Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gehoorzaamheid geleerd heeft.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gehoorzaamheid geleerd heeft.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoewel hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgene hij heeft geleden. Hebr. 5 : 8.

Voeg sa& m deze twee. Van den éénen kant, dat Christus „in de gestaltenis se Gods was", —en anderzijds „dat bij gehoorzaamheid gt\ttT& heeft". En immers het is of het één op het ander, ö«r«rmengd, als een drup olie op het water blijft drijven.

Niet, wanneer ge begint met aan uw Heere en Koning zijn Godheid te laten ontrooven. Drukt ge uw Heiland tot den rang der schepselen neer. Verlaagt ge Imanuel tot één der creaturen. Onder alle creaturen, ja, het hoogste, onder al wat uit vrouwen geboren is, de edelste en de reinste. Desnoods het ideaal niet alleen nabijkomend, maar het ideaal van een vroom en edel mensch in zich verwerkelijkend. Maar niet God, niet eenswezend met den Vader en den Heiligen Geest. Niet die in eeuwigheid was, maar een iu den tijd verwekt en geboren. Nog wel Zoon van God, gelijk gij u kind van God noemt. In zekeren zin zelfs „Gods eengeboren zoon", om dat hij in reinheid en zuiverheid al Gods andere kindereu te boven gaat. Maar in geen geval „God te prijzen in eeuwigheid". Ja, Dan valt al het raadselachtige hier weg. Dan spreekt 't van zelf, dat ook hij gehoorzaamheid beoefend heeft, en dan schijnt 't alleen vreemd dat hij nog gehoorzaamheid leeren moest. Ge zoudt zoo zeggen, in dien hoog-reinen, zuiveren, volkomen ideaalvronen Jezus zou de gehoorzaamheid veeleer een tweede natuur zijn geweest. Was hij creatuur, dan moest ook hij als alle mensch naar de gewone wet Atslty^visgehoorzamen. En was hij het volmaakte creatuur, dan moet de zin, wil en lust om te gehoorzamen, vanzelf in hem gewoond hebben, en moet 't gehoorzamen hem niets hebben gekost, maar veeleer de ongedwongen uiting van zijn zielsbestaan zijn geweest. Maar zulk een creatuur is u uw Christus niet, U is hij uw Heere en uw God, Ea in aanbidding knielt ge voor Imanuel neder. Meer nog, ge kunt het zelfs in anderen niet dragen, dat ze op de Goddelijke majesteit van uw Heiland ook maar iets afdingen. Én vooral zoo ge van predikers, in wat kerk ook, hoort, die, in modernen, gtoninger of ethischen trant, onderschijnbaar hoogverheffende voorstellingen en benamingen, toch feitelijk het hoogheilige der eens wezenheid met den Vader uit den Middelaar wegnemen, dan komt al wat in u is daar niet alleen tegen op, maar dan bestraft ge zulke ontrouwe herders. Wie onder de kudde afdoolde zult ge zachtkens weer naar den weg des levens trekken; maar herders, die de kudde op het dwaalspoor leiden, toont ge uw verontwaardiging over de kwetsing van uw allerheiligst geloof. Neen, er zal met uw gedoogen niet één tittel of jota op worden afgedongen: Uw Heiland was en is en blijft „God te prijzen in der eeuwigheid. Amen, " Wat aan het slot van Johannes' Openbaring staat, dat „wie afdoet van de woorden dezes boeks, God zijn deel zal afdoen uit de heilige stad", trekt zich voor uw geloofsbesef op het hoofdartikel uwer belijdenis saam, en dat hoofdartikel uwer belijdenis is en blijft voor a, als kind van God, het van alle

eeuwigheid af in de gestaltenisse Gods zijn van uw Middelaar en Goei.

Wie daaraan raakt, legt de bijl aan de hoofd zuil waaro]> heel het gebouw van het Evan­ gelie rust. Tenzij ge zelf ontrouw waart geworden, blijft de Godheid van Imaouel ook voor u het fundament van heel het Verlossingswerk, Zonder dat fundament, dat God «elf gelegd heeft, is de hope der vaderen ijdel geweest. Dan zijn ze verloren die in Christus ontslapen zijn. Dan heeft al de eeuwen door het Christendom zich aan leugen vergaapt. Dan hebben de apostelen en profeten de wereld bedrogen. En dan heb ben de moderne predikanten en ethische half slachtigen tegenover u en tegenover al de heilige mystiek der aanbidding van den Christus gelijk.

