Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„’t Hecht Gods.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„’t Hecht Gods.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dewelke, ofschoon zij het recht Gods weten, ([namelijk, ] dat degenen die zulke dingen doen, des doods waardig zijn) niet alleen ze doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen die ze doen. Rom. 1 ; 32.

Is God de Heere aan een recht onderworpen? Is er een recht, dat boven den Almachtige staat, Hem bindt, of althans Hem tot richtsnoer dient?

Soms zoudt ge het denken. Als, om het eerst komend voorbeeld te kiezen, Abraham, eer So dom en Gomorrha werden omgekeerd, aan God zelf vraagt: Zou de Rechter der gansche aarde geen recht doenl ontvangt ge een indruk, alsof God zelf, even als een aardsch rechter, gebon den is aan een bestaande wet. Die wet zou dan zijn, dat „geen rechtvaardige met de godde loozen mag worden omgebracht." Bij God wordt door Abraham een oogenblik de schijntoeleg ondersteld', om niettegenstaande die wet en in strijd met dat recht, toch den rechtvaardige met de goddeloozen te willen vernielen. En nu roept Abraham: Verre zij' dit van u !

Dit kon bedoeld zijn van een recht door God zelf ingesteld. B.v. van het huwelijksrecht. Er zou dan in liggen, dat God in zijn vrijmacht wel een geheel andere oide van zaken, dpsnoods zelfs zonder huwelijk, had kunnen scheppen en instellen; maar dat, nu in deze bedeeling God zelf eenmaal het huwelijk, en voor dat huwelijk een recht heeft ingesteld, nu dan ook niet alleen de mensch, maar evenzoo de Heere onze God aan dat door Hem zelven verordende recht' gebonden is.

Ook hierop ware nog wel inspraak temaken. Wie den Heere onzen God op die wijs bindt aan het ingestelde, wordt zoo licht in de natuurwetten gevangen; beschouwt ook de natuurwetten als bindende Gods almacht; kan daarom aan het wonder geen plaats geven; en eindigt met een sluier te zien vallen voor heel de openbaring Gods. Natuurwet en zedelijke wet van ingestelde ordinantie loopen hier evenwijdig, en de Openbaring is noch aan de ééne, noch aan de andere absoluut gebonden. De ordinantie voor de natuur werkt niet b.v. in de hemelvaart van onzen Heiland, maar ook de ordinantie voor het huwelijk werkt niet in zijn geboorte uit de maagd Maria. Zelfs kan men zeggen, dat in die ééne 'geboorte, beide, èn de wet der natuur, èa het recht van het huwelijk ter zijde gaat, en een hoogere ordinantie aan de orde komt.

Maar op een vastgesteld recht in dien zin doelt Abraham niet. Hij plaatst het voornemen om Sodom te verderven, tegenover den op zichzelf geldenden rechtsregel, dat de schuldige, niet de onschuldige, de straf moet ondergaan.

Tusschen schuld en straf gaat een balans op en neder, en dat ten slotte die balans tusschen schuld en straf op waterpas moet staan, is voor Abraham een met zijn zelfbesef gegeven rechtsregel, als ware het de grondregel van alle recht; en op dien grondregel pleit hij, om Lots wille, overmits hij het besluit tegen Sodom met dien grondregel niet overeen kan brengen.

Bildad, in zijn twist met Job, sprak hetzelfde uit, toen hij zei: Zou dan God het recht verkeeren? en Elihu bevestigde het, toen hij betuigde : Ook waarlijk, de Almachtige verkeert het recht niet.

In dit alles nu is geen sprake van eenige ingestelde regeling, die zóó, maar ook anders kon zijn geordineerd, maar is uitsluitend sprake van het zich houden aan den grondregel der rechtvaardige vergelding.

En dit beginsel nu is in ons eigen zelfbewustzijn zoo vast ingeprent, dat het voor ons besef in geheel volstrekten zin geldt, en dat geen onzer het zich anders kan voorstellen, of ook God zelf is er aan gebonden.

Het Kruis maakt hier geen exceptie op. Plaatsbekleeding breekt den grondregel der vergelding niet, maar bevestigt dien veeleer.

Maar kan, mag, moet men daarom zeggen, dat dit beginsel van alle recht onafhankelijk van God in aanzijn trad, en nu boven God staat, zoodat het God zelven aan zich onderwerpt ?

Zoo is het wel voorgesteld, maar zoo is het niet. Niets is er dat vóór God tot stand kwam, want God de Heere is van alle eeuwigheid, en niets is er dat buiten God stand verkrijgt, want uit Hem zijn alle dingen.

Dit alleen beduidt het, dat er ten eerste een recht is, dat de onmiddellijke uitdrukking van Gods Wezen is, en dat er ten andere ordinantiën zijn, die de uitdrukking zijn van zijn beschikkenden wil. Die beschikkende wil stelt het Leviraat-huwelijk voor Israël in, zonder dat iemand zeggen zal, dat dit een uitvloeisel is van Gods Wezen. Dan toch zou het onder alle volk en in alle eeuw moeten gelden; wat niet zoo is.

Maar dat de vergelding naar de balans gaat, en dat straf schuld en niet onschuld zoekt, geldt algemeen, voor een ieder, overal. Ieder voelt dat het zoo is niet alleen, maar dat 't zoo zijn moet. Dat 't niet ook anders kon wezen. En hieruit volgt, dat het met Gods bestaan zelf gegeven is, en dat, overmits God zich zelf niet kan verloochenen, noch zijn wezen veranderen, het ondenkbaar en onmogelijk is, dat God zelf ooit dit grondbeginsel van alle recht ter zijde zou zetten.

