Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Volkskerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Volkskerk.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Kromsigt constateert in de Gereformeerde Kerk met ingenomenheid, dat ook de Heraut thans erkend heeft, dat „onze vaderen beslist voor de volkskerk zijn opgekomen" en voegt daaraan toe: „Welnu, diezelfde Volkskerk, die onze vaderen wilden, wiilen ook wij”.

Vooreerst nu zij opgemerkt, dat Dr. Kromsigt onze woorden niet juist weergeeft. Wat we schreven: „dat onze vaderen wel niet in de theorie, maar toch in de practijk de Volkskerk aanvaard hebben, " is heel wat anders dan dat ze beslist voor de Volkskerk zouden opgekomen zijn. En ten tweede, dat deze erkenning van onze zijde volstrekt niet nieuw is, want dat de Heraut bij de bespreking van de Volkskerk in de artikelen over de Gemeene gratie, datzelfde reeds telkens had gezegd: „De Volkskerk is na korte worsteling ook in de landen van het Calvinisme heerschende geworden”.

Nooit is onzerzijds verheeld, dat onze Gereformeerde Vaderen op dit punt niet consequent zijn geweest. Hun kerkbegrip, gelijk ze dat thetisch ontwikkelden, was zuivCT genoeg; maar in de praktijk gingen ze bijna overal in het zog der bestaande Volkskerk mee. Juist daarin ligt dan ook de tegenstelling tusschen ons en de Confcssioneelen. Zij verheffen die verkeerde praktijk tot een beginsel; wij maken met het beginsel onzer vaderen ernst en verlieten daarom hun verkeerde praktijk. Wie de Kerk niet in Lutherschen en Roomschen zin als een Heilsanstalt, maar met Calvijn als de „vergadering der Christ-geloovigen" beschouwt, kan, zoodra hij met dit beginsel ernst maakt, de Volkskerk niet handhaven.

Natuurlijk nemen we gaarne acte van de verklaring van Dr. Kromsigt, dat hij niet een Volkskerk wil in formeelen zin, gelijk de Ethischen en Modernen dit willen, een kerk „waarin alles nagist wat leeft in den boezem van het volk", maar dat hij en de zijnen ijveren voor e.^n belijdende Vo\kskerk. Maar hij houde ons de opmerking ten goede, dat een belijdende Volkskerk in een land met zoo gemengde bevolking als de onze, óf een utopie is, even onmogelijk om te realiseeren als de quadratuur van den cirkel, óf in de practijk toch neerkomt op een Volkskerk, die er formeel een belijdenis op na houdt, maar feitelijk Jan en alleman in haar schoot opneemt.

Een „belijdende Volkskerk" is alleen denkbaar in landen, waar heel de bevolking tot één religie behoort, zooals in Zweden, Noorwegen en Denemarken, en een tijd lang in sommige Zwitsersche Cantons en Schotland het geval is geweest. Dr. Kromsigt, aan wien we een uitnemende studie over John Knox danken, leeft uit die Schotsche reformatie en meent, dat dergelijke toestanden ook in ons land en onzen tijd zijn te realiseeren. Hoeveel eerbied we hebben voor een dergelijk idealisme, een blik op den werkelrjken toestand in ons vaderland is voldoende, om de onmogelijkheid van zulk een belijdende volkskerk in Nederland in te zien. Waar één derde onzer bevolking Roorasch is en van de overige twee derden het grooter deel uit socialisten, modernen, Groningers en ethischen bestaat, is de „belijdende Volkskerk" in Nederland een dwaasheid. Zelfs al gelukte het aan de Confessioneele groep om in de Hervormde Kerk de belijdenis weer in eere te herstellen — wat natuurlijk een exodus van al wat niet Gereformeerd is, ten gevolge zou hebben — dan zou de Hervormde Kerk nog geen „belijdende Volkskerk" zijn, om deeenvondige reden, dat een kerk, die nog niet de helft der bevolking omvsX, geen volkskerk is.

Op hetgeen Dr. Kromsigt verder voor de Volkskerk aanvoert, met name dat Christus gezegd heeft: Gaat heen onderwijst al de volkeren— alsof wij te kort doen aan het bevel: predikt het evangelie aan alle creaturen! — dat God een verbond met Nederland geloten heeft — waarbij het ons zeer beieuwen zou te hooren, wat Dr. Kromsigt et dit verband bedoelt; een genadever­

bond, zooals met Israël.' zoodat ieder Nederlander, omdat hij Nederlander is, ook gedoopt moet worden? of wat anders.' —; dat onze vaderen het Labadisme met alle kracht hebben tegengestaan, omdat het een „vrije Kerk" wilde, — een historische stelling, die bij de publieke defensie reeds vóór de repliek vallen zou; — gaan we thans niet dieper in. Al dergelijk incidenteel debat over de Volkskerk brengt ons geen stap verder, en nadat de Heraut in de artikelen over de Gemeene Gratie zoo breed en uit voerig over de Volkskerk gehandeld heeft, mag deze quaestie, totdat deze argumenten zakelijk weerlegd zijn, blijven rusten.

Wanneer Dr. Kromsigt ten slotte vraagt, wanneer dan in ons vaderland de toestand der Gereformeerde Kerk zoo is geweest, dat theorie en practijk op elkaar klopten of, gelijk hij het uitdrukte, dat onze liturgische geschriften, met name ons DoopsformuHer, op dien toestand pasten, dan vraagt hij toch naar den bekenden weg. Die overeenstemming was er (natuurlijk relatief, want in absoluten zin beantwoordt de Kerk op aarde nooit aan haar heilig ideaal) toen deze formulieren zijn opgesteld en in gebruik genomen, m. a. w. in de eerste periode van ons kerkelijk leven. Maar toen de Gereformeerde Kerk Staatskerk was geworden; toen alle officieele ambten en posten alleen openstonden voor wie van de Gereformeerde religie was; toen de breede volksmassa de Kerk binnenstroomde; toen de Overheid met soldaten-en politiegeweld de plattelandsbevolking dwong Gereformeerd te woeden; toen de tucht niet meer gehandhaafd kon worden en de sacramenten werden ontheiligd; toen pasten onze formulieren niet meer op den toestand. En Dr. Kromsigt weet dit zelf toch evengoed als wij, want zoo is het in de Christelijke Kerk steeds gegaan. Vóór Constantijn, toen de Kerk vrij en zelfstandig was, bloeide ze als een lelie, schitterde haar geloofskracht, stond ze werkelijk hoog, was ze een stad op den berg en een licht op den kandelaar. Maar nadat Constantijn de Christelijke religie tot religie van staat had gemaakt, werd de Kerk verwereldlijkt, verslapte de tucht en ontzonk ze aan haar heilig ideaal. En wil Dr. Kromsigt hier het meest afdoende bewijs.'' Terwijl in de eerste periode van ons kerkelijk leven in Nederland niemand gevoelde dat er tusschen onze liturgische formulieren en den werkeiijken toestand een klove gaapte en de verbondsbeschouwing van doop-en avondmaalformulier de warme en bezielde geloofstoon was, die uit de geschriften van al deze vaderen ons tegenklinkt, was de Kerk in ons land nauwelijks Volkskerk geworden, of na de Dordtsche Synode wordt de schreiende tegenstelling tusschen de formulieren en den werkeüjken toestand der Kerk steeds meer gevoeld en naar allerlei uitvluchten en hulpmiddelen gezocht om goed te praten, wat voor de conscientie van Gods ernstige kinderen niet t3 vergoelijken viel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1906

De Heraut | 4 Pagina's

De Volkskerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1906

De Heraut | 4 Pagina's