Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„ Och, dat Gij de hemelen scheurdet.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„ Och, dat Gij de hemelen scheurdet.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[HEMELVAART.]

Och dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van uw aangezichte vervloten. Jesaia 64: i

De dag van Hemelvaart is een Goddelijke gedenkdag I

Zoo heerlijk om onzen Heiland.

Het op deze aarde te volbrengen Verlossingswerk was dan nu volbracht. Niet alleen zijn dragen van de knechtsgestalte. Niet alleen de loop van den Man van Smarte. Niet alleen het ingaan in den eeuwigen Dood. Maar ook dat verkeer nog die veertig dagen lang op deze aarde, om zijn apostelen in te wijden in de heilige, reusachtige taak, die hun van nu af te wachten stond.

Ook die veertig dagen waren nogmaals een offer der liefde door Jezus gebracht.

Hem wenkte de heerlijkheid daarboven. Hem riep en lokte de plaats aan Gods rechterhand in de hemelen. Hem wachte de kroon.

Maar nog toefde hij. Nog bleef hij dagenlang in de sfeer dezer wereld Niet, omdat die sfeer der wereld hem aantrok. Integendeel, tusschen den verrezen Heiland en die nog in ellende verzonken wereld was alle band der gemeenschap afgesneden. Voor die wereld had hij opgehouden in haar midden te verkeeren. Van die wereld was hij afgestorven, en zijn Verrijzenis had hem niet aan die wereld, maar alleen aan den kring zijner heiligen teruggegeven.

Eer was dit nog toeven op deze aarde, die ! veertig dagen lang, voor hem iets tegennatuur

ks. Hij behoorde haar niet meer toe. Hij as aan haar en zij was aan hem vervreemd.

Ook al bleef hij nog in haar verkeeren, die wereld zou hem niet meer zien. Hij zou er nog zijn, maar buiten haar om. Hooiende niet meer aan haar, maar aan een hooger sfeer, waarin hij feitelijk door zijn opstanding was ingegaan.

Maar Jezus had zijn jongeren lief. Het aangrijpend scheiden van zijn jongeren in Gethsémané, het scheiden van Petrus in de Raadzaal, h«t scheiden van Johannes op Golgotha, kon niet het afscheid zijn. Niet de wereld, maar sij moesten hem na zijn Verrijzenis zien. Ze moesten in hun nieuwe verhouding tot hem worden ingewijd. Ze moesten, in zijn Verrijzenis zelve herboren, de apostolische zalving ontvangen. Ze moesten worden voorbereid op den overgang tot de nieuwe verhouding, als zij alleen op aarde en hun Meester in den hemel zou zijn.

En daartoe had Jezus ook dat laatste offer gebracht, om niet terstond na zijn opstanding, maar eerst weken daarna ten hemel op te varen, en al die dagen nog de heerlijkheid te derven die hem wachtte op Gods troon.

Maar duren kon dit niet. Het moest een einde nemen. Het was een heilige pauze in zijn verheerlijking, uit liefde aanvaard, maar die op het kortst moest saamgetrokken.

Het kon en mocht niet zijn al die dagen een voortdurend verkeer met de zijnen. Dan had het niet aan zijn doel beantwoord, dan zou het niet aan de scheiding die komen moest, ge wend hebben. En daarom niets dan een nu en dan verschijnen, om dan weer zich terug te trekken. Eerst veelvuldiger, daarna spaarzamer, en eindelijk de algeheele afbreking, om straks bij Damaskus en op Pathmos slechts voor een vluchtig oogenblik zich te openbaren.

En daar tusschen in ligt het finale afscheid.

De laatste ontmoeting op den Olijfberg, met Gethsemaiié aan den voet, breed daarachter Jerusalem, en achter Jerusalem Golgotha en de spelonk waaruit hij verrees.

Zijn laatste bevel had Jezus hun meegedeeld. Het oogenblik van scheiden stond nu zóó zóó te komen. En toen van den top van den Olijfberg verhief hij zich uit hun midden, en voer, dat ze 't zagen, al hooger op, tot de lichtwolk kwam en hem onderschepte, en engelen uit den lichtglans openbaar werden, die zijn jongeren 't laatste troostwoord toeriepen: „Van u gegaan, maar om eens weder te keeren. Eens wordt heel de wereld zijns !

Waar die hemelen zijn, waarheen Jezus opvoer, blijft ons een mysterie. We zoeken ze daarboven, en heel de Schrift zegt 't ons, en ons eigen hart geeft er een echo op, dat de hemelen der heerlijkheid zich boven ons welven.

Het is ons een ingeschapen zielsbehoefte, den troon onzes Gods niet om en bij ons, noch beneden ons, maar daarboven te zoeken. De hemelen zijn Gods troon en de aarde is de voetbank zijner voeten. Naar die hemelen zien we op, waarvan ons 't licht komt, waar Gods starren flonkeren in 't firmament, waarvan de regen tot ons nederdaalt en doorvochtigt de aarde en zegen om ons spreidt. Maar afmetingen gelden hier niet. De hemelen onzes Gods zijn niet van onze stoffelijkheid, rekenen niet met onze afstanden, zijn niet in de maat van het eindige begrepen.

Ze zullen zich eens voor ons ontsluiten waar wij het niet vermoedden, ze zullen niet zijn waar we gegist hadden. Maar in ongekende heerlijkheid zullen ze hun poorten voor ons openen. En het is tot die heerlijkheid dat Jezus, toen hij opvoer, is ingegaan.