En voelen wij nu dit recht van alle recht in ons eigen zelfbesef, als iets van zelfsprekends, zoodat we er licht toe neigen, om zijn oorsprong in Gods Wezen voorbij te zien, dit komt alleen daarvandaan, dat we naar den beelde Gods geschapen zijn, en dat dientengevolge deze grondttek van het Wezen Gods, ook als grondtrek aan ons menschelijk wezen is ingeprent.

Het recht Gods zegt ons derhalve in zijn diepsten zin, dat 't aan God en niet aan eenig mensch toekomt, 't recht in te stellen en te' handhaven, en dat op aarde niemand recht i kan instellen of handhaven, tenzij hij daartoe door God gelast is. Reden waarom de Schrift de Overheden die recht instellen en recht spreken, zelve met den eernaam van goden betitelt.

Natuurlijk zijn de personen der Overheid zondige personen. Van daar, dat ze als recht zoo vaak instellen wat onrecht is, - en recht spreken op een wijs, die den schuldige vrijlaat, en den onschuldige treft; maar dat stelt de overheidspersoon dan ook schuldig voor God en diens recht.

Grondwaarheid blijft, wat de profeet betuigt:

„De Heere is onze Koning, de Heere is onze Wetgever, de Heere is onze Rechter." Alle rechtsbedeeling op aarde is en blijft gebrekkig. Eji het is daarom God zelf, die voorloopig in levenslot, en finaal eerst in 't laatste oordeel, „Gods recht" in volstrekten zin handhaaft.

Nu moogt ge intusschen de schending van dat recht uws Gods niet voor een ieder, en niet bij alle voorkomende overtreding, overeen kam scheren.

Reeds onder menschen doen we dat niet met ons menschelijk recht.

Een meester zal bij het uitgaan van de school zijn leerlingen zeggen, dat ze op straat niet mogen schreeuwen of vechten. Nu zijn er twee jongens, die het toch doen. De meester zal ze daarvoor den volgenden morgen, als ze weerkomen, berispen. Maar nu zegt de één: Meester, vergeef 't me, ik zal 't, als weer de school uitgaat niet weer doen. Die jongen erkent het recht zijns meesters. Maar stel nu, dat de andere jongen zegt: Meester, in de school moet ik gehoorzamen, maar op straat ben ik vrij, daar heeft u niets te zeggen — dan immers is er geen gewone overtreding van het gebod, maar wordt het recht van den meester betwist en aangerand. Het ééne is overtreding, het andere is opstand.

En niet anders nu staat 't met 't recht Gods

Wie overtreedt, maar na de overtreding in de schuld valt, en zijn God aanroept om vergeving, erkent het recht zijns Gods, en juist door de bede om vergiffenis wordt dat recht zijns Gods opnieuw voor zijn zelf besef vastgezet.

Maar gaat iemand zijn eigen weg; .beeldt hij zich in, dat hij zijn eigen heer en meester is, en alzoo te werk kan gaan, gelijk hij dat zelf voor recht houdt; die ziet niet in dat er overtreding was; die valt niet in de schuld; die bidt«? «/om vergeving.

Door zulkeen nu wordt zijn eigen recht in de plaats van het recht Gods geschoven. Hij randt principieel de majesteit des Allerhoogsten aan. Hij betwist aan God het hoog gezag, om ook voor hem en over hem het recht vast te stellen. Hij weigert God als God te eeren.

Het wordt dan een strijd tusschen het creatuur en den Schepper van dat creatuur, wie over dat creatuur heer en meester zal zijn: dat schepsel zelf, of de souvereine God die hem tot aanzijn riep, hem het leven schonk, en hem plaatste in zijn levenskring.

Dan is er opstand tegen den hoogen God.

Doch ook dat kan op tweeërlei wijs geschieden: Opzettelijk of feitelijk.

Opzettelijk, als de mensch het zoo opzettelijk uitspreekt; in arren moede het zoo tegen zijn God uitroept; er een stelsel van maakt; er zich met voorbedachten rade naar gedraagt; en het ni Dieu ni maitre als van de daken predikt.

Dit nu komt onder ons niet voor.

Maar het kan ook feitelijk geschieden. Dit gaat dan zóó toe, dat we op allerlei manier ons feitelijk anders gedragen, aanstellen en gaan laten, dan Gods recht 't ons verordent, én dat we in negen van de tien gevallen hier geen weet van hebben; doen alsof we met God niet te rekenen hadden; wel in groote zaken naar Gods recht vragen, maar in de tallooze aangelegenheden van ons gewone leven, rustig onzen eigen gang gaan, alsof in dat gewone leven wij ons zelven de wet konden stellen, en alsof bij het stellen van die wet naar geen recht van onzen Grod te vragen was.

Of dit nu bij u zoo is, komt onmiddellijk hieraan uit, of ge schuld gevoelt en behoefte aan vergeving kent, dan wel, of ge ongehinderd en als ware er niets geschied, op uw eigen gekozen weg voortwandelt.

Zoo het eerste, dan eert ge het recht uws Gods. Zoo het laatste, dan zet ook gij, niet opzettelijk en gewild, maar dan toch feitelijk het recht uws Gods ter zijde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„’t Hecht Gods.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's