Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

Geloofd zij de Heere God, de God Israels, die alleen wonderen doet. Psalm 72 : I8.

Eerst als ge u ernsdg indenkt in de pijnlijke worsteling, waarin de door zonde verzwakte mensch zich met de door vloek versterkte natuur gewikkeld zag, kuatgede beteekenis van het wonder verstzzn. Zonder het wonder maakt de Natuur si sposdig dtti indruk van machtiger, meerder te djn'en hooger te staan dan de geest; iets wat vanzelf leidde tot angstige, afgodische Natuuraanbidding. Ongemerkt schoof in de schatting van den bevenden mensch de Natuur in de plaats die alleen aan den levenden God toekwam, en hierbij was het gehed onverschillig, of de vreeze ia het hart sloeg door wat men van die Natuur zelve leed, of wel dat mea er de werking van kwade geesten achter zocht. Wat angst inboezemde was niet de Natuur in riist, maar de Natuur als ze in actie geraakte; en in beginsel maakte het hierbij niet het minste verschil, of die actie uit de Natuur zelve opkwam, of door booze geesten in haar gewrocht werd. De angstige vraag bleef één: „Hoe aan de overmacht van de Natuur als zeiawerkisg geraakt, te ontkomen.' Beeld was hier de groote zee. Prachtig om vaa het strand te begluren of in brooze hulk te bevaren, zoolang haar wateren in ruste zijn, maar om den hulpeloozen mensch met dood en verderf te bedreigen, als haar golven bergenhoog worden opgestuwd, en neerdreuner. op het strand. De stille Natuur verkwikte, sprak toe en deed weldadig aan, maar de Natuur in actie, als de elementen in beroeiing geraakten, verwekte schrik ea ontzetting. Tegen die bange verschrikking vond de verzwakte mensch geen hulp ia zichzelf; het scheen of zijn God, gelijk hij, voor die Natuur onderdeed. Dit leidde van de aanbidding van zqn God tot aanbidding van de Natuur ia haar macht ea ontzetting, of animistisch tot vreeze voor de geesten, die met die Natuur boosaardig tooverden. En die vreeze niet der Natuur of der booïe geesten, maar de vreeze Gods kon deswege alleen standhouden of terugkeeren, ais het wonder tusschenbeide trad, en God voor 's menschen oog zijn overmacht over ds macht der Natuur in feiten toonde. — Alleen in dit licht komt èa de onmisbaarheid èn de hooge beteekenis vaa het wonder \xA. Buiten dit verband met zonde en vloek is het wonder niet te verstaan. En veilig mag gezegd, dat het weigeren, om aan het • wonder te gelooven, steeds daarin sijngrond had, dat men deze hoogheilige beteekenis van het wonder niet doorzag of niet wilde.

De door zonde ontheiligde mensch stoad tegenover de Natuurmacht verzwakt ov«, - , en dat wei beide naar het lichaam, en naar de ziel. Niet, alsof zijn physieke kracht zoo plotseling afnam, maar allengs en van lieveriee was dit metterdaad wel het geval. Zie het maar aan zijn leveasduur. Eerst een levensduur vaa eeuwen, tot van bijna tien eeuwen toe, maar die levensduur is al dalend en zinkend, tot ze reeds in de dagen der Patriarchen bijna met onzen korten levensduur gelijk komt, ea het bij Moses in zijn lied reeds op 70 en 80 jaren is neergekomen. Krankheid onder allerlei vorm sloop ia. In de opvolgende reeks der geslachten ondermijnde erfelijke krankheid en ook gif van allerlei aard den weerstand, dien het leven kon bieden. En bij tal van volken vindt ge dan ook de herinnering van een veel sterker, veel machtiger voorgeslacht, van Nimrods en Herculessen, van reuzen en Enaks-kinderen, waarvan almeer de nakomelingen slechts het ontaarde en ingezonken nageslacht vormden. En nog ernstiger natuur droeg de verzwakking naar de ziel. In stee van allen saam zich op de Natuur te werpen, werpt de ééae raensch zich op den andere. Kaïn slaat Abel dood. Moordzucht gaat woekerea onder de roenschenkindcren. De conscientie is bevlekt, en de bevlekte conscieatie dooft dea ffloed. Het hoog gevoel, het fier bewustzijn, van als mensch hoog boven de Natuur te staan, zinkt ia. Vreeze vervangt den moed. Angst doet de innerlijke veerkracht der ziel minderen. Wie door angst gefolterd wordt, boet zijn geestkracht in. En zoo was het volkomen natuurlijk, dat de mensch gaandeweg zich steeds zwakker, steeds onmachtiger gevoelde tegenover de alle leven beheerschende en alle leven bedreigende Natuur.

