Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zes-en-twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG, gehouden te MIDDELBURG, OP 5 EN 6 Juli 1906.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zes-en-twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG, gehouden te MIDDELBURG, OP 5 EN 6 Juli 1906.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de derde maal is het, dat de Jaarver gadering onzer Vereeniging wordt gehouden in de Zeeuwsche Hoofdstad. Naar zulk een van het middenpunt des lands ver afgelegen plaats te rei zen, is voor de bewoners van andere provinciën niet gemakkelijk. Van Zuid-Holland naar Zeeland, gaat wel; van Noord-Holland is het een heele reis reeds. Maar de bewoners der noordelijke provinciën komen er het slechtst af; die moeten, om ditmaal den Universiteitsdag bij te wonen ns lieve Vaderland in zijn gansche lengte doorrekken. Merkwaardig intusschen is, dat waneer we in Leeuwarden of Groningen vergadeen, onze warme Zeeuwsche vrienden in den j egel op het appèl zijn; en omgekeerd ontbreen in Middelburg Friezen noch Groningers. at komt omdat onze Vrije Universiteit een laats heeft in het hart van ons Calvinistisch olk; haar wel en wee maakt een deel van zijn even uit.

I) Tent der samettkomst, 2) Wij cursiveeren.

Nu voor de derde maal naar het land met e ook voor ons zoo zinrijke wapenspreuk Luctor t Emergo. De eerste maal waren we er in 1887; er was nog geen Kerkgebouw voor de ure des gebeds in Middelburg te krijgen; in het Schuttershof kwam men saam; en daar hing de schare aan de lippen van Dr. Kuyper, die toen tot haar sprak van „Tweeërlei Vaderland." Die jaarvergadering, geleid door Prof. Rutgers, waarop Prof. Kuyper het woord voerde en waarna Prof. Woltjer in de meeting optrad, leeft nog in het geheugen der ouderen. Meerderen hebben heugenis van den 12 Jaar later gehouden Universiteitsdag; in 1899; t°en de toestanden heel wat waren gewijzigd, en Ds. Klaarhamer in een der Kerkgbouwen van de Gereformeerden kon optreden; en nu, we zijn al weer zes jaar verder, hoe veel is er nu niet veranderd! In den kring der Hoogleeraren vindt men Dr. Kuyper niet, die ook in 1899 zijn stem in Middelburg deed hooren; maar de kring zelf is uitgebreid; tal van jongere professoren vindt men naast de ouderen dien God het leven spaarde; de positie cnzer school is heel wat beter geworden; we zijn gewassen in dit land; al worstelende komen we vooruit, als de Leeuw in het Zeeuwsche wapen; nu voor de derde reize opgaande naar Middelburg, is er zooveel nieuwe stof om, bg al wat tot verootmoediging dringt, te loven en te danken.

Zoo ongeveer moeten wel de gedachten van velen geweest zijn die in de vriendelijke hoofdstad van Zeeland opgingen tot de

URE DES GEBEDS,

waartoe het bestuur der Vereeniging de vrien den en vriendinnen der Vrije Universiteit had saamgeroepen aan den avond van Woensdag. De leiding van de saamkomst was door H.H. Directeuren opgedragen aan een der kweekelingen onzer Hoogeschool, Ds. H. J. van den Brink van Rotterdam, die te 7I/2 ure voor een aandachtige schare optrad.

De spreker begon met er aan te herinneren, hoe de ure des gebeds aan den vooravond onzer Jaarvergadering gewoonte geworden is; we hebben echter toe te zien, dat die gewoonte niet ontaarde in een zaak van onheiligen sleur en ijdele vormelijkheid. Dit wordt vanzelf ver meden, indien wij ons helder rekenschap geven van het doel, waartoe wij hier saamkomen.

Onze vereeniging draagt een confessioneel karakter; zij leeft uit het beginsel, neergelegd in art. i Kathol. Christelijke geloofsbelijdenis; en het doel van onze saamkomst is: elkander te sterken in dat geloof; het uitgesproken beginsel te belijden voor het oor der ongeloovige wereld.

Dat zij ook de grondtoon van ons gebed; bidden is bovenal belijden; zooals de Heidelberger het uitdrukt, het voornaamste stuk der dankbaarheid. Tot toelichting tot zulk bid den overdenken we het Woord Gods, dat de belijdenis van ons beginsel ons helder voor oogen stelt; en daartoe bepaalde de spr. de aandacht der schare bij Ps. 36:10: ant bij U is de fontein des levens; in uw licht zien wij het licht.

