Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vereenigingsleden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vereenigingsleden.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van huis-uit.

„Zeg mij wat gij leest — en ik zal u zéggen wie en wat gij zijt."

Dit woord zal in onze kringen zeker wel niet mis-verstaan worden. Allerminst wordt er meê bedoeld, dat een Calvinist in zijn huis alleen en uitsluitend zal toelaten boeken en tijdschriften en persorganen, die zuiver, volmaakt zuiver op het stuk der beginselen worden geacht. Integendeel, een goed Calvinist is niet exclusief, is ruim van inzicht en neemt, het leerstuk der Gemeene Gratie verstaande, een breed stand punt in ten opzichte van geheel het maatschappelijk leven. En zoo wordt in calvinistische gezinnen, voor zoover daartoe de krachten beschikbaar zijn, lectuur ook van andere richting aangetroffen.

Er is echter een grens. En die grens kan zoo ver worden overschreden, dat er geen sprake meer is van het ruime inzicht en het breede standpunt van den Calvinist, maar van een caricatuur daarvan, van een onverschilligheid omtrent het geestelijk leven in het gezin, die voor vader en moeder en kinderen van de meest droevige gevolgen kan zijn.

Als jongens en meisjes in onze gezinnen het ééne boek na het andere verslinden zonder dat de ouders ernstig nagaan van welke strekking die boeken zijn; als vader en moeder nu ja na den maaltijd, en misschien nóg een enkelen keer op den dag, voorgaan in het lezen van een gedeelte van Gods Woord, maar overigens geen behoefte gevoelen aan wezenlijk goede en gezond stichtelijke lectuur; wanneer in die gezinnen geen enkel orgaan komt van onze kerkelijke pers — behalve dan een Kerkbode, alléén maar om te weten wie er preêken zal — geen enkel blad van onze politieke richting, dan is dat voor de toekomst van die gezinnen een hoogst bedenkelijk teeken, en dan geldt wel ter dege het woord: „zeg mij wat gij leest — en ik zal u zeggen wie en wat gij zijt."

Het vereenigingsleven, zooals dat zich in de laatste jaren ook onder de belijders van den Christus op verblijdende wijze heeft ontwikkeld, kan ongetwijfeld een. zegen worden voor land en volk. Zoovelen, die anders onkundig zouden blijven ten opzichte van de toepasselijkheid onzer beginselen voor allerlei gebied, worden daardoor aangespoord zich rekenschap te geven van de eischen, die de maatschappij in al haar geledingen stelt aan allen, die voor het Woord des Heeren willen buigen.

Toch zal dat vereenigings-leven eerst dan vruchten geven, niet maar alleen voor het tegen woordige doch ook voor de toekomst van ons volk, wanneer dat leven zich aansluit aan het gezins-leven; wanneer het streven om zich in tiet politieke, in het sociale en in het economische leven te vereenigen om gemeenschappelijk beleden beginselen, van huis-uit zijn oorsprong heeft in het vereenigen van de huisgenooten, van ouders en kinderen, om de banier van het Woord en in de vreeze Gods.

Dit spreekt toch wel vanzelf. Duurzame vruchten zijn immers, naar den mensch gesproken, niet te verwachten van onze kiesvereenigingen, van Patrimonium, van onze jongelings-en Christen studenten-vereenigingen, van geen onderwijs-of eenig andere vereeniging ook, wanneer haar leden niet van huis uit, niet m hun eigen gezin, voorgaan in het eerbiedigen van of geleerd hebben te buigen voor de ordiaantiën, die de Heere voor den kring van ouders en kinderen heeft gesteld.

Dit geldt ook het onderwijs. Wij, Calvinisten, verlangen voor onze kinderen een school met den Bijbel — niet, omdat wij in haar zien een bekeerings instituut, maar omdat de school zich heeft aan te sluiten aan het gezin; omdat de school in zeker opzicht een verlengstuk daarvan is. Zóó kunnen de goede beginselen, die wij onzen kinderen in huis inprenten en waarnaar wij hen opvoeden, versterkt en ontwikkeld worden; zoo wordt een geslacht gekweekt en gevormd in de vreeze Gods, een geslacht, hetwelk een sieraad voor kerk en maatschappij beiden zal zijn. Het gezin kan dit niet alleen; maar nog veel minder is de school daartoe bij machte. Al poogt ge uw kinderen zooveel in u is op te voeden naar de goede beginselen, maar ge stuurt hen naar een school, die met die beginselen geen rekening kan en mag houden — hoe zult ge u kunnen verantwoorden, wanneer straks uw kinderen van de belijdenis der ouders afkeerig blijken te zijn; wanneer ze het geloof > an vader en moeder vijandig worden ? En sterker nog: wanneer ge uw kinderen wél stuurt naar een school, waar Christus koning is en waar de Bijbel de eereplaats heeft, maar ge gaat zelf niet in uw gezin voor in alles, waarin vader en moeder geroepen jijn hun zaad voor te gaan — hebt ge dan eenig recht om tot verantwoording te roepen den onderwijzer der school, als uw kind niet is geworden wat ge er van gehoopt hadt?

