Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

(PINKSTERFEEST).

En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jerusalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht nit de hoogte. Lukas 24 : 29.

Pinksteren is het feest van de kracht.

Van de kracht des Heiligen Geestes, Die Zelf niet maar 'n kracht, doch te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is.

Ook wij toch belijden in samenstemming met heel de Kerk van Christus, „dat de Heilige Geest van eeuwigheid van den Vader en den Zoon uitgaat; niet zijnde gemaakt, noch geschapen, noch ook geboren, maar alleen van beiden uitgaande; welke in orde is de derde Persoon der Drievuldigheid, éénszelvigen Wezens, , Majesteit en Heerlijkheid met den Vader en den Zoon; zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Heilige Schriften leeren." (Belijdenis des Geloofs Art. XI).

Maar omdat pinksteren, óns pinksteren is de blijde herinnering dat vervuld zijn de beloften van den Heiland aan de zijnen: ij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal (Handelingen I : 8); gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte (Lukas 24:49), daarom is pinksteren, óns pinksteren het feest van de kracht.

Wat is kracht}

Ook deze vraag is een van de vele, die 'n mensch gewoonlijk onaangenaam aandoen, omdat zij in hem wekken het onlust-gevoel zijner onwetendheid.

De meesten, de „velen", zetten zich echter over dat onlust-gevoel al spoedig heen, want te weten, te weten ook wat kracht is, kan ze niet schelen.

En tot die „velen", die er niets om geven te weten wat kracht is, behooren niet alleen de ongeleerden, maar ook tal van geleerden, die wetend dat er kracht is, zich alleen bezighouden met de krachten waarmee ze in hun vak hebben te maken, zonder zich te vermoeien met de vraag wat kracht is.

Maar daar zijn geweest, en daar zijn nog, die zich over hetonlustgevoel der onwetendheid niet hebben heengezet, omdat in hen was een sterke begeerte tot weten, al meer te weten, te weten ook wat kracht is.

En zij hebben, al nadenkend, achter dit vraagteeken hun antwoorden geplaatst.

Dat van een hunner, van een die al voor eeuwen leefde, was: „het beginsel der beweging of der verandering".

Een antwoord, zeker nog niet zoo heel onaannemelijk, al kan men nu ook juist niet zeggen, dat daarmee het raadsel voor goed is opgelost. Zooveel zal echter wel waar zijn, dat kracht, evenals wil, al is alle kracht daarom ook nog geen wil, het beginsel in den zin van „begin" is der beweging, der plaatsverandering, der verandering in het algemeen.

Verder moeten wij om eenigszins te verstaan wat „kracht" is, haar onderscheiden van „oorzaak.

Kracht toch is zeker niet hetzelfde als oorsaak, maar wel is/èrat^^ wat elke oorzaak moet hebben om te kunnen werken.

En eindelijk moeten wij „kracht" wèl onderscheiden van „mogelijkheid" of dat waartoe iets worden kan, maar wat het nog niet is.

Ook zoo nu weten wij nog wel niet wat kracht is, maar zal onze onwetendheid op het stuk van wat kracht is, toch eenigszins verminderen.

Dat er kracht is ziet de mensch uit haar werkingen, ook al heeft hij nooit nagedacht over de vraag: wèt kracht is.

Denk maar aan het land.

Een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van eenig ander gewas wordt in de aarde geworpen, en dan verandert het.

De graankorrel verandert in een aar. De korrel kan aar worden en zij wordt aar als zij in de aarde geworpen wordt. Want de aarde brengt vanzelve vrucht voort; eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar.

Wanneer die aarde, dat land kracht heeft. althans

Dat is de groeikracht.

Het beginsel der beweging, der verandeïing, dat uit de graankorrels doet ontstaan het toch zoo heel andere, dat wat zoo heel anders is; uit de korrels de hoog opschietende halmen, straks buigend onder den last van hun gevulde aren, gewiegd door den wind, gekoesterd door de zonneglanseri.

’t Is een wonder ding, dat veranderen van korrels in halmen, met hun aren en vrucht.

De mensch werpt het zaad in de aarde en hij slaapt en staat op, nacht en dag; en het zaad spruit uit en wordt lang, en de mensch weet zelf niet hoe.

Hij zegt, dat het de kracht is, die in de aarde zit.

Maar als hij dat nu zegt en nog veel meer zegt en dan van het organische en van de stofwisseling en van de cellen en van de celvorming gaat spreken, ook dan weet hij zelf niet hoe zulke kleine rondachtige harde graankorrels in lange wuivende halmen veranderen.

