Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Fernhout schrijft in de Utrechtsche Kerkbode een uitnemend artikel over onze Kerkelijke examina.

Er schijnt reden te zijn, tot het stellen van de vraag, of onze kerken over 't algemeen wel voldoenden ernst maken met de praeparatoire en peremptoire examinatie van hen die staan naar de bediening des Woords. Èn met het oog op de Kerken zelve, èn met het oog op de candidaten. Want aan beide zijden zijn er bij de kerkelijke examinatie ernstige en teedere belangen betrokken.

Natuurlijk gaat het belang der Kerken daarbij voorop. Want de Kerken zijn er niet voor de Dienaren, maar de Dienaren voor de Kerken 't Gaat er bij een kerkelijke onderzoeking niet om, jonge Mannen aan een positie te helpen, maar te waken dat er niemand tot den Dienst des Woords kome, die daarvoor niet de noodige gaven en de ver eischte bekwaamheid bezit.

In haar praeparatoire en peremptoire examinatie betrekken de Kerken de wacht bij den toegang tot haar kansels; bij de bediening van het Woord Gods, en daarin bij het kostbaarste dat haar door haar Koning is toevertrouwd, en bij één harer hoogste en heiligste belangen.

Want de bediening des Woords is het vooraaamste genademiddel, haar door den Heere geschonken. In waardij zelfs de sacramenten te boven gaand.

Als ze één van beide missen moest — het is Méér gezegd — zou ze eer de sacramenten dan het Woord kunnen ontberen.

Dat Woord is het brood waarbij ze leeft, het licht waarbij ze wandelt, de staf waarop ze leunt, de wapenrusting waarin ze strijdt.

Aan zijn rechte bediening hangt haar geestelijke Wasdom, haar eeuige troost, haar bekwaamheid tot de vervulling van haar roeping, tot het strijden van haren strijd in de wereld.

Om haar-zelfs en om haars Koningswille moet je daarom met allen ernst toezien, dat ze tot de bediening des Woords in haar midden niemand 'oelate van wien ze niet overtuigd is, dat hij ge­ willig en óók dat hij in gaven en kennis bekwaam is, haar het Woord Gods getrouw, breed en diep, en naar de eischen van den nood en de worstelingen des levens, te ontsluiten. En bij de praeparatoire en peremptoire onderzoeking moet het haar om die overtuiging en die zekerheid te doen zijn. Laksheid en toegeeflijkheid ware hier verraad aan het Woord haars Gods en aan haar eigen leven en roeping als Kerk des Heeren.

De examinatie moet daarom geschieden met allen ernst en alle gezetheid. Met niet minder, maar met veel meerder ernst en gezetheid nog dan de beproeving van wie tot het Ouderlingen-en het Diaken-ambt geroepen zullen worden. Niet alleen om het hooger gewicht, maar ook om den langeren dunr van den dienst.

_ Het feit, dat de candidaten ten onzfnt, eer ze zich aan de kerkelijke examinatie onderwerpen, in den regel althans, wetenschappelijk geëxamineerd werden aan de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit of aan de Theologische School, mag daarop niets afdingen. Want al zijn deze Schoolexamens ook voor de Kerken volstrekt niet waardeloos, en al bieden ze haar een weikomen steun in haar eigen oordeelen, kerkelijke examens zijn ze niet, en de Kerken blijven daarom voor God en tegenover elkander de volle verantwoordelijkheid van eigen onderzoek en beslissing dragen. Geswe gen nu nog van 't gevaar, dat - ook al is er thkns alle grond voor vertrouwen — in de toekomst zou kunnen dreigen bij steunen van de Kerken op 't oordeel van Faculteit en School.

Waarbij dan nog dit komt, dat de School examens uitsluitend vragen naar wetenschappelijke ontwikkeling, terwijl bij de Kerkelijke examinatie op nog zooveel méér moet gelet. Daarenboven vergete men niet, dat bij de aanvaarding van het beginsel van vrije studie door onze Kerken, zich elk oogenblik ook voor kerkelijke examinatie kunnen aanmelden jonge mannen die niet aan Theologische School of Vrije Universiteit gestudeerd hebben.

Nu hangt voor de deugdelijkheid van 't onderzoek, zoo goed als alles af van de bekwaamheid der examinatoren.

De examinatoren moeten in de vakken, waarin ze ta. onderzoeken hebben, goed thuis zijn; ze moeten in hun stof inxiiten; ze moeten die zóó beheerschen, dat ze er zich in alle richtingen met gemakkelijkheid in bewegen; dat ze de beheerschende momenten goed in 't oog hebben, en vandaar uit juist weten te onderscheiden tusschen het méér-en het minder belangrijke.

Bovendien moeten ze takt hebben van vragen: ze moeten hun vragen juist en scherp weten te formuleeren, en in zulk een vorm weten te gieten, dat ze de overtuiging en de kennis van den examinandus dwingen voor het voetlicht te komen. Oók dat laatste. Want de taak van den examipatoris niet, te laten blijken, hoeveel z'n examinandus niet, maar aan 't licht te doen komen 'wat hij wèl weet. Daarom moet hij geen opgeblazen mensch zijn, die meer op zich zelf dan op den examinandus de aandacht vestigt, maar een ootmoedig, bescheiden en daarom voorzichtig man.