En die verzwakte mensch stond nu tegenover een natuur, die in m-a.zhX gesterkt si^z.^. Uiterst modelij k is het, om zich vaa den vloek, die over dê aarde kwam, eea juist denkbeeld te vormen. Het best nog gelukt u dit misschien, als ge u de Natuur denkt j d als door den vloek krankzinnig gewordca. i m Het is bekend hoe krankzianigheid soms tot zelfs de physieke macht van den ongelukkige op wondere wijze verhoogt. Om één krankzinnige meester te worden, waren soms drie sterke mannen niet genoeg. Bij dan dronkaard doet zich soms tendeele 'tzelfde voor. Bij oproer of vechtpartqea is bet niet ongewoon, dat het woeste volk zich vooraf bedrinkt, om roekeloozer, om moediger te kunnen toetastea, en ook het overmannen vaneen dronken woesteling vergt soms buiten gemeene inspanning. Doch bij den kranksiaaige is die krachtsverhooging soms nog veel sterker. Niet als regel. gelukkig, maar dan toch verre van zeldzaam, leent de woede d jr krankzinnigheid aan haar .slachtoffer een spierkracht, die de gewone maat van measchelijke kracht zeer verre te boven gaat. Er grijpt bij zulk een krankzinnigen woesteling eea geheéie omzetting in zijn natuur plaats. Als een geheel vergiftigd wezen treedt hij voor u. Diezelfde persoon, die eerst kalm en rustig was, en met teederheid voor de zijnen besield, valt plotseling vrouw ea kinderen, valt vader en moeder aan, wil ze geweld aandoen en ze dooden. Geheel zijn stemming, geheel zija levensuitiag, geheel de uitdrukking van zijn wezen is anders geworden. Als een vernielende kracht treedt hij tegenover heel zgn omgeving op, ea wie hena aangrijpt of temmen wil, ondergaat de woede van zijn wonderbaar verhoogde kracht.

In zulk een beeld nu vertoont zich de Natuur, nadat de vloek in haar was gevaren. Evenals bij een krankzinnige, heeft ze tijden van kalmte en rust, maar daarop volgen de tijden vaa wiidheid en woede, dat ds elementen opstuiven en vernieling van allen kant dreigt. Daa schokt de aarde, de orkanen begia.ien te loeien, de stcrmwiad drijft de wateren op, de rivieren treden buiten haar bedding, ea het schijnt of alles ten onder gaat. En evenals bij dea krankzinnige, is ook bij de Natuur door den vloek heel het wezen veranderd. Giftig werd wal eertijds heilzaam werkte. De plant vertoont doornen en distelen. Ia de dierera vaart wildheid eo verscheuring. Krankheid en pestilentie gaal uit. Geheel het wezen der Natuur vormt één saamhangend organisch geheel, en in het wezen zelf van dat geheel is het verderf geslopen, in al haar rijken, in al haar sferen. Verwoesting doordringt haar tot in haar merg, en van uit dat merg spreidt zich 't gif van de vernieliag door al haar leden. En metterdaad ais een krankzinnige treedt ze tegenover den mensch op. Ea waar diezelfde Natuur in het paradijs den eersten measch met aaEmincige liefde omarmde, schijnt 't wel of ze, aangegrepen door den vloek, zich juist op des messch harer vroegere liefde werpt, om hem te plagen, te kwellen, hem geweld aaa te doen ea hem te vernielee; èn ze is zooveel ster ker, zooveel machtiger gewordca. Uit het plaatenrijk met gif en doornen, uit het dierenrijk met klauw ea muil, uit de sferen met onweder en stormwind, uit de diepte met vuurspuwing ea aardbeving, maakt ze lich legen hem op. Als één woedende kolossus doet ze zich voor, die met alle krschlen den mensch wil neerwerpen. In die woede is haar kracht veïtienvoudigd. Hel is cf iie loeit en brult om den mensch ang.st aan te jagen. En door dien angst, die ostzet tiiog overmand, krimpt de verzwakte mensch inéén, kruipt weg en trekt zich als de slak iü zijn schulp terug, bevend en sidderend van vreeze.

