Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Kuyper van Makkum Echrijft in de Friesche Kerkbode een niet onverdiende critiek op hen, die steeds den ouden tijd verheerlijken en blind zijn voor de zegeningen, die God in het heden schenkt:

Daar is in het leven een eigenaardig verschijnsel waar te nemen, een verschijnsel dat zich niet nu pas voordoet, maar dat zoo oud is als de wereld zelve. Wij bedoelen het feit dat oudere menschen zoo gaarne den svroegeren tijd" als beter prijzen.

Kom in een kring, waar menschen van ver schillenden leeftijd gevonden worden, en al vrij spoedig zult ge er een, bij wien het zilver reeds door de haren speelt, de opmerking hooren maken, dat het tegenwoordig zoo slecht is, dat de maat schappij steeds achteruit gaat, dat de toestanden al slimmer worden, maar dat het - vroeger zoo veel beter was, want toen was er veel meer ernst en degelijkheid.

Men kan bijna met wiskunstige zekerheid aangeven op welke toestanden zij, die alzoo het «voorheen" verheerlijken en het »thans" veroordeelen, het oog hebben. Allereerst wordt dan betoogd dat vroeger de jeugd veel meer onderdanig was, dat de kinderen gezeggelijker waren, kortom dat er vroeger niet zoo veel aanmerking viel te maken op het opkomend geslacht. En dan in de tweede plaats valt de kritiek op den arbeidenden stand in het algemeen, en op de dienstboden in het bijzonder. Zie, zoo zeggen de vrouwen dan, vroeger ja, toen waren er goede, trouwe dienstboden, niet pronkzuchtig, flink in het werk en een hart voor haar huis hebbende. Maar waar zijn ze tegenwoordig te zoeken ?

Een ieder die eenigszins meeleeft, en toeluistert bij de gewone gesprekken zal toegeven dat, zij het ook op onderscheidene wijze, en hier meer, daar minder, over het algemeen dit de klacht is: Vroeger was alles veel beter, tegenwoordig is het veel minder, zoowel met het opkomend geslacht, als met den arbeidenden stand.

Nu weten wij uit het boek de Prediker eene zeer treffende waarheid: er is niets nieuws onder de zon. Lat wil natuurlijk niet zeggen dat er nooit iets nieuw op de wereld is gekomen. Het zou al te dwaas zijn, dat ook maar een oogen blik te gelooven, want in de dagen van Salomo werd niei met een geweer of een kanon geschoten; thans wel. Onze vaderen reisden met een postwagen of met een trekschuit, thans reist men met stoombooten, electrische trams en spoortreinen. Vroeger had men kaarslicht of slechte lampen, tegenwoordig gas en electrisch licht. Zoo doorgaande zou men een reeks van zaken kunnen noemen en vragen; is dat niet nieuw ? En onmiddellijk antwoordt ieder: ja, dat was er vroeger niet, dat is later uitgevonden en ontdekt, dat is metterdaad iets nieuws onder de zon.

Wie het verband nagaat waarin die uitspraak »er is niets nieuws onder de zon" voorkomt, wordt spoedig gewaar waarop zij doelt. Lees Prediker 1:9, 10 en 11 in zijn geheel: Hetgeen dat er geweest is, datzelfde zal er zijn, en hetgene dat er gedaan is, datzelfde zal er gedaan worden; zoodat er niets nieuw is onder de zon. Is er eenig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: iet dat, het is nieuw ? Het is aireede geweest in de eeuwen, die vóór ons geweest zijn. Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, van deze zal ook geen gedachtenisse zijn bij degenen, die namaals wezen zullen.”

Dat alles nu heeft betrekking op wat er onder de zon geschiedt, het ziet op het gedrag der menschen, op het doen en laten van demenschenkinderen. En daarop ziende roept de Prediker uit: Het kromme kan niet recht gemaakt worden en het ontbrekende kan niet geteld worden. Wordt nu gelet op het gedrag der menschen, op de open baring van het leven, op het woelen van allerlei zonden en uitbreken van zoo velerlei ongerechtigheid, dan ja, er is niets nieuws onder de zon. En waant men dat het vroeger wel beter was, en tegenwoordig toch krommer en slechter, dan wijst de Prediker op de oorzaak van dien waan: i> er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen''. Hij voegt er aan toe dat die waan wel zal blijven standhouden, want uvan de navolgende dingen, die zijn zullen, van deze zal ook geen gedachtenisse zijn bij degenen, die namaals wezen zullen”.

De Prediker vestigt hier de aandacht op een eeuwenoud en algemeen verschijnsel, en nog heden ten dage kan men zich in iedere stad en in elk dorp en vlek van de waarheid van dit woord overtuigen, door te spreken met hen die slechts uitbundigen lof over hebben voor den «goeden ouden tijd", en achten dat van den tegenwoordigen tijd schier niets deugt.