Maar siaai ge in 't geloof. Onbewegelijk en onbewogen. Ongeschokt en onverwrikt. Voelt ge u als een lid in het mystieke Lichaain des Heeren door dit Lichaam omklemd; uit hem als uw Hoofd het geestelijk leven in u dalend; en zijn geest u doorademend; zoodat ge met den Vader geen gemeenschap hebt dan door en in den Heer e; — dan schittert hoog aan Gods rechterhand in heerlijkheid, macht' en eere voor u de glorie-kroon van Gods gezalfden Zoon, en dan 'K en blijft het voor uhet mysterie der mysteriën, dat hij, die van alle eeuwigheid in de gestaltenisse Gods was geho zaamheid geleerd heeft en gehoorzaam is geworden.

Die gehoorzaamheid vindt haar proef in Gethsémané,

Het staat er in Filippensen II bij: „Gehoorzaam geworden zijnde tot'den dood, ja tot den dood des kruises."

En in Hebr. 5:8 wordt hierop eveneens gedoeld, want er staat: die gehoorzaamheid geleerd hetft tiit hetgeen hij heeft geleden." En in wat vlak voorafgaat wordt zelfs nog nader op Gethsémané gewezen, als het heet: die in de dagen zijns vleesches, gebeden en smeekingen tot dengene die hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd heeft."

Ook in het leven dat achter Gethsémané lag, blonk zeer zeker volkomen gehoorzaamheid. Maar hier kwam de strijd niet uit. De Onzondige en Zon delooze voelde Gods v/et als zijn eigen levenswet. Maar als het op het sterven aankomt, nadert de worsteling. Wat de tegenstelling bracht en uit deed komen, was de nadering van den Dood tot hem, die het leven in zichzelven droeg. Niet een afgeleid, niet een creatuurlijk, maar een in hem zelven, van alle eeuwigheid rustend leven, en dat eeuwige Leven komt in Geth sémané met den Dood in contact en in conflict.

Dit bedoelt niet te zeggen, dat de voorafgaande gehoorzaamheid minder in waardij was. Het creatuur of het mensch willen worden, was voor hem, die in de gestaltenisse Gods was, reeds als zoodanig het willen ingaan in den weg van de gehoorzaamheid; het zich willen onderwerpen aan een wet; het zich willen voegen naar een gebod; het terzijde en afleggen van de heerschappij, om willig het gehoorzamen, het zich onderwerpen te aanvaarden.

Meer nog., de innerlijke worsteling tot het ingaan in deze gehoorzaamheid lag reeds achter de profetie en aciiter Bethlehem. Het lag in zijn geboren worden als Kindeke, in zijn ingaan in de gedaante eens menschen, in zijn zich vereen • zelvigen met onze natuur. In het zijn van Zoon van God, en het wülan worden van Zoon des menschen. In de eeuwige daad der heilige Goddelijke liefde, om ons te zoeken, ons op te zoeken, en daartoe in te gaan in onzen toestand, ons te naderen tot in de kern van ons meoschelijk bestaan. En de gehoorzaamheid aan de wet was van die principieele daad slechts het uitvloeisel. Eenmaal „in gedaante geworden als een mensch", was het niet gehoorzamen voor den Zoon des menschen even ondenkbaar als onmogelijk.

Het gehoorzaam willen zijn lag van-zelf in de Vleeschwording van het Woord besloten.

Maar anders stond dit bij het naderen van den Dood.

De Dood was niet uit 's menschen natuur. De Dood is onnatuur. Niet in de levenswet des menschen lag de Dood, lag het sterven in. Ook is de Dood hier meer dan ons sterven. Bij ons sterven gaan we wel door de schaduwen des Doods heen, maar een kind van God komt met den Dood in diens innerlijk on-wezen niet in aanraking. Het sterven is een doorgang tot het eeuwige leven.

Maar de Dood zelf is een onheilige macht. Hij is de tegenstelling en de loochening van het leven. De Dood op zichzelf is de eeuwige Dood, en die eeuwige Dood is het worden losgelaten van God, het verbreken van den band met het leven in God. De negatie van alles wat God en Godes is. De nacht tegenover den eeuwigen morgen. De buitenste duisternis tegenover het glansrijk licht van Gods majesteit.

