Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Littooy zet in het Zeeuwsche Kerkblad de bespreking van de zoogenaamde leergeschillen in den verzoenenden geest der Utrechtsche Synode voort.

Na de recht vaardigmaking te hebben afgehandeld, spreekt hij thans over het infra-en supralapsarisme:

In ons vorig artikel heb ik trachten aan te toonen dat, naar de uitspraken der Gereformeerde Kerken ons leeren, in de quaestiën Uisschen de Gereformeerden de waarheid vaak in het midden ligt en dat wij daarom niet zoo spoedig een elkander uitsluitend standpunt moeten innemen. Dat deden de Gereformeerde Kerken in Synode vergaderd, voor en na, ook niet. Op de verleden jaar te Utrecht gehouden Synode namen tenslotte de afgevaardigden der Gereformeerde Kerken, de professoren niet uitgezonderd, het in 't midden gelegen standpunt in. Inzake het onderwerp, dat wij thans bespreken, eindigden zij, met uit te spreken, dat onze belijdenisschriften op den bodem der beneden-valdrij vers staan, doch met ook niet uit te sluiten de broederen, die, zooals Gomarus, zich op 't standpunt der boven-valdrij vers plaatsen. Thans wijs ik er op, dat de quaestie van bovenen benedenvaldrijvers, tenminste voor zoover ik door onderzoek ben te weten gekomen, vóór de Synode van 1618 en '19 onder de Gereformeerden niet heeft bestaan. Daaraan is het waarschijnlijk toe te schrijven, dat Calvijn in zijn godgeleerd boek (de Institutie), waarin hij over de verkiezing en verwerping schrijft, over het gevoelen van de boven-en beneden-valdrijvers niet spreekt. Doch al wordt dit tweeërlei gevoelen door hem niet uiteengezet, noch één van beide bestreden, het is evenwel, dankt mij, niet tegen te spreken, dat door hem in zijne omschrijving van de praedestinatie, het standpunt der boven-valdrijvers wordt ingenomen. Zijne definitie of omschrijving luidt, (3e boek, Cap. XXI) als volgt: »De praedestinatie is het eeuwig besluit Gods, waarbij Hij bij zichzelven verordineerd en bestemd heeft wat Hij wilde, dat van een iegelijk mensch worden zon." Stond Calvijn tegenover de Roomschen, die heel wat in den mensch stelden, Gomarus, die ruim een halve eeuw later op de Synode te Dordrecht sprak, stond tegenover Arminius en de Arminianen, die insgelijks aan 's menschen vrijen wil, in'hetgeen ter zaliging noodig is, zeer veel toeschreven, en daarom tot object, dat is tot voorwerp, der verkiezing maakte het voorgezien geloof.

Maar neen, niet het voorgezien geloof, dat, volgens hen, voor een deel aan den mensch zelven is dank te weten, maar de mensch is voorwerp der verkiezing. Het onderscheid tusschen de bovenen beneden-valdrijvers ligt alleen hierin, dat de eersten zeggen: , in het besluit Gods is dat de mensch^ terwijl de laatsten zeggen: in het besluit Gods is, dat de in zonde gevalle? t mensch. Volgens de laatsten gaat de val vooraf en de eerstea laten hem volgen, tot ten uitvoerlegging der praedestinatie.

Gomarus zegt in den geest van Calvijn: De praedestinatie des menschen ter zaligheid is het besluit Gods, om te geven de heerlijkheid en genade (die ter zaligheid genoegzaam is) en dezelve ook krachtelijk werkende aan zekere menschen, uit den ganschen menschelijken geslachte, naar Zijn allervrijst en waarlijk genadig welbehagen tot lof Zijner heerlijke genade (Ef. i : 6.) (Acta Nationalis).

Calvijn's strijd ging, gelijk hij zelf zegt, tegen vier partijen. »Is het — zoo schrijft hij in zijn 3e boek pag. 196 — dat nu de Pelagianen, of de ManicheSn of de wederdoopers, of de Epieureïsche mestvarkens (want wij hebben in dit stuk met vierderlei secten te doen) om zichzelven en de goddeloozen te verontschuldigen, ons voorwerpen de noodzakelijkheid, waarmee zij door Gods praedestinatie gedrongen en gebonden worden, zoo brengen zij niet met alles voort, dat tot de zaak dient.”

