Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Niet één lid, maar vele leden”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Niet één lid, maar vele leden”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele leden. I Corinthe 12 : 14.

De zee, de stroom, de berg, of wat machtig verschijnsel uit de onbewerktuigde natuur ge ook nemen wilt, ge kunt 't „een lid" noemen, maar het is geen „lichaam; " de mier, de bij, de kapel, of wat ander wezentje ge uit de kleinere dierenwereld wilt nemen, het heeft niet „één lid, " maar „vele leden" en bezit daarom „een lichaam.”

Zee en stroom bestaan wel uit vele druppelen, maar die druppelen zijn geen „leden, " omdat ze alle gelijk zijn, en alle precies hetzelfde doen. „Vele leden" ontstaan eerst doordien ze verschillen, doordien ze elk een eigen roeping, en daarom elk een eigen kracht, een eigen werking hebben. De apostel wijst op oog en oor; men zou de vergelijking kunnen voortzetten, en op arm, hand, vinger, maag, lever, ingewand en zooveel meer kunnen wijzen; maar het hoofdonderscheid tusschen „een lid" en „een lichaam" blijft altoos 'tzelfde. , , Een lid" is een marmerblok, is een meer of vijver, is de electriciteit, en zoo zou men zich denken kunnen, dat we niets dan óf oog, öf oor, óf voet, óf hand waren, maar ook, al bestond ieder onzer uit duizend oogen, duizend ooren, er zouden dan wel vele „deelen, " maar nog nooit

„vele leden” zijn, en noch die massa oogen, | noch die massa ooren, zou ooit een „lichaam" 1 vcrmen.

Zal er „lichaam" wezen, dan moeten er „vele leden" zijn, die onderling verschillen, die elk voor zich een eigen beteekenis, roeping en be stemming; om daaraan te kunnen beantwoorden eigen gaven, krachten en werkingen moeten j hebben; en die bovendien zoo zijn saamgevoegd dat het ééne lid het andere helpt. De voet loopt met behulp van het oog de treden van de trap af, de hand bespeelt met behulp van het oor de toetsen van het orgel. En aldus is het in geheel ons lichaam. Het is een samen stel van onderscheidene leden met een eigen karakter, en die naar scheppingsordinantie op elkaar inwerken.

Juist met het oog hierop nu, noemt de apostel! de ge«amenlijke kinderen Gods „een lichaam.' Een lichaam, saamgesteld uit een overgroot aantal leden. Uit leden, die elk iets eigens heb ben, eigen aanleg, kracht, werking en bestemming. En leden, die in dit hun onderscheid er op aangelegd zijn, om op elkaar te werken. En die eenheid ontstaat daardoor, dat Christus het hoofd van dat lichaam is, en dat Hij als Hoofd den Geest in heel het lichaam, d.i. in al de leden, doet uitvloeien.

De onderscheidenheid van Gods kinderen is alzoo geen bijkomstig iets. Neen, ze is volstrekt wezenlijk. Alleen dank zij die onderscheidenheid, dank zij dit verschil in aanleg, gave, kracht, werking en bestemming, zijn er niet slechts vele deekn, maar „vele leden" en kan Christus het Hoofd en kunnen deze vele leden saam een lichaam zijn.

Wie al Gods kinderen eender wil maken, gaat alzoo rechtstreeks tegen één der wezenstrekken van het lichaam van Christus in.

De verscheidenheid en onderscheidenheid is hier door God gewild en bedoeld, en eerst waar deze ten volle uitkomt en doorwerkt, openbaart zich de «rijkdom van Christus."

De „onnaspeurlijke rijkdom" van geestelijk leven, die hierin ligt, kunnen we eeii enkel maal van verre vermoeden, maar nooit doorgronden.

Wat we daarentegen wel kunnen, is de hoofdlijnen nagaan, waarlangs deze reusachtige verscheidenheid zich ontwikkelt.

De apostel gaat zelf hierin voor.

Nagaande de bijzondere geestelijke gaven, die zich destijds in de gemeente openbaarden, sorteert hij ze, als we ons zoo mogen uitdrukken, in zekere groepen, waarvan de eene meer op de verheldering van het verstand, de andere meer op de redding uit nood, een derde meer op mystieke verheffing doelt. Tot de eerste groep rekent hij al wat „wijsheid, kennis en uitleg ging" brengt, tot de tweede „de gave der gezondmakingen en der krachten, " en tot de derde, „de profetie, de onderscheiding der geesten en het spreken in vreemde talen."

Doch zoo weinig zoekt de apostel het wezen uitsluitend in het buitengewone, dat hij aan het slot van i Cor. 12 schrijft: „IJvert naar de beste gaven, en er nu bijvoegt: „Ik wijs u e2n weg die nóg uitnemender is, " j om dan zijn lofpsalm der heiligste liefde in te zetten.

Nu vervalscht zeer zeker de Schrift, wie deze hymne der liefde van gewone menschen min verstaat. Zeer zeker is die hoogere uiting van liefde bedoeld, die alleen uit de werking van den Heiligen Geest in ons hart opkomt. Maar al geven we dit voetstoots toe, ontkend kan toch niet, dat deze hoogere liefde met den trek van toewijding, dien God ons inschiep, saamhangt, en er slechts een ver hoogde, veredelde, geheiligde uiting van is

Ook onze geestelijke gaven staan alxoo in samenhang en verband met onze natuurlijke gaven. Die natuurlijke gaven van verstand, ge voe), wilskracht enz. zijn onderscheiden. In den één staat nu het verstand op den voorgrond bij den ander heerscht meer het gevoel, de derde is meer man van de daad. Langs deze hoofdlijnen van onderscheiding bewegen zich de verschillen in karakter, aanleg en tem perament.