Toch waarschuwt Gods Woord er voor. Lees slechts Prediker 7 : 10, waar een ernstige waarschuwing gegeven wordt: Zeg niet: at is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn dan dezen? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen." Blijkbaar wordt hier gedacht aan hen die zeggen : de vorige tijden zijn beter geweest, maar de Prediker vermaant aan die gedachte niet toe te geven, zegt zelfs scherp: Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen", en getuigt daarmede, dat zulk zeggen gebrek aan levenswijsheid verraadt.

Daar is niet? nieuw onder de zon. Dat is met name van toepassing op de lofzingers van vervlogen dagen, die voor het tegenwoordige slechts klaagliederen kunnen zingen. De Prediker van Jeruzalem kende hen, blijkens Pred. 7 : 10, en vermaande ze om wijzer te zijn. In de oude stad Rome stonden ze met name bekend als «laudator temporis acti". dat wil zeggen als verheerlijkers van het verledene.

Ook onze vaderen in de l6e en 17e eeuw kenden dat eigenaardig type onder de menschen, en hadden een niet onaardig vers voor hen, dat wel als eene berijming van de aangehaalde teksten uit de Prediker zou kunnen beschouwd worden:

Wat snoeft ge op den ouden tied. Wat praalt ge op vroeger dagen ? Van 't geen men nu aanschouwt Kon men ook toen gewagen. Dat heden wordt gepleegd. Is gisteren ook geschied! 't Was in verleden eeuw De gulden eeuwe niet.

Als men bedenkt dat dit een versje is uit den jare 1650, dan zegt het noemen van dit eene jaartal meer dan genoeg.

Hoe wij er toe kwamen, ditmaal eens op het feit te wijzen dat er niets nieuws is onder de zon, ook ten opzichte van hen die «snoeven op den ouden tijd en pralen op vroeger dagen ? ”

Men wil Bilderdijk gaan herdenken, en een Bilderdijk-feest staat georganiseerd te worden. Dat is voortreffelijk. Mannen als Bilderdijk zijn van God geschonken, en hun gedachtenis moet bij het nageslacht in dankbare herinnering bewaard worden. En zoo sloegen ook wij eens weer een blik in de werken van dien grootsten dichter van Nederland. Het geval wilde, dat ons in handen kwam zijn Toelichting op de «Bezwaren tegen den Geest der Eeuw" van Da Costa. Men weet dat de jeugdige Da Costa grooten naam maakte met dit bekend geschrift, dat de ongeloovigen van alle schakeering zijn jonkheid verachten, en dat toen Bilderdijk het voor zijn zoo veel belovenden discipel opnam door eene Toelichting op Da Costa's geschrift te schrijven.

Bilderdijk begint dan te schrijven: «Men heeft aan den heer Da Costa voorgeworpen, dat hij nog zeer jong, noch slechts zeven en twintig jaar oud was; even of dit tot de waarheid iets deed.... doch mij zal men tenminste ditzelfde niet voorwerpen, die thans een halve eeuw lang, om niet van vroeger te spreken, door mijne uitgegeven geschriften be kend ben, en wiens naam bij vijand en vriend thans in 't derde geslacht mijner tijdgenooten genoemd wordt." Da Costa was 27 jaar oud toen hij zijn «Bezwaren tegen den Geest der Eeuw" schreet. Men ontzegde hem het recht van spreken omdat hij te jong was. Nu, dan zal ik spreken, zeide Bilderdijk, ik ben 67 jaar, dus oud genoegd om met gezag te spreken, als het van den leeftijd afhangt.

Al verder lezende in Bilderdijlfs «Toelichting' trof ons op pag 24 deze ontboezeming: «Van de zich boven den middelstand verheffende lieden zal ik niet spreken ; ieder kan hun gedrag beoordeelen, en waar weelde, spel en dartelheid, overdaad (die nif t altijd overvloed aanduidt), en naijver in pracht en modezucht heerscht, zal het zeker nu ten tijde niets beter dan bevorens gesteld zijn, en toen was het het dagelijksch voorwerp der bestraffingen van den nog vrijmoedigen predikstoel.

Maar de middelklasse, de echte en achtenswaardige burgerstand, die den landaard uitmaakt; is daar nog de nijverheid, nog de trouw, nog de strenge eerlijkheid, nog de matigheid, nog de zucht voor hun beroep, en de loflijke eerzucht van dit eer aan te doen en daarin uit te munten, van mijnen tijd f ("Ik cursiveer!) Indien dat zoo is, vanwaar dan de slordigheid, in schier alle beroepen algemeen geworden; vanwaar de verslechting der waren; vanwaar 't achteruitgaan door verteeringen, door leefwijzen die te voren den vrij gegoeden Edelman alleen toebehoorden? Vanwaar dan de duurzame afwisselingen van danspartijen, concerten, komediën, plaizierreisjens, priés, en gezelschappen, die hun tijd, hnn zorg, hun geld, hun rust en hun welvaart wegnemen? Vanwaar dat de Traflkant en de Winkelier zijne kinderen niet in zijn beroep opbrengt, maar hun gouverneurs, gouvernantes, en de Fransche modische opvoeding geeft, die met hunnen stand onbestaanbaar is? Vanwaar, dat men aan de vruchten van kunstvlijt hunnen eisch niet geeft, onophoudelijk quid pro quo in de plaats stelt, om slechts in het oogenblik meerder te winnen? Vanwaar zooveel in hun beroep onkundige lieden, van fabrikanten tot handwerkslieden toe? Vanwaar de onverschilligheid voor beklanting of arbeid? Vanwaar maar genoeg? Is er iemand die zou durven beweeren, dat hij thans de eerlijke, de gemoedelijke, de streng-zed4ijke dienstboden aanwijzen kan, als bij onze grootouders jaren lang, zonder denkbeeld van veranderen, leefden, en die nog in mijne jonk heid bestonden. (Ik cursiveer!) Die een gruwel van een onwaarheid maakten en wier trouw onverwrikbaar was? ”