Op al deze dingen moet, bij de aanwijzing van examinatoren, met alle zorg worden gelet.

En dat niet alleen in 't belang van de Kerken, maar ook in dat van de examinandi.

Ze hebben er recht op, dat de Kerken hen door verstandige, goed onderlegde en in elk opzicht bekwame mannen doen onderzoeken.

Er is voor een examinandus geen grooter ramp dan dat hij ondervraagd wordt door iemand, die de stof van 't vak waarin hij examineeren moet, niet behoorlijk meester is. Het beneemt hem de gelegenheid om van de met moeite en inspanning \'erkregen kennis behoorlijk te doen blijken; het dwingt hem om gedurende heel het onderzoek te blijven ronddraaien in 't enge kringetje, dat de examinator zich, om ten minste eenig figuur te maken, bij zijn haastige voorbereiding heeft getrokken, het stelt hem bloot aan 't gevaar voor nr.isverstand en een onjuiste duiding van zijn antwoorden.

Hij heeft er bovendien recht op, dat z"n examinator niet vreemd zij aan de Encyclopaedische beginselen, aan methode en gang die zijn studie beheerschte en aan de indeeling der stof, waaraan de School hem gewende; wijl, zonder dat, de onmisbare aansluiting ontbreekt.

Hij heeft er óók recht op, dat wie hem ondervraagt, voorkomend en broederlijk tegenover hem optrede; hem vertrouwen inboezeme en zich inspanne, niet om hem door handigheidjes te vangen, maar om hem te helpen in 't doen blijken van zijn kennis.

Wordt er nu met de ernstige beteekenis van een kerkelijk examen, wordt er met de belangen èn van de Kerken èn van de examinandi, bij de regeling van de examina, onder ons wel altijd naar

eisch rekening gehouden ? Wat men zoo nü en dan van kerkelijke examinaties te hooren krijgt, geeft recht tot eenigen twijfel.

Aan den éénen kant hoort men ambtsdragers klagen, dat de wijze van onderzoeking bij prae paratoir en peremptoir dikwerf zóó dun en oppervlakkig is, dat ze niet in staat stelt om zich van de kennis der examinandi ook maar een flauw beeld te vormen; dat ze te weinig op de beginselen ingaat, om de overtuiging van een candidaat op cardinale punten, zelfs van de dogmatiek, in 'f licht te doen treden; en dat vaak méér de bul van School of Faculteit, dan de uitkomst van 't onderzoek bij de beslissing den doorslag geeft.

En aan den anderen kant hoort men klachten van Candidaten over de gebrekkige toerusting van hun examinatoren, over de bekrompenheid van 't veld van onderzoek, over onhandigheid in het vragen, over zucht «om te laten rijden» enz. En al moge men nu dergelijke klachten niet altoos even hoog hebben aan te slaan, wie nog al eens een kerkelijk examen bijwoonde, zal toestemmen dat ze niet alle uit de lucht gegrepen zijn.

Nu is de volmaaktheid ook hier stellig niet te bereiken.

Maar er valt, naar 't ons voorkomt, toch wel iets te doen om dit euvel voor 't minst te temperen.

De Classes konden over 't algemeen m de regeling van den examen-arbeid met meer voorzichtig heid te werk gaan, dan ze veeltijds doen.

Ook misschien wat betreft de keuze van de examinitoren ; maar vooral in bepaling van den lijd waarvoor ze gekozen worden.

Ons is een Classis bekend — en we meenen dat er méér zoo zijn — die voor de regeling van de kerkelijke examina, van jaar tot jaar twee of meer Deputaten aanwijst.

Tot de opdracht van deze Deputaten behoort dan met name de aanwijzing van examinatoren. Deze aanwijzing doen Deputaten dan telkens vóór ieder examen. Dientengevolge worden de ééne maal deze, een volgenden keer geheel andere Dienaren met de examinatie belast. En deze examinatoren ontvangen daarvan dan naschrijving eenige weken vóór 't examen.

Dit nu schijnt ons een zeer verkeerde manier van doen. Zoo kkn een examinatie, tot schade voor de Kerken en voor de candidaten, niet aan haar doel beantwoorden. Want iemand moge al een uitnemend Dienaar zijn, en ook wetenschappe lijk, zoo goed en zoo kwaad als 't gaat — en hoe gaat he% ook in 't beste geval, bij drukken ambte lijken arbeid! — trachten bij te blijven — hij kan onmogelijk in staat zijn, om in enkele weken zich zóó in te werken in eenig vak, dat hij daarin naar behooren kan examineeren. Hij moet zich dan wel in alle haast tot groote schade van 't onderzoek, op een enkel onderdeel werpen, om zich bij de examinatie angstvallig binnen de grenzen daarvan op te sluiten.

Zullen onze kerkelijke examina eenigszins aan haar doel beantwoorden, dan schijnt het ons noodig, dat de examinatoren 't zij dan door de Classis zelve, 't zij door Deputaten ad examina, voor vast worden aangewezen. Elk kan zich dan in het hem opgedragen vak rustig inwerken, en bestendig beter bekwamen. En de kerken èn de examinandi zouden daarbij wel varen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's