Vreeze is de religie geworden. Ons hindert dat woord vreeze, als men wil dat we er ons teeder ea innig gevoel van liefde voor onzen God in zullen uitdrukken. Onzer is de religie die ons een Geest instort, „niet wederom tot vreeze", maar een aandoening wekt die ons fluisteren doet, fluisteren ia heilige aanbidding: Abba lieve Vader! Maar zie het in de boekea des Ouden Verbonds, zie 't bij de patriarchen ea bij Mozes, bij den psalmist en profeet, en immers het is altoos de vreeze Gods die op den voorgrond treedt; de vreeze is ea blijft de eerste, de op den voorgrond tredende vorm, waarin de Godsvrucht zich uit. Zelfs nog ia het laatste boek der profeten, bij Maleachi, vraagt de Heere: „Ben ik eea Heere, waar is mijc vreeze f" En dit koa niet anders. Wij, in ons tegenwoordig leven, kunnen ons geen denkbeeld meer vormen vaa den angst en de vreeze, waarin de inensch na den val te midden van de door vloek vergiftigde Natuur verkeerd heeft. Afhankelijkheid is veel te zwak een woord, om het angstig besef weer te geven, waaraan het toenmalig geslacht tegenover de Natuur ia haar ongebonden, door niets beteugelde kracht, ten prooi was. Het was baagheid, het was angst, , het was doodsangst, het was ontzettiag, het was vreeze, vreeze in den vollen zin des woords, die den geest des measchea bevangen hield. Wie nu te midden van dien angst verwilderde ea van zija God afviel, begon als vaazelf ia die overmachtige natuur hst hoogste, het allesbeheerschende te '."en, < , a zoo kwam uit die vreer.e de Natuurdieast op, of de dienst van de booze geestea, die mea achtte dat die na-\ tuur misbruiktea, om dea mensch met veraie-' ling te bedreigen. En omgekeerd, waar het geloof stand hield, ca mea niet losliet de overtuigiag, dat toch onze God nóg machtiger was daa de Natuur, ea dat ze Hem als instrument dieade, daar bracht de mensch zija vreeze op zijn God over, ea werd de vreeze Gods het wezen zelf der religie. Eea woerd, een uitdrukking, die wij nog wel bijhoudea ea bezigen kuanen, maar die bij ons toch geheel ia beteekenis gewijzigd is. Het woord gedvruchtig, het woord godsvrticht wil nog zeggen iem.3nd die God vreest; deak maar aaa het Duitsche woord Furcht voor vreeze; godsvrucht is alzoo letterlijk aog altoos vreese Gods. Maar voor ons is daaruit het deakbeeld van angst en bangheid, van ontzetting geheel verdwenen. God en niet den measch re vreezen, is voor ons de tfegenstelliag gewordea, ea het houdt nu niet anders in, dan stillen eerbied voor onzen God ea zija heilige ordinaatiëa, om als zija creatuur oas aan Hem te oaderwerpcn.

Maar hier nu juist trad de behoefte aaa het wonder in.

Ze kwam op uit de tegeastelling tusschca den zwakken measch, en de wild gewordca, ea daardoor in sterkte en veraietigcade macht toegeaomea Natuur. God zag men niet. Hij was de Oaziealijke. Maar altoos had men die ontzetteade Natuur om zich, voor zich, achter zich, ea over zich. De iadruk dien de Natuur maakte, was daarom'zoo overweldigead, en verpletterde in den mensch dea levensmoed. Wie koa die Natuur aan.? Wie kon tegen haar op? V7ir kon baar overweldigen ea beheerschea.' o. Het is zoo, men geloofde nog. De Schepper des hemels en der aarde moest machtiger zija, en soms was er, in den weg der gewone middelen, uit Hem een bcschikkinf ter uitredding. Maar toch de vraag: Is God, onze God, werkelijk ook die Natuur te sterk, over die natuur heer en meester, drong zich onweerstaanbaar telkens weer op. Ea als men dan smeekte en bad, zich pijnigde ea offerde, ea de Natuur overmeesterde toch, dan zoak ten slotte het geloof ia. Neea, niet God, de Natuur was de oppermachtige. En dat baag, vaa alle geloof afvoeread besef, kon alleen door het wonder gebrokea worden. Als God wonderheden ea teekenen deed, die zijn oppermacht over de natuur voor aller oog deden schitteren, dan ja, maar ook dan eerst, ging de vreeze voor de Natuur onder, en werd God eea toevlucht en een rotssteen, een hoog vertrek voor de zijnen. De Openbaring, door inspraak, door toespraak ging daarbij vooraf. De vreese der Natuur, die aan Gods oppermacht deed twijfeiea, moest tenslotte zelfs twijfel doen rijzen, of God wel bestond. Men zag den Onzienlijke niet. Was Hij er.' Waar Hem te ontdekker: .' Hoe Hem te vinden.' EQ hierin nu kwam de Openbaring te hulp. Reeds aanstonds ia het paradijs. God toont zich niet, aeea, Hij openbaart zich. Hij spreekt in de ziel ca tot dea measch. Straks geeft Hij beloften, en die beloften worden vervuld. Hij kondigt het oordeel ia den zondvloed aaa ea .iie zoadvloed komt. Hij verkeert met de patriarchen als eea man met zijn vriend. Ia dea kring, waarin de Openbaring zich gelden doet, houdt het geloof aan Gods bestaan dan ook stand. Maar deze kring was klein. Het zijn er zeer weinigen, die aldus begenadigd worden. Onder de volken neemt het geloof aan God af. Schier allen vervallen in Natuurdieast. of ia geestenaanbidding. En nu moet het volk geroepen, het volk geformeerd worden, waarin het geloof aan God grondslag van heel het volksbestaan zal worden. Daartoe gaan de nakomelingeader patriarchen in de smeltkroes van Egypte. En als ze daaria tot ééa volk saaragesmscd, geroepen worden om nu uit - Egypte uit te gaaa en Kaaaan binnen te trekken, en alzoo het volk des Heeren worden sullen, treedt in grootsche afmetinge.n, treedt op overweldigende wijze juist hier het ivonder op, ea zal dat wonder alle eeuwen door voor Israel, ia aller heugenis, het fundament vaa zija geloof en zijn hope blijven.