Niet dat ooit één dier drie ontbreken mag Waar of het verstand 6f het gevoel óf de wi geheel ontbreekt, is een krankheid aanwezig Maar ook waar alle drie deze factoren weiken loopen ze in graad van kracht sterk uitéén. En zoo is de één meer een denkend, de ander meer een gevoelend, de derde meer een handelend wezen. En het is dit drieledig grondverschil dat vanzelf ook in onze religie, ja tot in onzen verborgen omgang met God moet doorwerken.

Religie is. God lief hebben als 't eerste en groote gebod. Welnu, van die hoogste religie zegt de Christus zelf, dat ze is een onderscheidenlijk liefhebben. Een liefhebben met het verstand, met het hart en met onze inge schapen krachten. Juist dus weer dezelfde drie ledige hooidonderscheiding, die bij den apostel uitkomt.

Hoofd, hart en hand zijn en blijven de drie symbolen van de drie machtige richtingen van j menschelijke levensuiting, op elk gebied, en zoo ook op het gebied der religie. Ook de „verborgen omgang met God, " het „zijn nabij God, " moet zich dus langs deze drie hoofd lijnen bewegen. En de uitkomst toont dan ook dat er steeds in Christus' kerk geweest is een gevoelsrichting, een verstandsrichting en een i> ractische richting, 't schoonst waar ze in hatmo nie op elkaar werken, maar die toch geen van drie ooit geheel ontbreken mogen, of de waar achtige Godsdienst lijdt schade.

Wie naar aanleg meer verstandsmensch is, en alzoo gevaar loopt het gevoel te laten verstompen en op 't „werken" ai te geven, is diensvolgens, ter aankweeking van innerlijke harmonie in zijn wezen, gehouden juist zijn gevoel te verfijnen en zijn kracht ook in 't werk te beproeven.

Wie meer mystiek is aangelegd, heeft op zijn beurt toe te zien, dat hij zijn verstandelijke ontwikkeling in het heilige niet varen late, en zijn geestelijke kracht in het werk der toewijding oefene.

En wie noch een denker, noch een mystiek man is, maar den hartstocht van het doen kent, versta wel dat hij, om zijn innerlijk evenwicht niet te verliezen, juist op de verteedering van zijn gevoel en de verheldering van zijn denken bedacht heeft te zijn.

Een iegelijk, man of vrouw, volgt de hooger aandrift, die God in zijn aanleg schiep; alleen zoo herleeft de verscheidenheid, is er rijkdom van levensuiting, en wordt in de gemeente het evenwicht bewaard; maar als eenzijdige verheffing van verstand, gevoel of kracht tot doen, tot verlies van innerlijke harmonie leidt, dan komt allerlei ziekelijke richting in de ge meente op, en lijdt de verborgen omgang schade. Zoo sterk en scherp echter als ieders roeping moet gepredikt, om met heel zijn mensch zijn God te zoeken, even sterk en scherp moet protest aangeteekend tegen elk pogen, om op Gods verborgen omjang voor éen dier drie een zijdige richtingen beslag te leggen.

Vooral de mystiek zondigt hier.

Zij toch beeldt zich gedurig in, alsof de verborgen omgang met God alleen langs den gevoelsweg bereikbaar was en ziet maar al te vaak op den denker en den man van de daad neder, alsof bij dezen van geen zijn en leven nabij God sprake kon zijn.

En dit nu is een dwaalvoorstelling. Een dwaalvoorstelling, die leiden zou tot den waan, alsof alleen diegenen, die een zeer kalm, stil en vergeten leven leiden, nabij God konden wezen. De profeten hebben nooit dit stille leven gekend. De martelaren evenmin. En o.k niet mannen als Luther en Calvijn. Veeleer waren ze tot denken, endoen denken, geroepen; ge roepen tot worstelen en strijden. En niettemin zijn zij juist de mannen geweest, die de van ' God afgedoolde wereld weer naar hun God hebben teruggeroepen.

Verreweg de meeste kinderen Gods hebben een druk bezet, altoos bezig, een tot denken en handelen roepend leven. Een leven waarin de stille ure zeldzaamheid, de eenzaamheid hooge uitzondering is. En daarom moet wel verstaan, dat de diepe denker anders nabij zijn God leeft dan de stille gemoedsmensch; de man van de krachtige daad weer anders dan de denker of de mau van het warm gevoel.

Zoo oordeele dan niemand hierin den broeder, maar zoeke voor zichzelf den verborgen omgang met zijn God, langs dien weg en door die poorte, die voor hem het ruimst openstaat, maar versta tevens, dat God voor een ander een anderen weg kan ontsluiten en een andere poort kan opendoen.

Dat wil niet zeggen, dat het gevoel ooit geheel ontbreken kan, maar toch is het gevoel hier alleen bedoeld als de onmiddellijke aanraking van het diepst der ziel met het Heilige.

Het is dan ook opmerkelijk, dat toen Jezus sprak van God lief te hebben met heel zijn verstand, heel zijn hart en al zijn kracht, hij er bij voegde: en met heel de ziel.

Natuurlijk niet alsof de ziel iets naast verstand en hart ware, maar om aan te duiden, dat verstand, gevoel en kracht van doen slechts drie middelen zijn om met zijn God in aanraking te komen, en dat de eigenlijke aanraking voor den verborgen omgang plaats grijpt in het diepst van ons wezen, in de ziel zelve!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Niet één lid, maar vele leden”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's