Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Feiten of hypothesen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feiten of hypothesen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hervorming beantwoordt onze critiek op de smalende wijze, waarop ze over Ds. Schouten's Tabernakel schreef, met de opmerking, dat niet alleen de moderne theologen, maar ook orthodoxe mannen als Prof. Wildeboer en Dr. de Visser erkennen, dat Israël geen Tabernakel in de woestijn heeft bezeten en de desbetreffende voorschriften in Exodus geen historisch karakter dragen, maar alleen bedoeld zijn als plan voor den tempel van Zerubbabel.

De juistheid dezer opmerking erkennen we, maar de Hervorming zelf weet toch ook wel, dat deze voorstelling door onze ethische theologen niet zelfstandig is uitgedacht, maar dat ze daarbij als slippendragers dienst doen van de moderne theologie. Prof. Wildeboer heeft in zijn De letterkunde des Ouden Verbonds weinig anders gedaan dan de resultaten van Kuenen en Wellhausen overnemen, zonder dat van eenig zelfstandig oordeel hierbij gebleken is. TerwijlbijDr.de Visser in zijn Hebreeuwsche Archaeologie, al gaat hij zeker niet zoo ver met de reconstructie van Israel's historie mee, toch evenzeer de invloed der nieuwe critiek merkbaar is. Op het gebied der historische critiek van het Oude Testament is er tusschen modernen en ethischen nauwelijks eenig verschil te merken.

Overigens herhaalt de Hervorming nog eens op denzelfden zelfbewusten toon, dat de Tabernakel nooit bestaan heeft. Ze gunt ons ons geloof. „Dpch dit verandert niets aan het feit dat de beschrijving van den Tabei-nakel in Ex. 25 v. v. fantasie is en niet weergeeft „< ^^ historische tent der samenkomst."

Dit is ongeveer 't zelfde als Roma locuta, causa finita. De Hervorming gelooft niet, dat de Tabernakel bestaan heeft. Bijgevolg 'S het een feit, dat ze nooit bestond. Indien de Hervorming niet gevoelt, dat zulk een redeneering quasi wetenschappelijk is, maar feitelijk alle ernstige wetenschap in 't aangezicht slaat, dan is het den Moriaan geschuurd haar dit nog eens duidelijk te willen maken.

Onze grief tegen de moderne critiek is juist, dat ze allerlei hypothesen, die rustten °P historisch volkomen onbewezen onderstellingen, als bewezen feiten aan de markt brengt. Indien de Hervorming eenvoudig "leedeelde: met het beeld, dat wij moderne theologen ons vormen van Israel's toestand "1 de woestijn, schijnt het onmogelijk, dat Israël een Tabernakel bezeten heeft, gelijk' Exodus dien teekent, dan heeft ze op haar standpunt daartoe het recht. Aan de historie blijft dan de vraag ter beantwoording over, of de praemissen, waarvan de moderne critiek uitgaat, juist zijn of niet. Doch waar de nieuwere ontdekkingen slag op slag hebben aangetoond, dat heel de voorstelling, die de moderne critiek zich vormde van het tijdvak, waarin Israel's woestijnreis valt, een grondige revisie behoeft, daar is het onwetenschappelijk om de conclusiën, waartoe de moderne critiek een halve eeuw geleden kwam, nog steeds als feiten voor te stellen, waaraan niets te veranderen valt.

De Hervorming zal wellicht zoover gaan van te erkennen, dat noch zij-zelf noch Kuenen of Wellhausen de gave der clairvoyance bezitten om met onfeilbare zekerheid te weten wat Israël in de woestijn bezeten of gedaan heeft. Waar ze zelf beweert, dat uit dat tijdvak niet eenige oorkonde, niet eenige traditie tot ons is gekomen, kan ze zonder de grondwet der logica te verkrachten nooit verder komen ­ dan tot deze conclusie: of Israël in de woestijn een heiligdom bezat en hoe dit er uit zag, weten we niet. Want historie zonder traditie bestaat er niet. Maar te constateeren als feit, dat Israël zulk een heiligdom niet bezeten heeft, kan ze 00 haar eigen standpunt nooit.

Mogen we ten slotte de aandacht van de Hervorming vestigen op het interessante verslag van Prof. Flinders Petrie's reis in de Nieuwe Rotterdammer ? Prof. Petrie ontdekte op den Sinaï opschriften, die uit zeer ouden tijd dagteekenen en die volgens hem van Semitischen oorsprong zijn. Daaruit leidt Prof. Petrie af, dat de Joden reeds voor hun gevangenschap in Egypte het schrift hebben gekend en acht hij het waarschijnlijk, dat Mozes zijn berichten niet aan mondelinge overlevering, maar aan geschriften ontleend heeft. De conclusie laten we voor rekening van Prof. Petrie, maar de Hervorming zou blijk geven van beteren wetenschappelijken zin, wanneer ze de vraag eens beantwoorden wilde, hoe de stelling, die evenzeer als axioma bij de moderne critiek gold, dat noch Mozes noch Israël in de woestijn konden schrijven, met deze ontdekkingen te rijmen valt?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Feiten of hypothesen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's