Het blijft nög altijd een mysterie.

Als de velden wit zijn.

Als het graanveld rijp is, als de vrucht zich voordoet, terstond zendt de mensch den sikkel daarin, omdat de oogst daar is.

En als dan de oogst binnen is, de garven in de schuren zijn, dan is er vreugde, dan is er het feest van den oogst. Want in dat graan zit het brood, het dagelijkschen brood.

Hoewel door de zonde verduisterd in het verstand, heeft de mensch toch altijd en overal verstaan, dat hij voor dien wasdom, dien groei van het graan, waaraan hij me zijn wil zoo weinig, zoo niets kan doen, dankbaar moet zijn.

Daarom was het oogstfeest ook een dankfeest.

Een feest van de kracht.

Bij de heidenen, die als nóg het kind, in iedere kracht een wil zien, — een tijd van blijheid waarin zij dankten de weldadige Aarde, die als een moeder uit haar schoot al maar voortbrengende, weer had willen voortbrengen het graan. En die weldoende Aarde dichtten zij zich met hun verbeelding als een god naar hiin beeld en hun gelijkenis. Düs dienend en eerend het schepsel boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid.

Zoo was het eens over heel de aarde met uitzondering van het land van Israël.

Ook Israël vierde jaarlijks zijn oogstfeest. Het feest van de kracht. Van de groeikracht.

Zijn „feest der weken", düs genoemd niet omdat het weken duurde, — het duurde maar éen dag, — maar omdat het zeven volle weken, nadat men begonnen was den sikkel in het koren te slaan, dus op den „vijftigsten" dag, — in het Grieksch Pentekostc, bij ons in „Pinksteren" verbasterd, — werd gevierd. Was op het zevendaagsche „(eest der ongezuurde brooden" dat volgde op den 14e Nisan, den dag aan welks avond het Pascha werd gehouden, een schoof uit de eerstelingen van den gersteoogst den HEERE in het heiligdom aangeboden, — juist vijftig dagen daarna werden twee brooden, elk van twee tiende meelbloem van de nieuwe tarwe, gezuurd gebakken, als eerstelingen den HEERE in het heiligdom aangeboden.

De aanbieding van den schoof gerstenaren op het feest der ongezuurde brooden en die van de beide tarwebrooden op den pinksterdag vormden dus het begin en het einde van den graanoogst.

En ook deze pinksterdag, deze dag der eerstelingen, dit feest der weken, was een dankfeest.

Na de ballingschap een der feesten, die vooral door buiten Judea wonende Joden druk werden bezocht, was Jeruzalem op dien dag een stad van blijheid.

Het werk stond stil, men ging op naar den tempel, waar na het gewone morgenoffer volgde het feestoffer. Een bloedig offer van bok en stieren, van ram en lammeren. Dan greep plaats de aanbieding der twee eerstelingsbrooden en nog eens werden dieren geofferd den HEERE.

Het was het feest van de kracht.

Van den wasdom, van de groeikracht.

Maar voor den Israëliet, althans voor het bewustzijn van den vromen Israëliet, was de kracht der aarde om uit de graankorrels te doen ontstaan de halmen met hun aren en vrucht, niet anders dan een aan die aarde door den HEERE verleende kracht.

Het is GOD, Die den wasdom geeft. (I Kor. 3 : 6).

Hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, maar het voorvalt, van tarwe of van eenig der andere granen; maar GOD geeft het een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. (I Korinthe 15:27 en 28).

Hij — de HEERE — doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst der menschen, doende het brood uit de aarde voortkomen; het brood dat het har| des menschen sterkt (Ps. 104:14 en 15).

Dat is wat leeft in het bewustzijn van den vrome in Israël en zi'''; jlt in de taal der ware, der echte vroomheid.

Van de „tweede oorzaken" opzien tot God, als aller oorzaken Oorzaak; en van de krachten, de vermogens in de tweede oorzaken opzien tot God, Die ze haar verleende, Wiens is de kracht.

Israels Pinksterdag, zijn feest der weken — het feest van de kracht omdat het is het oogstfeest, het feest van den wasdom, van de groeikracht. Maar ook deze kracht, ook dit vermogen in de aarde een kracht uit de hoogte, een kracht des AUerhoogsten en daarom dankte op den Pinksterdag Israël God den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

Het is zulk een Israëlitische pinksterdag, welke in het boek der HANDE­ LINGEN bedoeld wordt, wanneer daar in het tweede hoofdstuk wordt medegedeeld wat wij heden op den christelijken pinksterdag herdenken. Wordt medegedeeld het wezenlijke te midden van het bijkomstige. Het feit van den Pinksterdag : en zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, waarom zich dan groepeert het „eendrachtig bijeen zijn", het „geluid als t van een geweldigen gedrevenen wind"; de „tongen als van vuur"; het „spreken met andere talen"; „het getuigen van Jezus".