Meer schrijven wij hier niet af. Wij brengen slechts in herinnering dat het in het jaar 1823 was toen de 67 jarige Bilderdijk alzoo schreet en klaagde. Maar zooals bilderdijk in het begin der vorige eeuw klaagde, zoo klaagt thans in het begin dezer eeuw nog menigeen, die in den waan verkeert dat de vorige tijden beter waren; dat het in de verleden eeuw de gouden eeuw was. «In mijn tijd, " zegt Bilderdijk, «toen was de burgerstand vlijtig, degelijk en zumig, toen was er ambitie voor het vak, en lust in het werk '• Ligt er niet iets vermakelijks in, dat Vader Biderdijk klaagt over de tegenwoordige dienstboden en hemelhoog verheft de dienstboden «zooals ovaQ grootmoeders ze hadden", en zooals hij ze nog gekend had in zijne jonkheid!

Bilderdijk is waarlijk niet de eenige die in die «fout der eeuwen" is vervallen. Ze zijn er ook heden ten dage nog bij duizenden die de dagen van grootmoeder verheerlijken. Toen had men dienstboden die niet van «veranderen" hielden, die nooit logen, die niets braken, en nimmer brutaal waren! Zoo waren ze — o Bilderdijk! — «in mijn jonkheid". Laten we wijzer zijn. Daar staat geschreven: Zeg niet, wat is er dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen. (Pred. 7 : 10).

Zeker, daar is iels dat verandert. Wij veranderen zelven. Wij worden ouder, met het ouder worden ook wijzer, en al ouder en wijzer wordende, krijgen wij zelven allengs een anderen kijk op het leven en op de wereld. Daar is een spreekwoord dat zegt: Het verstand komt met de jaren, en daarin ligt veel waarheid, mits dat wij het, zelf erkennen dat wij ouder worden en dat wij dus zelf veranderen, in onze gedachten en beschouwingen.

De wijsheid ligt in het woord van Paulus: «toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overleidde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zoo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was. 1 Cor. 13 : II. Toen wij nog kind waren, hadden wij over personen, zaken en toestanden een kinderlijk oordeel. Worden wij ouder, dan wijzigt zich het oordeel en beoordeelen wij dezelfde zaken gansch anders. En dat weten wij doorgaans wel voor het heden, maar niet voor het verleden. Als wij grooter worden, dan weten wij zeer wel dat wij een gerijpt oordeel bezitten, maar wij vergeten te vaak dat wij, toen wij nog kinderen waren, als een kind gezind waren, en als een kind overleiden. En zie, dan vinden wij, dat in de dagen van grootvader en grootmoeder alles zoo best was, omdat de grootouders ons bedierven, nooit kwaad in ons zagen en dat vonden wij als kleine kinderen o zoo aangenaam. Daarom heeft de jeugd doorgaans zulke prettige herinneringen, zooals bij Bilderdijk het geval was, toen hij dacht aan de dienstboden van zijn grootmoeder, voor wie het liegen een gruwel was.

Laat ons wijzer zijn, ook door, als we ouder worden, het gerijpt oordeel van later dagen terug te brengen tot de herinneringen van onze jeugd. Dan vinden wij allereerst de zonde ook in onze eigen kindsche jaren terug, omdat wij toch in zonde ontvangen en geboren zijn. Dan geven wij ons niet over aan den leugenachtigen waan van een «brave jeugd', maar bidden met David:

Sla de zonde nimmer ga, Die mijn jonkheid heeft bedreven.

Dan gelooven wij niet dat onze voorvaderen zulke bovenstebeste menschen waren, aan wie niets mankeerde, maar dat ook zij kinderen van een zondigen Adam waren, die een kroost gewon naar zijn zondig beeld en bedorven gelijkenis, evenals wij het zijn. Dan hebben wij allen gezondigd en derven wij allen de heerlijkheid Gods, en dan is er voor ons allen éénzelfde weg des behouds in het bloed van Christus.

Wie d*t verstaat, de verdorvenheid van het ^ansche menschelijke geslacht, die droomt niet van een braaf ï/oorgeslacht en een zondig ««geslacht, maar spreekt van een zondig menschengeslacht van Adam af.

Wij hebben God op 't hoogst misdaan, Wij zijn van 't heilspoor afgegaan; Ja wij en onze vaadren tevens. (Ps. 106:4).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's