Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SCHILDERIJEN.

Een reiziger bezocht eens een oud kasteel, waar een zaal was met zeer schoone schilderijen, die zelden of nooit iemand te zien kreeg. Hij had daartoe evenwel van den eigenaar verlof gekregen.

Toen nu echter de slotbewaarder hem in de zaal bracht, die in heel lang niet open was geweest, bespeurde hij, dat de fraaie schilderstukken kwalijk te bezichtigen waren. Op alle lag een laag stof en over vele hadden spinnen hun webben geweven.

„Dat is jammer, " sprak hij, „zoo gaat veel van het schoone verloren.”

„Ja, mijnheer, " antwoordde de bewaarder, „maar het is mijn schuld niet. Ik kan hier alleen komen als ik den sleutel krijg. Toch zal ik u wel helpen." Daarop nam hij een pluim, • stak dien op een stok en wischte stof en .spinnewebben weg. Toen kon de reiziger alles eerst recht goed zien, en het was bewonderenswaard. Het eene kunstwerk boeide hem nog meer dan het ander.

Toen hij nu later den eigenaar een brief schreef om hem te bedanken, kon hij niet nalaten ook te melden wat er gebeurd was, en voegde er bij:

„Toch gaf mij, wat ik vond een nutte les. De schoone schilderijen deden mij denken aan de heerlijke dingen, door God ons in Zija Woord ter zaligheid geopenbaard. De spinnewebben en het stof zijn de valsche overleggingen der menschen, de ieeringen die geboden van menschen zijn en de dwalingen en bedenkselen, waarmede zij ons verhinderen, klaarlijk te zien wat de Heere God wil. Doch als des Heeren Geest komt en het stof wegvaagt, dan wordt ons alles helder en klaar en zim wij al den lijkdom en de heerlijkheid, die den Heere heeft geopenbaard in het Woord der genade en der zaligheid.”

AAN VRAGERS.

Onze lezeres W. de L. is het niet duidelijk wat bedoeld wordt in Lev. 8 : 35, noch ook in Lev. 21 : 12. Zij doet echter tie vraag er bij, of deze verschillende plaatsen niet zien op dezelfde zaak.

In Lev. 8 : 35 en vroeger wordt gesproken tot Aaron en zijn zonen.

Ook zult gij uit de deur van de Tente der samenkomst zeven dagen niet uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen zal men uwe handen vullen. Gelijk als men op dezen dag gedaan heeft, heeft de Heere te doen geboden, om voor u verzoening te doen. Gij zult dan aan de deur van de Tente der samenkomst, dag en nacht, zeven dagen blijven, en zult de wacht des Heeren waarnemen, opdat gij niet stervet; want alzoo is het mij geboden.

Voorts staat in Lev. 21 : 12 van den Hoogepriester:

En uit het heiligdom, zal hij niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods niet ontbeilige; want de kroon der zalfolie zijns Gods is op hem. Ik ben de Heere.

In Lev. 8 wordt de wijding van Aaron en zijn zonen tot het priesterschap beschreven. Na die wijding werd er maaltijd gehouden. Deze wijding nu had zeven dagen lang, eiken dag weder plaats. Al die dagen moesten Aaron en zijn zonen „aan de deur van de tent der samenkomst, " d.i. in den voorhof blijven. Zij moesten al dien tijd niet met zaken van het gewone leven bezig zijn, „maar de wacht des Heeren waarnemen, " d. i. zich geheel aan den dienst wijden van Hem, die hen tot het priesterambt riep.

Lev. 21 : 12 ziet op geheel iets anders.

In dit hoofdstuK wordt gesproken van de priesters en den hoogepriester, hoe zij zich voor verontreiniging hadden te wachten.

Zoo mocht de hoogepriester als er eendoode in zijn familie was, toch niet uit rouw zijn kleederen scheuren, wat de Israëlieten in 't algemeen wèl mochten doen. Hij mocht ook geen lijken aanraken, al waren het die van zijn vader of zijn moeder. Want ook dat zou hem verontreinigen, daar hij de heiligheid des Heeren voorstelde.

Zoo ook mocht hij niet uit het heiligdom gaan (waar zijn eigenlijke taak te verrichten vie!) namelijk niet om aan een begrafenis deel te nemen of dergelijke, waardoor hij vandaar terugkomende, het heiligdom ontheiligen zou.

We zien dus, dat het woord „ontreinigen" een bijzondere beteekenis hier heeft, in betrekking tot den hoogepriester. Wat den priester (vs. 2) was veroorlooft, mocht hij toch niet doen. Tevens blijkt, dat niet bedoeld wordt, dat de hoogepiiester nooit uit het heiligdom mocht gaan, doch alleen dat hij dit niet mocht doen, als het zou geweest zijn voor handelingen, die hem onrein konden maken.

We hopen dat het onze lezeres nu duidelijk zal wezen, die er intusschen nog een vraag aan heeft toegevoegd, en wel wat bedoeld wordt met de „eeuwige tabernakelen", Lukas i6 : 9.

„Eeuwige tabernakelen" zijn eeuwige onvergankelijke woningen. Zij doen ons denken aan de vele woningen in het huis Zijns Vaders, van welke de Heere Jezus spreekt, en beduiden dan ook zeker niets anders. Eeuwig heeten deze woningen, omdat zij voor altijd zijn, en die ze beërven het eeuwige leven hebben. Het woord eeuwig beduidt alzoo niet altijd zonder begin en einde, maar ook eindeloos.

Een andere vraag betreft de bedoeling van twee dichtregels van Huyghens, uit zijn „Zeestraet." Zij luiden:

Met spijtiger geberght en naerder aan de Locht Dan daér den Africaan zijn leger over brocht.”

De dichter heeft het daar over het steeds verwaaicude duinzand en zegt, dat als men dat maar liet liggen, waar de wind het heen woei, de twee plaatsen, Den Haag en Scheveningen

reeds lang van elkaar zouden zijn gescheiden met (d. i. door) wat hij in het vers noemt.

„Een spijtig gebergt" is niet anders dan een gebergte, dat men met spijt of leedwezen liet. Zulk een zou tusschen Den Haag en Scheveningen zijn ontstaan.

Dit gebergte zou zijn „naerder aan de Locht" d. i. dichter bij da lucht, dus hooger dan het gebergte, waarover de Afrikaan zijn leger voerde.

Deze Afrikaan is Hannibal, de groote veldheer van Karthago, op de noordkust van Afrika. Hij voerde ruim twee eeuwen vóór Christus, in den Punischen oorlog een leger over de Alpen, om alzoo Rome aan te vallen.

Tot recht verstand zij hierbij gezegd, dat Huyghens veel moeite had gedaan om tusschen Den Haag en Scheveningen een weg aangelegd te krijgen. Ten slotte is het geschied.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 februari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 februari 1906

De Heraut | 4 Pagina's