De Dood was niec uit God, was niet Gods bestemming voor het creatuur, en kon deswege niet tot de levenswet des menschen behooren. En daarom nu was het oogenblik, waarop de Zone Gods, die het eeuwige leven was, met dien eeuwigen Dood in aanraking zou komen, voor hem het ontzettendst. Op Thabor verscheen Mozes en Elia, om hem bij dien gang naar Jerusalem te sterken, In de verheerlijking op Thabor glansde het eeuwige leven in heel zijn persoon door, als om hem voor dien laatsten strijd te heiligen. En in Gethsémané hebben, evenals in de Woestijn bij do verzoeking, Gods engelen hem gesteund en getroost.

Hier kwam de gehoorzaamheid op de proef, omdat hier voor 't eerst uit die gehoorzaamheid zich strijd ontspon. Omdat hier voor 't eerst wil tegenover wil kwam te staan. „Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede". En omdat hier voor 't eerst de ingang in de verborgenheid van het onheilige zich ontsloot. De Dood is diep zondig, hij is diep onheilig, want hij is loochening van het leven, maar ook van het licht.

Alles kende Jezus, maar niet dien eeuwigen Dood. En daarom was die ingang in den Dood het ontzaglijke, het verbijsterende, datgene wat hem bedroefd en bang in de ziel maakte. Zijn bezwijken in zichzelf, om zich in het geloof aan zijn Vader weer op te richten.

En zoo eerst is de gehoorzaamheid van den Christus voleind, door worsteling geleerd en to de zelfofferande van Gods gezalfcen Zoon geworden.

Zoo eerst kwam het uit, dat het al in de gehoorzaamheid culmineerde, zijn toppunt bereikte, en eerst in de glorie der opstanding tot heerlijkheid omsloeg.

Liefde voor ons gevallen geslacht was drijfveer. Liefde voor den Vader was het bezielend element. Maar noch die eerste, noch die tweede liefde kon het voleinden. God Drieëenig in zijn Souvereiniteit moest geëerd, en dit kon niet door liefde, maar eerst door de gehoorzaamheid geschieden.

Mystiek is kostelijk, liefde voor uw God uitnemend, u Gode in uw leven toewijden voortreffelijk, maar boven dit alles staat de gehoorzaamheid. Het zelf creatuur en door uw God geregeerd en aan uw God onderworpen creatuur willen zijn, en Hem den Drieëanige eeren als uw Souvereinen Gebieder, als dien God die heerschappij over u bezit, aan Wien gij u te onderwerpen, naar Wiens wil ge u in alles Ie voegen hebt.

Maar daarom juist is die gehoorzaamheid het moeilijkst. Ze is een negatie, de te niet doening van alle zonde, en van de zonde in haar beginsel. Het is het breken met de zonde in het verborgenste van uw zieleleven. Gehoorzaamheid niet alleen dan, als uzelf dé heerlijkheid van Gods wet is ontdekt. Maar het gehoorzamen ook daar, waar het alles mysterie voor u bleef, en ge in de donkerheid ingaat, alleen vertrouwende op uw God.

En juist omdat die gehoorzaamheid het moeilijkst, het pijnlijkst, het bijna tegennatuurlijke is, daarom heeft Jezus ^iV gehoorzaamheid, die harde, die ontzettende, die tegen alles ingaande gehoorzaamheid, plaatsbekleedend, voor u volbracht, toen hij, die het Leven was, inging in den eeuwigen Dood. Maar dan moet die gehoorzaamheid van den •Christus, die uw Hoofd is, ook in u nawerken, in u doordringen, van u uitvloeien. Dan moet ook or­ uw geloof allereerst en allermeest op die gen.hoorzaamheid gericht zijn.

Dan is het geen Evangelie meer, als u allerlei lieflijks wordt voorgehouden, maar die gehoorzaamheid niet op den voorgrond treedt. Dan kunt ge geen volgeling van den Man van Smarte zijn, als die gehoorzaamheid ook niet voor u de poolster van uw leven is ge worden.

Dan sluit Kind van God te zijn, en niet in die gehoorzaamheid in te leven, elkander uit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Gehoorzaamheid geleerd heeft.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's