Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het rapport van de Commissie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport van de Commissie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het rapport van de Commissie inzake de Grondwetsherziening heeft ook voor ons kerkelijk leven belang, in zooverre Prof. de Louter in een bijgevoegde nota de wenschelijkheid bepleit om Hoofdstuk VI van de Grondwet, handelende „over den Godsdienst", te herzien en meer in overeen­ stemming te brengen met de veranderde denkbeelden en omstandigheden van onzen tijd.

De wijzigingen die Prof, de Louter voorstelt, zijn voor een deel van formeelen aard. Het schrappen van Art. 173, waarin bepaald wordt dat de „tusschenkomst der Regeering niet vereischt wordt bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen noch bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften", geschiedt natuurlijk niet omdat Prof. de Louter zulk een tusschenkomst der Regee-: ring wèl noodig acht, maar omdat z. i. het vanzelf spreekt, dat de Kerken op haar eigen terrein volledige vrijheid hebben. Toch is het de vraag of de schrapping van dit artikel zonder meer wel wenschelijk zou zijn. De ervaring in Frankrijk opgedaan, maakt huiverig om een uitdrukkelijk erkend recht in dé Grondwet prijs te geven, wanneer niet Art. i68 in dien zin werd uitgebreid, dat de bescherming, die de Grondwet aan alle Kerkgenootschappen verleent, ook inhoudt, dat de Kerkgenootschappen geheel vrij zijn bij haar onderlinge correspondentie en het vaststellen harer regelingen.

De vraag of Grondwetsherziening thans noodig of wenschelijk is, laten we rusten. Maar zoodra van regeeringswege Grondwetsherziening aan de orde wordt gesteld, mag de „kerkelijke quaestie" niet onbesproken blijven. Al betreuren we het, dat niet van andere zijde dit vraagstuk aan de orde is gesteld, Prof. de Louter heeft daarom niet minder aanspraak op dank, dat hij de aandacht der Regeering op dit punt vestigde. Hoofdstuk VI der Grondwet beantwoordt reeds lang niet meer aan de eischen van onzen tijd.

Ook de voorgestelde wijziging van Art, 169 draagt wel een formeel karakter. De Grondwet bepaalt thans, dat de belijders der onderscheidene godsdiensten allen de zelfle burgerlijke en burgerschapsrechten genieten en „gelijke aanspraak hebben op bet bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen". Dat deze redactie verre van gelukkig is, stemt ieder toe. Vooral dat „aanspraak hebben op het bekleeden vaa ambten" kan, de historie leert het, tot alU.rlei dwaze gevolgtrekkingen aanleiding geven. Prof. De Louter wil dit artikel aldis lezen: „de uitoefening van burgerlijke en staatkundige rechten en het bekleeden vat) openbare ambten en bedieningen is onaf'nankelijk van eenige geloofsbelijdenis. Werkelijk verschil maakt deze redactie niet, Huogstens zou men kunnen zeggen, dat de greas hier wat ruimer getrokken is. De thaüs geldende redactie kent dit recht toe aaw de belijders der onderscheidene gezindhedtn. Prof. de Louter wil het onafhankelijk maken van eenige geloofsbelijdenis. In de practijk gold het laatste reeds. Want al behoort iemand tot geen godsdienstige ge zirdheid, zijn burgerlijke en staatkundige rechten bezit hij even goed.

Van meer belang is de derde wijziging, die Prof. de Louter voorstelt en die Art. 170 gekit. Dit artikel laat wel toe alle open bare godsdienstoefeningen binnen gebouwen en besloten plaatsen, maar de openbare godsdienstoefeningen buiten de gebouwen en besloten plaatsen worden alleen veroorlocfj „waar zij thans naar de wetten en regiementen zijn toegelaten". Prof. de Louter wii deze beperking laten wegvallen en stelt daarom voor te lezen: „AUe openbare godbdienstoefeningen worden toegelaten be houJens de noodige maatregelen tot verzekering der openbare orde en tucht." In zooverre daardoor aan de kerken meerdere vrijiieid gegund wordt, kan dit voorstel worden gewaardeerd, al blijft het de vraag of deze vrijheid zich wellicht niet te ver uitstrekt. De Roomsche Kerk zou daardoor het recht krijgen openbare godsdienstoefeningen op straat, bijv. processies te houden ook in steden, waar het protestantisme over heerschend is.

Het hoofdbelang schuilt echter voor ons in Art 171 der Grondwet, waarin bepaald wordt, dat „de tractementen, pensioenenen andere inkomsten van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, aan dezelve gezindheden verzekerd blijven", terwijl voorts de mogelijkheid geepend wordt aan de leeraars, die geen of een niet toereikend tractement genieten, een tractement toe te leggen of het bestaande te vermeerderen. Prof, De Louter wil dit artikel vervangen door de bepaling: „De wet regelt de uitkeering van tractementen, pensioenen en andere inkomens tot dusver door de onderscheidene gezindheden of hare leeraren genoten, met inachtneming zoowel van bestaande rechten als van nieuw ingeko men behoeften, " Ook deze wijziging schijnt reeël niet veel verschil te maken. Het vitieuse beginsel, dat de Staat de tractementen, pensioenen en andere inkomsten uitkeert, blijft in de Grondwet behouden; alleen zal de nadere regeling van deze uitkeering aan den gewonen wetgever worden overgelaten. Er ligt in deze bepaling in zooverre winst, als de gewone wetgever gemakkelijker bepa lingen maken kan voor het geval dat in een gezindheid scheuring ontstaat en niet alles aan het oordeel van den rechter behoeft te worden overgelaten, maar de „zilveren koorde" blijft toch bestaan. Een afdoende oplossing biedt dit voorstel dus niet.

Of de voorstellen van Prof, De Louter door de regeering zullen worden aangenomen, zal de toekomst moeten leeren. De kans daarop is zeker niet groot, nu hij voor deze voorstellen van niet één medelid steun ontving. Blijkbaar heeft de commissie het tijdstip niet gewenscht geacht, om op dit punt nader in te gaan. Haar voorstellen raken zoo goed als uitsluitend de bevoegdheid en de samenstelling van de Staten-Generaal in verband met de komende herziening van bet kiesrecht.

Toch mag het voorstel van Prof, De Lou­ter daarom niet met stilzwijgen voorbij orden gegaan. Het dient gewaardeerd, dat eze liberale hoogleeraar de kerkelijke uaestie bij deze grondwetsherziening aan e orde heeft gesteld en dat de door hem ngediende voorstellen, ook al bieden ze niet eheel wat wij wenschen zouden, toch uidelijk de bedoeling verraden, om aan de erken meerdere vrijheid te schenken en etere regeling van haar finantieele positie,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Het rapport van de Commissie

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1907

De Heraut | 4 Pagina's