Och, dai Gij de hemelen scheurdeti riep Jesaia in zijn zielsbeklemdheid uit, want opgevat in zijn diepsten zin, was < /«'ƒ onze ellende, dat onze wereld door haar zondig ontaarden van den hemel onzes Gods was afgesloten. Het heilige daarboven, het onheilige om ons heen en in ons eigen hart.

En dan telkens een opzien naar boven, naar den hemel die van koper scheen, en welks gesloten vensters en poorten nauwlijks onze gebeden doorlieten.

Op dien hemel waren.we aangelegd, voor dien hemel waren we bestemd, alleen een leven in gemeenschap met dien hemel kon aan onze existentie op deze aarde haar van God bestemden glans bijzetten.

Niet wij konden tot die hemelen opklimmen, om hun poorten te ontsluiten; en daarom, al wat ons restte was, om naar dien hemel op te zien, naar dien hemel te staren, en naar dien hemel te roepen en te smeeken, of onze God, of Hij, die't alleen kon, ons dien hemel scheuren en ons den toegang tot dien hemel weeront sluiten mocht.

En dat gebed nu is in Christus verhoord. Eerst doordat hij uit dien hemel nederdaalde, en toen doordat hij tot dien hemel opvoer.

Door dit laatste zelfs nog veel sterker dan door zijn nederdalen. Want, zeer zeker, toen Jezus op aarde vertoefde, was boven hem steeds een geopende hemel, en waren het de engelen Gods die opklommen en nederdaalden boven den Zoon des menschen. Maar toch, eerst door Jezus' hemelvaart is de gemeenschap tusschen hemel en aarde op breede schaal, duurzaam en blijvend, gevestigd.

Hij voer op, niet gelijk hij nederdaalde, maar in zichzelven opvoerende onze menschelijke natuur. Als de Zone Gods kwam hij tot ons, maar als de Zoon des menschen ging hij ten hemel binnen.

Zijn hemelvaart is geen afbreken van de gemeenschap met de zijnen, maar veeleer een vastleggen voor eeuwig van den band die hem aan zijn heiligen op aarde verbindt.

Wonderbaar wederzijdsch is zelfs die gemeenschap. Hij, ons Hoofd, en in hem ons leven bij God verborgen, maar ook omgekeerd, hij, onze Heiland, woning in de harten der zijnen makend en nabij hen met zijn majesteit, zijn genade en zijn Geest.

Geen oogenblik meer afbreking, veel min verbreking van den band die onze aarde aan den hemel verbindt, maar in het heilig mysterie een steeds voortgaande, levendige, heilige uitstraling van licht en glans, van kracht en mogendheid uit den Hooge naar ons, en daartegenover een in even heilig mysterie rusteloos opklimmen van ons geloof, onze liefde en onze hope naar den Troon der heerlijkheid.

Door op te varen naar den hemel is Jezus ons niet verder geworden, maar dichterbij gekomen.

Wat nu trilt en leeft en werkt is een gemeenschap tusschen den Koning der heerlijkheid en zijn heiligen op aarde, niet meer gebonden aan de opperzaal, niet meer beperkt tot een berg in Galilea, maar stralende heel deze wereld door, zoover er zielen zijn die hij verloste en toebracht, en die in smeeking naar hem uitgaan.

Het is nu een onzichtbaar, onwaarneembaar» maar niettemin krachtdadig en stelselmatio doorwerkend Goddelijk regiment, dat Christus als ons Hoofd over heel dit aardrijk tot gelding brengt.

In de woestijn toonde satan Jezus de Koninkrijken der wereld en spiegelde hem over die Koninkrijken een diabolisch regiment voor. Dat sloeg Jezus af, en voor wat hij toen afsloeg, ontving hij nu, als deiroon op zijn Verlossingswerk, het geestelijk en Goddelijk regiment over alle volken en natiën. Zoo voleindt hij over heel deze wereld, wonderbaar en majestueus, die langzame voorbereiding van geestes toestanden, die eens tot de voleinding leiden zullen, om alsdan zijn eeuwig Koninkrijk volkomenlijk op deze zelfde wereld, vanwaar hij opvoer, te vestigen.

Zoo zijn de hemelen gescheurd, zoo zijn de vensters en poorten des hemels ontsloten, om nooit meer gesloten, zelfs niet omsluierd te worden.

Wie nu nog voor een koperen hemel met zijn gebeden staat, heeft dit slechts aan zijn eigen ongeloof en zijn eigen ongeestelijkheid te wijten.

Maar voor hem, voor haar, die gelooft, zijn de hemelen geopend, en straalt uit dien geopenden hemel in de duisternis van deze wereld en in de duisternis van ons eigen hart, een zachte, zalige glans van licht, liefde en leven. En de ziel die er door gekoesterd wordt, heeft nu reeds „wandelingen daarboven" onder Gods heiligen, en ziet met een lach van vreugdfe op 't gelaat de ure naderen, dat ze, na hier den loop voleind te hebben, ook zelve tot die volle heerlijkheid zal ingaan.

De eerste Christenen voelden dat, en droegen daarom onder blijde jubelzangen, in witte kleederen, hun in Jezus ontslapen dooden, ten grave uit. .

Wij, op verderen afstand van den Olijfberg, volgen andere usantiën, zij 't maar nooit met minder vaste hope voor onze dierbare ontslapenen in 't hart.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„ Och, dat Gij de hemelen scheurdet.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's