Naar de behoefte van zijnen tijd bestrijdt hij ten eerste de meening, dat de mensch tot zaligheid is uitverkoren om een voorgezien geloof of goede werken; ten tweede, gaat hij in tegen de meeningen der filosofen; ten derde, tegen de bewering, dat de praedestinatie zorgelooze en godde looze menschen maakt, en ook, dat zij God oorzaak Van den val en het verloren gaan der menschen doet zijn, en Hem het recht ontneemt om rechtvaardiglijk de zonde te straffen. Hij zegt: tiDe oorzaak van den wil van God, die van eeuwigheid besloot wie er zalig zou worden en wie verloren zou gaan, kennen wij niet. Ze behoort tot de verborgenheden Gods''. Tot haar te willen opklimmen, acht hij groote zonde. Hij wil dus, gelijk na hem Gomarus, blijven staan bij de leer dat de Heere den val heeft besloten, en ook wie er zal behouden worden en wie niet. Daarbij wil hij blijven staan omdat, zegt hij: De oorzaak van die wilsbepaling — wie wèl en wie niet is uitverkoren, ons niet is geopenbaard; daarom moeten wij hier staan blijven en in zijne Goddelijke vrijmacht eindigen. Dit staat echter ook bij hem, zoowel als bij Gomaris, vast, dat het behouden worden eenig en alleen gelegen is in Gods vrije, eeuwige liefde en dat het verloren gaan uitsluitend onze schuld is. God zal zich als de Heilige en Rechtvaardige openbaren en ons eigen geweten zal zeggen, dat bij den Heere de gerechtigheid en bij ons de zonde, de schuld en de beschaamdheid des aangezichts is.

Doch wat in orde voorgaat, de praedestinatie of de val des menschen, in het besluit Gods, daarover loopt het verschil tusschen de boven-en benedenvaldrijvers ; maar dit kan ook wel tot de verborgenheden Gods behooren.

Gomarus meende, en blijkbaar ook Calvijn, dat het er niet toe behoort.

De eerstgenoemde beweerde daarenboven, dat de RetBonstranten slechts afdoende bestreden en wederlegd konden worden van uit zijn standpunt; daarom is dat standpunt dat der boven-valdrijvers genoemd. Bogerman c. s. stonden de meening voor. dat de Remonstranten van uit hun standpunt, sinds dat der beneden-valdrijvers geheeten, evenzeer konden wederlegd en bestreden worden.

Bij verschil van meening hierover bleven zij, gelukkig één, elkander waardeerend en steunende tegenover de tegenstanders, de Remonstranten. Zóó behaalden zij de overwinning.

Wijl de Gereformeerden het daarin eens waren dat God niet de oorzaak van de zonde is, alsmede dat wij uit loutere genade, door Christus, zalig worden, werkte het meer officieel ontstaan van boven-en beneden-valdrijvers niet verontrustend.

De Synode zelve en de Gereformeerde Kerken bleven evenwel in hare belijdenisschritten de leer der beneden-valdrijvers huldigen en mitsdien belijden.

Daarvoor leveren we D. V. de volgende week de bewijzen

Voor deze artikelen, waaruit wijsheid en voorzichtigheid spreekt, danken we Ds. Littooy.

Slechts twee kantteekeningen veroorloven we ons.

Vooreerst is het niet geheel juist, dat de quaestie van het supra-en infralapsarisme vóór de Dordtsche Synode niet bestaan heeft. Ze kwam reeds op vóór de Arminiaansche twisten en heeft gedurende de remonstrantsche troebelen vooral bij de Arminianen opgeld gedaan.

En ten tweede kan ook niet gezegd worden, dat de Gereformeerde Kerken de leer der benedenvaldrijvers in hare belijdenisschriften bleven huldigen en mitsdien belijden. Met name de Westminsteische Confessie draagt veeleer een besUst supralapsarisch karakter.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's