De spreker ging nu in het kort den inhoud van den Psalm na; deed zien hoe in het eerste gedeelte gesproken wordt van de tegenstelling tusschen het woeden van het rijk des duivels en der duisternis aan de eene zijde, waartegenover aan de andere de belijdenis der gemeente wordt gehoord die roemt in het Koninkrijk van Gods heerlijkheid; terwijl besloten wordt met een bede, om bescherming en zegen, en de profetie van de verdelging der goddeloozen.

Vervolgens vestigde spr. de aandacht op den rijken inhoud van het loe vers, dat een onpeilbare diepte van gedachten bevat; iets van dien rijkdom wilde spr. doen schitteren, door te spreken oven de bron, den weg, het doel der ware wetenschap, welker beoefening onze Vereeniging beoogt.

De bron der ware wetenschap is de „fontein des levens"; de springader des levenden waters; waaruit het kristalheldere vocht opspringt, welt; een beeld van God-zelven, die het leven in zichzelven heeft; uit Hem ontstaat het ware leven, waarvan hij de souvereine Schepper en Onderhouder is. Alle leven dankt zijn oorsprong uit Hem; het bewuste en het onbewuste; dat van engelen en menschen; het geestelijk en lichamelijk leven; het persoonlijke en het gemeenschappelijke; dat der natuur en der genade; van het rijk der schepping en der herschepping; geen leven buiten Hem.

Maar ook buiten Hem geen licht. In Uw licht zien wij het licht; alleen bij het licht Gods kan het leven worden gezien, gekend en genoten. Leven zonder licht is denkbaar, maar licht zonder leven niet. In dagen van bange geestelijken duisternis wordt het leven wel niet uitgebluscht, maar het is een leven zonder geest, een leven zonder licht. Het werk Gods kan alleen bij het licht Gods worden beschouwd; in Hem is de grond aller dingen, ook de wortel der kennisse aller dirgen; de bron van het leven en van het licht j de ware wetenschap.

Zoo daalt het licht van boven op het werk van de Schepping Gods; op het boek der natuur als dat der historie. De ware wetenschap komt van omhoog, niet van beneden. Dat is het verschil tusschen de ware en de valsche wetenschap, die niets wil weten ? an het licht Gods en rondtast in stikdonkeren nacht. Zeker, zij spreidt wel reusachtige geleerdheid tentoon, maar deze bevat geen korrel goud der ware wetenschap. Haar telkens afwisselende stelsels zijn niet anders dan de waarheid verbergende sluiers; het licht schijnt in de duisternis, maar deze heeft het niet begrepen.

Niet alzoo onze school der wetenschappen, die in God den Heere de bron zoekt en vindt; en nu meer dan 25 jaar trouw haar beginsel bewaarde, trots tegenstand van vijanden en van wie haar vrienden moesten zijn; en leeft bij de belijdenis der kerk van alle eeuwen: „Bij U is de fontein des levens".

De weg tot de ware wetenschap is door de belijders des Heeren gevonden. Wij zien; dus men heeft kennis van den weg tot het licht. Dat zien geschiedt met het geestelijk oog; met het oog des geloofs, dat zich op Christus richt, die in zijn ontferming zich wendt tot den gevallen mensch met het woord Zijner liefde: „Ik ben de weg, en de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader dan door mij". Hij de weg tot de bron der ware wetenschap; het eeuwige Woord, door hetwelk alle dingen zijn gemaakt; Hij het waarachtige licht, hetwelk een iegelijk mensch verlicht, komende in de wereld. Dat Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond; Hij is de middelaar in het rijk der schepping en der herschepping, de Zaligmakerhet licht der wereld; alle licht is geconcentreerd in Hem. Ziende op haar Hoofd mag de gemeente ubelen: „Wij zien het licht".

Hij deelt zijn licht en zijn leven mee, objectief door ziju Woord; subjectief door den Heiligen Geest, die in alle waarheid leidt. De wetenschap alzoo een gave Gods, geschonken aan den Christus en in Hem aan de gemeente. Gods volk is in beginsel een wetenschappelijk volk. Wat natuurlijk niet zegt, dat ieder wedergeborene een wetenschappelijk man zou zijn; neen, het is als bij het lichaam; enkele edele organen, die leden van het lichaam zijn.

