Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De genade van den heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des heiligen Geestes zij met u allen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De genade van den heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des heiligen Geestes zij met u allen.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De genade van den Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. 2 Cor. 13; 13.

De apostel, van wiens hand ons de rijkste schriftelijke nalatenschap toekwam, placht zijn brieven te openen en te sluiten met een zegenbede.

De zegenbede waarmede hij opende, was bijna altoos: „Genade en vrede zij u van God onzen Vader en van den Heere Jezus Christus", en de bede waarmee hij sloot, luidde meestal: „De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen".

Slechts bij uitzondering week Faulus ten besluite van zijn tweeden brief aan de kerk van Corinthe hiervan in zooverre af, dat .hij voor ditmaal zijn bede uitbreidde, en baar toebad: „De genade van den Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap van den Heiligen Geest, zij met u allen". Een slotbede daarom zoo bij uitstek merkwaardig, omdat de Kerk van Christus haar bijna allerwegen als den apostolischen zegen ten besluite van de samenkomst der geloovigen in zwang bracht. Millioenen en nogmaals millioenen malen zijn deze heilige woorden, zoo rijk aan inhoud en zoo teeder van strekking, na Paulus' verscheiden, herhaald, en nog steeds is het onder den indruk van deze woorden, dat deGemeeateGods van de plaatse des gebeds huiswaarts keert.

Nu kan men in de gewoonte van Faulus om met zulk een zegenbede zijn brieven te openen en te sluiten, nawerking van Oostersche wijze van doen zien, en er op dien gronl niets dan een phrase in zien, niets dan een beleefdheidsformule, die als zoodanig van alle geestelijke beteekenis ontbloot is, althans voor ons; maar is dit niet nameloos oppervlakkig?

Het is zoo, de Oosterlingen hadden van ouds, en hebben nog steeds, de gewoonte om bij ontmoeting en afscheid elkander met tamelijk breede formule te begroeten en te laten gaan, en het is ook waar, dat deze begroeting en

dit afscheid veelal neerkomt op toebidding van heil van boven.

Maar hoe volgt hieruit, dat zulk een toebidding slechts een nietszeggende phrase zou zijn ? Of is niet heel de Schrift door, hetzelfde gebruik in toepassing? Verscheen de Heere niet zelfs na zijn opstanding aan zijn jongeren met de zegenbede: Vrede zij ulieden! En voorts, is niet juist door het constante gebruik in de apostolische geschriften, dit aloud gebruik al» een wezenlijk integreerend deel in het onderling Christelijk verkeer opgenon en? Opgenomen niet alleen in de kerk van het Oosten, maar overgedragen naar de kerk van het Westen, en ook daar, door het gebruik van straks twintig eeuwen, geheiligd?

En als nu bovendien, zoo b.v. in Jacob's zegening van zijn zonen, zelfs de profetische openbaring zich van deze zegen toebidding bediend heeft, om een lichtstraal over de toekomst te werpen, is het dan niet ondiep en onnadenkend, in zulk een toebidding van den zegen Gods niets dan woorden en klanken te zien, en er alle wezenlijke beteekenis aan te ontzeggen?

Tegen den zegen staat over de vloek, en ook aan dien vloek kleeft in de heilige Schriftuur zoo ernstige beteekenis.

Niet aan eiken vloek. Niet aan den vloek van haat en boosheid. Niet aan laaghartige gemeenheid, die den vloek als giftig wapen aangrijpt om te wonden. Maar wel aan den vloek van wie er toe gerechtigd is, ' aan den vloek van een vader, van een moeder, of van wie bekleed is met geestelijk gezag.

Zulk een vloek gold dan als onder hooge verantwoordelijkheid, onder inspiratie van Boven uitgesproken, en zulk een vloek kwam.

En waar nu tegenover dezen vloek stond een even scherp afgeteekende toespreking van aur^m, en ook die toespreking van zegen haar woorden en beteekenis ontleende aan den persoon, aan de plaats en aan de gelegenheid waardoor en waaronder ze plaats greep, zoo blijkt wel, dat in dit hoogstopmerkelijk verschijnsel van zegen en vloek een geestelijke uiting schuilt, waarvoor in onze Westersche landen en in onze ongeestelijke tijden de zin en de ontvankelijkheid maar al te zeer teloor ging.

Van den vloek is onder ons bijna niets anders meer over dan de Godslasterlijke taal der ijdele lieden, die den heiligen naam des Heeren als stopwoord of als uiting van woede misbruiken; en van de zegenbede bleef weinig anders over dan de wensehen bij de intrede van een nieuw jaar, op een geboortedag of bij huwelijksluiting.

Maar juist in het machtig verschil tusschen een wensch en de aloude toespreking van zeg teekent zich dan ook het verzwakte en verflauwde van onze levensuiting.

Zelfs op het sterfbed wordt van zulk een zegenen van zijn kinderen weinig meer vernomen. Thans wordt bij het sterfbed meest alleen nog opgemerkt, of iemand al dan niet zacht en kalm, d. i. zonder merkbaren doodstrijd, heenging.

Veel meer hoort men meestal niet.