Er wordt wel eens geklaagd over de vruchten van deze of die christelijke school. De kinderen worden er niet genoeg aan orde en tucht gewend; ze zijn zoo druk en zoo ongehoorzaam. Verre van ons om te zeggen, dat het christeliik onderwijs op onze lagere scholen volmaakt is; dat er geen scholen zijn, die inderdaad beter zouden kunnen wezen. Doch voor alles moet erkend worden door de ouders, dat orde en tucht en gehoorzaamheid van huis uit, door vader en moeder moeten geleerd en aangekweekt worden. Wordt dit recht verstaan, dan zal men de schuld van al het kwaad, dat in de kinderen wordt gezien, niet maar dadelijk aan de school en haar onderwijzers wijten; tpaar zal men zich-zelf eerst ernstig afvragen, of de kinderen wel van huis-uit opgevoed zijn en onderwezen in de goede, door Gods Woord gewilde richting.

Wie zal niet gaarne toegeven, dat ons Christelijk lager onderwijs; dat onze scholen met den Bijbel op heel wat hooger peil zouden staan, zoo oneindig meer zouden beantwoorden aan haar doel — wanneer het „van huis uit" door allen goed verstaan en deugdelijk toegepast werd. En eveneens, wat zou ftet vereenigingsleven op allerlei gebied niet veel vruchtbaarder zijn voor de maatschappij, wanneer zij, die in dat leven min of meer vooraan' staan, er althans hun woord spreken en invloed uitoefenen, van huis uit voor dat leven met zijn ernstige eischen behoorlijk waren gevormd, van huis-uit geleerd hadden: hoogen eerbied voor de ordinaniiën Gods, solidariteit en eenheid des geloof, eens-willendheid en inschikkelijkheid — „christelijke en maatschappelijke deugden", die de school en de maatschappij niet of zoo moeilijk kunnen geven, wanneer zij ze bij vader en moeder niet heeft leeren kennen.

John R. Mott, de hoogst verdienstelijke algemeene secretaris van de Christelijke federatie van studenten uit alle landen, schreef in een zijner jongste reisverslagen: „Men moet, om de menschheid voor Christus te winnen, beginnen met het hoofd." En hij verstond onder dat hoofd de Universiteit, omdat dair worden gevormd de leiders en woordvoerders van het volk, de mannen die straks de publieke opinie zullen beheerschen, die de geschiedenis zullen maken.

Inderdaad — John Mott heeft niets te veel gezegd. Van de school, met name van de hooge school, gaat een invloed uit, die niet licht te hoog kan worden geschat; een invloed ten goede of ten kwade voor geheel de menschheid. Zoolang de Universiteit de vrije beoefening der wetenschap ziet in het^ los zijn van alle banden, van alle beginselen, los van het Woord en van de Openbaring Gods, zal zij de verbreiding dereenig goede beginselen en dus het brengen der volken tot Christus, tegenhouden niet • alleen, maar ook voor een goed deel onmogelijk maken. En toch is het gezin nog meer dan de Universiteit het hoofd der menschheid, de basis waarop het geheele maatschappelijk leven rust. Zonder een gezinsleven, dat de inzettingen en de ordinantiên Gods eert, is aan het winnen van de menschheid voor den Christus door de Universiteit niet te denken. De Universiteit zal niet op den weg van de gehoorzaamheid aan het Koningschap van Christus kunnen komen, wanneer de pogingen daartoe geen steun vinden in het christelijk gezin. En zoo ook zullen geen duurzame sociale hervormingen, naar den eisch onzer beginselen, kunnen verwacht worden, wanneer het gezinsleven zelf, door een hoog gevoel van solidariteit en tucht, geen steunpunt vcor die hervormingen aanbiedt.

Gezin, school en maatschappij — ieder van deze en alle drie te zamen vormen den mecsch. Maar het eerst en het meest het gezin. Van huis-uit behooren in beginsel de verbeteringen en de veranderingen, die gewenscht zijn, te worden aangegeven en aangebracht. Vergissen we ons, als we vreezen, dat op onderscheiden gebied daarmede niet altijd, niet genoegzaam rekening wordt-gehouden ?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Vereenigingsleden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's