Buiten Gods Woord en Geest blijven de dingen Gods een gesloten boek; onleesbaar voor de onwedergeborenen, op wie het woord van toepassing is: „Zij hebben des Heeren Woord verworpen, wat wijsheid zouden zij hebben!" De wijsheid dezer wereld is dan ook dwaasheid; alle vastigheden woelt zij los op alle terrein neemt ze lederen maatstaf weg; de kunst wordt beoefend om de kunst; op ethisch en juridisch terrein zinkt de grond onder de voeten weg; het recht mist zijn steunpunt; alle zedelijke begrippen hangen in de lucht; de zaak der religie van alle zijden aangevallen; alom ontaarding, verbastering, verderf op de ontzettendste wijze.

Maar Gode zij dank, er is nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade. In onze Hoogeschool is een banier opgeworpen vanwege de waarheid; haar leven is een der schoonste openbaringen van ons eigen geloofsleven, dat uit Christus is en met Hem verborgen in God.

Voor dat kostelijk bezit komt den Heere dank toe; onze school te bouwen en te steunen is dan ook aller taak; met haar mede strijden den goeden strijd, tot eere Gods, die in 't eind ons als overwinnnaars kronen zal.

Doch die overwinning hangt ten nauwste samen met het doel der ware wetenschap; en dat doel ligt in de glorie Gods en in de zaligheid van zijn volk. Bij U is de fontein des levens; in uw licht zien wij het licht; en het aanschouwen van dat licht schenkt vreugde en blijdschap; het is de aanvang van de eeuwige heinelsche vreugd. Het is de heerlijkste functie van den menschelijken geest, te arbeiden op het terrein der wetenschap; en zoo zeker als het de smadelijkste onteering is, indien de mensch God den Heere van het gebied der kennis wegbant, zoo zeker is het 't heerlijkste en het hoogste, te kunnen belijden: Bij Uisde fontein des levens. Zoo schrikkelijk als het is wanneer de universiteit de werkplaats is waar alle kracht wordt aangewend tegen God en zijn Gezalfde, zoo heerlijk is het een Hoogeschool te bezitten, waarin de ware wetenschap wordt beoefend, die naspeurt hoe alle leven zijn oorsprong vindt in God, door de zonde verwoest doch in Christus weer hersteld wordt; een school die dan ook alle leven opeischt voor den Vader der lichten; voor het Lam dat geslacht werd. Daardoor wordt het leven vol van licht; vol van waarachtig leven; „dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen, den eenigen waaarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt."

En op de vraag of het doel, door de Vereeniging en haar School nagestreefd, ten deele althans bereikt is, mag de vraag bevestigend luiden. Zij_ heelt krachtig mogen meewerken tot verhooging van Gods Naam op alle levensterrein; zij is mede het instrument geweest, waardoor God de Heere rijke zegeningen schonk aan ons volk.

Toch staat ze nog slechts aan den aanvang harer reuzentaak. Op heel het leven moet zij haar invloed doen ge\oelen; heel het leven moet doortrokken van het zout des Evangelies.

In schoone woorden schetste spr. de roeping, die de Vereeniging en haar school voor de toekomst heeft; een roeping, waarin alle hare vrienden mee hebben te arbeiden door gebed en gaven; arbeiden zonder ophouden, in 't geloof, dat eenmaal 't ideaal zal worden bereikt. Indien gij gelooft zult gij de heerlijkheid Gods zien.

Alleen in het licht Gods kan dat ideaal voor ons oog verrijzen; de eindtriomf van den strijd der eeuwen is verzekerd; het zal zijn een overwinning van de waarheid op de leugen, van het leven op den dood; van het licht op de duisternis; of, om met Da Costa's woorden te spreken:

Als de Heere God in allen, en in alles alles is.

Zal het Licht zijn, eeuwig Licht zijn.

Licht uit licht en duisternis.

Na deze gloedvolle en aandachtig aangehoorde rede ging de spreker der schare voor ingebed, en droeg hij de belangen van de vereeniging en haar school den Heere op.

Onder den indruk van het zielvolle woord verliet de schare het kerkgebouw.

Door de goede zorgen der Regelingscommissie werden de leden en begunstigers en de belangstellenden in de gelegenheid gesteld elkander te ontmoeten in het Schuttershof; waar men tot betrekkelijk laat in den avond samenbleef, genietend van de gezellige gastvrijheid, waarvoor der Regelingscommissie eere toekomt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Zes-en-twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG, gehouden te MIDDELBURG, OP 5 EN 6 Juli 1906.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1906

De Heraut | 4 Pagina's