Eerst komen de wonderen voor Farao's oog ia zijn paleis; dan de wonderen der oordeelen over hem en zijn volk; en eindelijk het machtige wonder, als Israel droogvoets door de Roode Zee trekt. Machtsbetoon is hier het keanclijk doel. Machtsbetoon om Egypte en zija Faraönea ontzag ia te boezemen, en machtsbetoon om Israel uit te redden, en het te binden in het geloof aan der vaderen God. Ook hier gaat de Openbaring vooraf, de openbaring aan Mozes. Diep en krachtig moet op Mozes deindruk van Gods heilig bestaan worden ingedrukt. Ea nu komt de concurrentie met de wijzen vaa Egypte. Let ook hierop. Er is geen twijfel aaa, of aaa de oudheid was eea keanis, eea instinctieve kennis vaa de Natuur overgeleverd, ea waren geheimnissen bekend, die destijds aaa dea measch nog zekere macht over de Natuur lietea. Lichtziaaige spotternij kaa dat alles wel als verdichtsel en inbeelding verklaren. Maar de Schrift ieert het oas anders. De wijzen ia Egypte, 200 meldt ze ons, deden metterdaad diagen, die wrj hun niet zoudea kuanen nadoen, en die hun verklaring alleen kunnen vinden ia zekere mysterieuse, instiactieve kennis van de macht over de Natuur, die sinds te loor ging. Maar even grif als we dit erkennen, even vsst staat het, dat hieronder allengs allerlei bedrog ea misleiding was ingeslopen, ea dat de wijzen van Egypte als getooverd voorstelden, wat feitelijk niet anders was dan het product vaa traditioneele natuurkennis. En mocht al een tijd lang deze geheimzinnige kenais goede dieasten hebben gedaaa, en de priesters en wijzea vaa Egypte daardoor het volk der Pharaonea tot eea hooger trap van cultuur hebben opgeheven, nu had dit afgedaan, en daarom treedt Mozes ea treedt Aaron nu tegenover hen op, om een heel andere macht, namelijk de wondermacht Gods, tegenover hen te stellea, ea wel ia een vorm, die óas wel vreemd aandoet, maar die juist aldus zich vertoonen moest, om de Egyptische mysteriën in hun ijdelheid tea toon te stellea Deze eerste wondercyclus gaat ia tegen het mysteriedat in Egyptenog nabloeide.