Nu moet men bij wat toen — waarschijnlijk in de opperzaal van 'n Jeruzalemsch huis, in welke opperzaal wij ons dan niet alleen de Apostelen maar, op grond van Handelingen i:13—14, omtrent honderd en twintig personen waaronder ook vrouwen hebben te denken — is gebeurd, wèl onderscheiden tusschen wat in het bericht daarvan woordelijk staat te Jc/en, en wat niet in woorden is uitgedrukt maar toch uit het bericht volgt.

Wat wij hiermede bedoelen is dit.

Tweeërlei was door den Heere Jezus aan de zijnen voorzegd.

Toen hij nog was in den staat der vernedering, op den avond voor zijn sterven, in die laatste gesprekken welke ons door den discipel welken hij lief had zijn bewaard, had hij onder meer gezegd: Ik zal den Vader bidden en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid, den Geest der Waarheid, welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar gij kent Hem want Hij zal bij ulieden zijn en zal in u zijn (Joh. 14:16 en 17)."

Toen hij reeds was in den staat der verhooging, na zijn opstanding, doch nog vóór zijn hemelvaart, op den avond van den dag zijner verrijzenis, had hij tot zijn tien discipelen gezegd: gelijkerwijs mij de Vader gezonden heeft, zend ik ook u."

En op dit woord volgde het teeken. Als hij dit gezegd had, blies Hij op hen. En na het teeken weer het woord : „Ontvangt den Heiligen Geest" (Joh. 20:22). En ook heeft hij toen gezegd: En ziet. Ik zende u de belofte mijns Vaders" (Lukas 24:49a).

„De belofte mijns Vaders, " — dat wat zijn Vader reeds door Israels profeten vroeger beloofd had. Joëls profetie van de uitgieting des Geestes (h 2 : 28) waaraan Petrus op den pinksterdag herinnert. Jesaja's voorzegging van het: k zal water gieten op de dorstigen en stroomen op het drooge; Ik zal Mijnen Geest op uw zaad gieten en Mijnen zegen op uw nakomelingen (h 44 : 2). Ezechiël's godswoorden van het: n Ik zal Mijnen Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijne inzettingen zult wandelen, en Mijne rechten zult doert (h 36:27); van het: n ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijnen Geest over het huis Israels zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere HEERE (h. 39:29).

Dit alles was deels voorzegging, deels werkelijke, maar nog voorloopige mededeeling van wat op onzen pinksterdag zijn volkomen vervulling zou krijgen in wat in het pinkster verhaal woordelijk staat te lezen: en zij werden alleen vervuld met den Heiligen Geest.

En op den blijden morgen van hemelvaart, op den berg der Olijven, als hij mèt de elven is, beval Jezus hun dat zij van Jerusalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij van mij gehoord hebt; want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. (Handelingen i:4 en 5).

De belofte mijns Vaders, die gij van mij gehoord hebt, — zegt op den blijden morgen van hemelvaart, op den berg der Olijven, nog vóór hq werd opgenomen, de Heere Jezus tot de elven. En met dat „die gij van mij gehoord hebf\ herinnert hij ze aan wat hij zelf ze vroeger van het geven van den Trooster, van de zending van den Geest gezegd had.

Maar naast deze voorzeggingen des Heeren Jezus, die in het: en zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, wat in het bericht van het pinksterfeest staat te lezen, hare volle en rijke vervulling kregen, loopt nu een andere reeks van voorzeggingen wier vervulling in dit bericht niet woordelijk staat te lezen, maar er toch uit volgt.

Toen de Heere Jezus reeds was in den staat zijner verhooging, heeft hij, na zijn opstanding, tot de zijnen gezegd: iet, Ik zende de belofte mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jerusalem, totdat gij zult aangedaan zijn met ira^^/uit de hoogte (Lukas 24:49); en aan den morgen van zijn hemelvaart, op den berg der Olijven, sprak hij tot hen: aar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult mijne getuigen zijn zoo te Jerusalem, als in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde (Handelingen i : 8).