Toch hield onder dit alles het kerkelijk gebruik stand, en nog steeds komt de gemeente Gods saam onder de heilige begroeting en keert huiswaarts onder de toespreking van den zegen des Heeren. Zelfs staat men voor die laatste zegening allen saam op, buigt eerbiediglijk het hoofd, en hoort in stillen ernst de woorden der zegenspreking, straks met het Amen besloten, aan.

Dit is in hooge mate verblijdend, en de Bedienaar des Woords zal goed doen, door steeds deze laatste handeling van het scheiden door rustige kalmte en plechtigen toon teverhoogen.

Het voorafgaand uitspreken van de woorden: „En nu, ontvangt den zegen des Heeren!" is een inleiding die stemt, wijdt en verheft.

Wat toch uit zich in begroeting en slotzegen anders dan het heerlijk besef, dat de Gemeente des levenden Gods met een hoogere orde der dingen, dan deze wereld biedt, en met Hem die in deze hoogere orde der dingen zijn troon heeft gevestigd, in levend contact staat?

Wie in den geloove staat, weet dat hij leeft in tweeërlei wereld. In de gewone wereld saam met de ongeloovigen, en in die hoogere wereld saam met de heiligen om Gods troon, met de goede engelen, met zijn Heiland en Koning, en in zijn Christus met zijn Vader en zijn God.

Die twee werelden zijn in elkaar geschoven. Uit de hoogere orde is genade, vrede en leven, is kracht en mogendheid .in deze zienlijke wereld ingedaald, heeft zich gehecht en kleeft nu in het Christenland aan allerlei Christelijke ordening en usantie. Maar het eigenlijke, het wezenlijke saamtreffen van deze beide sferen heeft toch alleen plaats in de geloovigen, die nog meeleven met deze zienlijke wereld, en toch de hoogere wereld in hun hart dragen; dit laatste zich uitend in hun gemeenschap van den Heiligen Geest.

En zoo dikwijls nu dat overwicht van het heilige in de geloovigen, tot klare uiting door het woord komt, is de heilige begroeting, en straks, als men scheidt, de toespreking van den zegen.

Maar juist hierdoor ontstaat in ons leven tweeërlei sfeer. De ééne de sfeer van de onge loovige wereld, de andere de sfeer die uit de hoogere orde der dingen doorademd is.

Ge voelt dit terstond aan het onderscheid in uw gewaarwording, al naar gelang ge onder kinderen Gods, of onder kinderen der wereld u bevindt. In beide kringen, in beide sferen heerscht een andere toon, een andere taal, een andere liefde. Onder de kinderen der wereld neigt de bloem uws gemoeds er toe, om zich toe te sluiten; onder de kinderen Gods opent zich die kelk.

Dit geeft u geen reden, om u aan de zienlijke wereld te onttrekken. Integendeel, in haar gaf God u uw beroep, uw bezigheid. Ge zult er u zelfs voor wachten, om tegenover de kinderen der wereld u in geestelijken hoogmoed te verheffen. Wat waart ge beter dan zij, en wat is uw hooger leven meer daö enkel genade f Zelfs zult ge nooit uw roeping vergeten, om, gelijk uw Heiland, u aan die wereld te geven, haar te dienen, haar te zegenen met uw liefde, en ten goede op haar in te werken.

Maar uw geestelijk levensbehoud is en blijft, de tegenstelling tusschen de wereld en de hoogere orde der dingen scherp en diep te blijven gevoelen, en steeds uw gemeenschap met die hoogere orde te kweeken, te sterken, te voeden, en alles uit den weg te ruimen wat uw ge meenschap met die hoogere orde zou belemmeren of verzwakken.

Dit nu komt u toe, niet uit u zelf, niet van uw broeders, maar alleen van en uit uw God.

Wat uw levende betrekking met die hoogere wereld in stand houdt is uitsluitend de genade van Christus, de liefde van God en de gemeenschap met den Heiligen Geest.

En daarom is het nu, dat zoo dikwijls de gemeente saamkomt, de Dienaar des Woords haar met de toezegging hiervan begroet en bij het scheiden haar met de toezegging hiervan in den Naam des Heeren van zich laat.

Nabij (Jod te zijn is de levenskracht \ an alle geloovigen. Dat alleen, niets anders. Wie afdoolt van zijn God, en van Hem vervreemdt, verzwakt zich, stoort zijn gemoedsleven, wordt weer in de wereld opgezogen. Daarentegen, wie bij zijn God blijft en leeft in zijn verborgen omgang, drinkt eiken morgen opnieuw de krachten des Koninkrijks in, leeft geestelijk op, en wordt uit den Hooge doorademd.

En nu is die begroeting met zegening en dat scheiden met zegening de telkens herhaalde toezegging van God Drieëenig, dat zijn genade, zijn liefde en zijn gemeenschap zich naar u blijven toekeeren; dat uw God nabij u wil zijn, opdat gij nabij Hem zoudt wezen; en dat het alleen uw zonde is, die u die zalige gemeenschap doet derven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„De genade van den heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des heiligen Geestes zij met u allen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's