Doch dan wordt het ernstiger en komen de woaderea des oordeels. Middellijke woaderea, als mea zoo wil, omdat het meest aatuurkrachtea zija, die worden aasjgewead, om het oordeel Gods aaa Farao's trots te voltrekken. De Nijl was der Egyptenaren roem ea afgod. En nu wordt die Nijl zelf instrument des Heerca om Egypte's trots neer te slaan. Ea voorts treden de plagen ia, die uit de woestijn opkomen, en alle uit verhoogde natuurwerking te verklaren zijn; maai" zóó verhoogd, en zoo aangewend, dat zelfs de Egyptenaar er een hooger macht ia gist, edoch om, als de eerste aagst voorbij is, telkeas weer in zija oageloof terug te ziakea. Tot het aan de eerstgeborenen komt en straks Israel door de Roode Zee trekt, en au al 't volk da mogendheid des Heeren over alle natuurmacht ziet, ea Mirjam met haar reiea in jubel uitbarst, en Mozes het uitroept: „O Heere, wie is als Gij onder de goden? Wie is als Gij, verheerlijkt in heiligheid vreeslgk in lofzangen, doende wonderen? ', Men moet het keurige werk Vón Dr. Wright, eea door en door kundig geoloog, hierover lezen, om al de beteekenis vaa dat machtige wonder te verstaan. Hij is de schrijver vaa: „De ijsperiode in Amerika en haar beteekenis voor het menschelijk leven; " vaa : „De ijsvelden in Groenland en de noord Atlantische Zee" vaa : „Aziatisch Rusland!' eaz., werken die om hun wetenschappelijk karakter door ieder op prijs wordea gesteld. Ttians gaf hij uit zijn werk: „ Wetenschappelijke bevestiging van de geschiedenis van het Oude Testament'' (OberlinOhio 1906). Op blz. 83—115 hieria bespreekt hij als geoloog en paleontoloog dea uittocht uit Egypte, ca doet er ons de beteekenis eerst recht vaa gevoelen. Ea daa springt niets zoozeer in het oog, als dat het dit majestueuse wonder is, aan dsa aanvang vaa Israel's historie geplaatst, dat eens en voor altoos de oppermacht van Jehovah over de Natuur ca haar macht ten grondslag vaa' heel Israel's religie heeft gelegd. Hierop komt de godsvrucht in Israel altoos weer terug. Aan dit feit ontleent ze altoos weer kracht. Jehovah, een God die wonderen doet, is de roep die hun Intocht ïa Kaaaan vooruitgaat. De angst voor die macht van Israel's God, was op alle inwoners ia Kanaan gevallen. Het is deze vvoadermacht des Heeren die deze volkea oatzeauwde, en het is ook die wondermacht en haar aawerking op de gemoederen, waardoor Israel in Kanaan heeft overmocht.

Het wonder heelt alsoo het geloof aan den levenden God voor oas menschelijk geslacht gered. Het wonder is ia de geschiedenis der religie niet bijkomstig. Het is geen siersel der historie. Iets dat men zich ook weg kan denkea. Veeleer gaat het woader voorop, komt uit het woader de herleving en de bevestiging vaa het geloof, ea is nog het feit, dat wij na zooveel eeuwen in den levenden God mogen ea kunaea gelooven, aan dat intreden vaa het wonder bij Israels aaavaag, ea in Israels historie te danken. En deze geheel eeaige beteekenis van het woader nu peilt ea doorgrondt ge aiet, of ge moet op de ordinaatie Gods aaa den measch, dat hij heel de Natuuren heel de aarde aan zich oaderwerpcn moet, teruggaan. Door de zonde en in den val, viel die kroon der eere van 'smeaschen hoofd af. Machteloos ea hulpeloos tegenover de losgebroken woede der Natuur staande, hield hij alleen deze vraag over: of de God, dien hij aanbad, evenals hij, voor die wilde natuurmacht bezweek, dan wel of, waar hij bezweek, zijn God heeren meester over die Natuur bleef, en hem tegenover die wilde natuurmacht koa dekkea en beschermen. En dit au koa niet getoond dan door het wonder. Het moest kennelijk en openbaar worden, dat een macht nóg hooger dan die der Natuur, zich ia de Natuur opeabaren, er in werkea, haar bezwerea, en aan hooger doel dienstbaar kon maken. Openbaring, toespraak, inspraak in ds ziel was ongenoegzaam. Op macht kwam het aan. Op betoon van macht, van overmacht en van oppermacht over de ontzetteade machten der Natuur, waartegeaover de verzwakte. measch zich geplaatst voad. En dit juist was het, wat het wonder, ea met name het wonder bij de geboorte vaa Israel, als volk, oas aanbracht. En daarom sloten onze Gereformeerde vaderen het Oud Verbond niet, om alleen in het Nieuw Verbond zich geestelijk te sterken. Neen, ze gingen op Israel en zijn opkomst als volk terug, om in de geboorte van Israel de machtige openbaring van het wonder te eerea. Ze ver.stondea het, dat het woader, waarvoor ia het Paradijs geea plaats zou zija geweest, niet kon uitblijvea, maar moest komea ea daa ook gekomea is, toen de paradgstraditie had uitgewerkt, en het nieuwe geloofsleven in Israel moest opgewekt, om eens door Israel alle volken der aarde te zegenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1907

De Heraut | 4 Pagina's