En dat nu ook déze voorzeggingen op onzen pinksterdag zijn vervuld volgt uit dat in extase spreken in andere talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken, van de groote werken Gods; en uit dat te Jerusalem, den zetel van de Joodsche hiërarchie, getuigen van Jezus den Nazarener als een man van God, door de handen der onrechtdigen aan het kruis gehecht en gedood, maar door God opgewekt. Want zij, die daar in de opperzaal düs in verrukking spraken, waren geloovigen, wier geloof nog geen twee maanden geleden zoo jammerlijk was ingezonken, dat de eerste mare van Jezus' opstanding hun „ijdel geklap" leek; dat zij van hem spraken als van een die hun hope „dat hij was degene, die Israël verlossen zou", had teleurgesteld; dat zij niet wilden gelóoven vóórdat zij hadden gezien. En zij, die daar in de opperzaal düs getuigen van Jezus, zijn menschen, die nog geen twee maanden geleden, het kruis der versmading en der vervolging dat aan het in Jerusalem van Jezus getuigen verbonden was, zwakkelingen als zij toen waren, hebben laten liggen in stee van het op te nemen; hem alleen hebben gelaten in stee van trouw bij hem te blijven.

Immers in haar werking wordt de kracht openbaar.

En zoo wordt ook in deze taal der extase en in dat getuigen van Jezus openbaar, dat zij, toen, op den pinksterdag de Heilige Geest over hen gekomen was, hadden ontvangen kracht (Hand. 2:8); dat zij toen aangedaan zijn met kracht uit de hoogte (Lukas 24:49).

Zeker, gij moogt in uw denken God niet scheiden van Zijn kracht, en daarom ook niet den Heiligen Geest van Zijn kracht en van de kracht uit de hoogte.

Maar daarom moogt ^ in uw denken wèl onderscheiden.

En dat moogt en moet ge zelfs, omdat de Schrift er u in voorgaat.

In voorgaat, zoo in de twee plaatsen waar Jezus voorzegt van wat op den Pinksterdag zal gebeuren, (Lukas 24:49 en Hand. i:8) als ook in Lukas 1:35 waarin verhaald wordt hoe de engel Gabriel aan de Maagd Maria de „heilige ontvangenis" boodschapte in deze woorden: de Heilige Geest zal over u komen en de kracht des AUerhoogsten zal uw overschaduwen".

En daarom, al zijn de Heilige Geest en de kracht uit de hoogte niet te scheiden, maar slechts te onderscheiden, is pinksteren ons ook het feest van de kracht.

Van de kracht des Heiligen Geestes.

Deze kracht is de kracht der Kerk van Christus.

Wat toch haar, de gemeenschap der geloovigen, tot Kerk maakt, tot Huis des Heeren, is dat in haar woont, als de ziel in het lichaam, als God in Zijn Tempel, de Heilige Geest, die niet is te scheiden van Zijn kracht.

Daar zijn geschapen oorzaken, die niet kunnen, niet meer kunnen werken omdat er geen kracht meer in haar is; maar God Wiens de kracht is, in Wien een volheid is van krachten welke Hij uit niets dan uit Zichzelf heeft, kan altijd werken.

Het land wordt eindelijk uitgeput als men het niet voortdurend sterkt, en dan kan het' niet meer veranderen de graankorrels in de halmen; de mensch verzwakt, en wel zoo, dat hij eindelijk mat en moe met zijn hand in deze zijne wereld niets meer kan veranderen, niets meer kan werken; eens zelfs zullen zonnen verliezen hun kracht, worden uitgebluscht, niet meer lichten en verwarmen; heel deze wereld der dingen die men ziet, is tijdelijk, is vergankelijk, maar weet gij het niet ? hebt gij het niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt.' (Jesaja 40:28).

Zijn kracht vergaat nimmermeer.

Onze HEERE is groot en van vele kracht (Ps. 147:5).

En daarom, wijl de kracht der Kerk van Christus de kracht des Heiligen Geestes is Die in haar woont en de Heilige Geest met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is, — is de kracht der Kerk van Christus onvergankelijk.

Sedert haar geboorte op het Israëlitische pinksterfeest is zij aangedaan met kracht uit de hoogte.

„Aangedaan", gelijk 'n mensch wordt aangedaan, wordt aangetrokken een kleed, zoo ook is zij bekleed, is ook zij toegerust met de kracht uit de hoogte; ontving de gemeenschap van Jezus' geloovigen kracht, toen de Heilige Geest over haar kwam en zij tot Kerk werd. En ook harer is daarom op haar gang door de eeuwen de psalm des lofs: et is God, Die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijnen weg volkomen gemaakt (Ps. 18:33).

Zij is voortgegaan in deze hare kracht, getuigend van Jezus, zoo te Jerusalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het einde der aarde.

