke heerschappij ontnomen en voert het liberalisme den schepter. In Oostenrijk neemt de ios-van-Rome beweging toe. En wel staat hiertegenover de winste, dat het Centrum in Duitschland politiek aan invloed won en de Engelsche staatskerk al verder van het Protestantisme afglijdt; maar de politieke invloed van het Centrum in Duitschland gaat niet met uitbreiding der Roomsche Kerk gepaard en de Engelsche staatskerk representeert reeds lang niet meer wat het Engelsche volk denkt en voelt. Terwijl daarentegen Noord-Amerika, dat in zoo geloof!ijk korten tijd tot wereldmacht zich ontwikkelde en het oude Europa reeds in de schaduw dreigt te stellen, in hart en nieren een Protestantsche natie gebleven is.

Rome’s macht en invloed onderschatten we daarom niet. Wie Rome te licht telt, kwam steeds bedrogen uit. Overwonnen is Rome niet. Zelfs hebben de jongste Pausen de aloude Roomsche Kerk met nieuwe glorie omgeven. Maar die glorie dankten ze niet aan het Vaticaansche concilie of de verklaring van de onbevlekte ontvangenis van Maria of eenig ander specifiek Roomsch beginsel, maar daaraan, dat ze in het sociale vraagstuk met machtige hand ingrepen en voor de Christelijke beginselen, die heel de Christelijke Kerk belijdt, in de bresse zijn gesprongen.

Den strijd tegen Rome als overbodig opgeven, doen we daarom niet. Veeleer achten we, dat versterking van het zuivere Protestantsche beginsel broodnoodig is, zal Rome in de toekomst ons niet de loef afsteken. Maar de voorstelling, alsof Rome politiek en geestelijk de macht zou zijn, die het Protestantisme met den ondergang bedreigt, wraken we als onjuist en onwaar. Niet in Rome, maar in het ongeloof, in den geest der Revolutie schuilt het gevaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1905

De Heraut | 4 Pagina's

De nieuwe koers

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1905

De Heraut | 4 Pagina's