Zij heeft de oude wereld van gedaante doen veranderen.

Zij heeft de volkeren gekerstend door haar heiligen Doop; de zeden verzacht, de scheppingsordinantie van het monogame huwelijk hersteld, de vrouw haar plaats aan de zijde van den man hergeven; de onnatuurlijke ontucht teruggedrongen tot in haar schuilhoeken; de slavernij opgeheven ; zij heeft gekerstend de maatschappij en den staat, de wetenschap en de kunst; de wijsbegeerte.

Zij heeft dit alles gedaan niet zonder strijd.

Maar toch heeft zij overwonnen door de kracht die in haar is.

En zij zal door deze hare kracht weer overwinnen.

Ook thans, nu onder de gekerstende volkeren het heidendom weer opkwam.

Het heidendom weer opkwam in den wilden lust der onküischheid tot in dingen „schandelijk ook om te zeggen, " toe; in de verdrukking van de zwakken door de sterken; in de Indische afgoderijen, die thans als Theosophie, en in het aloude animisme dat thans als spiritisme, het religieuse bewustzijn vergiftigt; in het materialisme dat thans als sociaal-democratie met nog erger gevaar dan een wijziging van den eigendom aan stoffelijk goed, dat met het verlies harer geestelijke goederen de menschelijke samenleving bedreigt.

Zij, de Kerk van Christus, zal weer overwinnen de van Gods Woord geëmancipeerde wetenschap en wijsbegeerte; de niet door den Geest des HEEREN, maar doox-den geest uit de diepte bezielde kunst.

Zij, de Kerk van Christus.

Versta dit wèl.

Want niet aan een der vele Kerken waarin gedeeld en gebroken, meer of min zuiver, de Kerk in het zichtbare uitkomt, maar aan de eene, heilige, algemeene, christelijke Kerk; aan de gemeenschap der geloovigen, waarin de Heilige Geest als in Zijn uit levende steenen opgebouwden Tempel woont, zal deze overwinning zijn.

Want in haar is de kracht des Heiligen Geestes; zij is aangedaan met kracht uit de hoogte.

De zekerheid dezer overwinning is dan ook wat op het pinksterfeest, het feest van de kracht, hiar kracht, de Kerk van Christus bemoedigt in haar strijd tegen de wereld; met geesdrift vervult voor haar taak.

Voor zoover zij uitkomt in het zichtbare, is zij de, om de zonden harer kinderen van God, Die haar liefheeft geslagene; de door de wereld, die haar haat, vernederde en gebondene.

Maar tóch heeft zij kracht, is zij aangedaan met kracht uit de hoogte, en de gedachte aan deze hare kracht doet haar op het pinksterfeest in heilige verrukking spreken: aak op, waak op trek uw sterkte aan, o Zion! trek uwe sierlijke kleederen aan o Jerusalem! maak u los van de bandan van uwen hals, gij gevangene dochter Zions! (Jesaia 52:1 en 2).

Pinksteren^ het feest van de kracht.

Daarin ligt de kracht van het feest, de kracht der geestdrift, van het enthousiasme, van de extase.

Voor de Kerk, maar ook voor ü, indien gij van haar zijt een levend lid.

Indien zij is uw Moeder, die u gebaard heeft uit haar schoot.

U schonk het leven; haar leven, het geestelijk leven dat harer is, omdat in haar is het leven des Geestes.

En met dat leven uit den Geest, den Heiligen Geest, schonk zij u ook de kracht, de kracht uit de hoogte.

Ontvangen hebt ook gij in uw, door de zonde geestelijk doode ziel, de kracht, toen in de gemeenschap der geloovigen, in den schoot der Kerk, de Heilige Geest die in haar is, over u kwam; aangedaan zijt toen ook gij met kracht uit de hoogte.

Ëen onvergankelijke kracht.

Gredenk en bedenk dit op uw Pinksterfeest.

En in het u-weer-bewust worden van deze uwe kracht zult gij dan, wanneer de schuld van uw zonden u drukt; wanneer de moeiten en nooden des levens u zoo moe en zoo mat maken; wanneer gij gaat voelen, dat het aardsche huis dezes tabernakels weldra gebroken zal worden, de krachten des natuurlijken levens wijken — zult gij dan weer gelooven en in heilig enthousiasme en hooge extase tot uw ziel zeggen: at buigt gij u neder o, mijne ziel! en wat zijt gij onrustig in mij ? hoop op God, want ik zak Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts, en mijn God (Ps. 42:12).

Dat is de taal des geloofs, die opkomt uit de ziel welke aangedaan is met kracht uit de hoogte.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's