Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genadeverhond en Zelfonderzoek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadeverhond en Zelfonderzoek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXX.

De onderscheiding van het Genadeverbond in een uitwendig en een inwendig verbond hangt ten nauwste met de volkskerk saam, komt daarop vanzelf, uit en Is niets anders dan een poging om de gansch onware en leugenachtige verhoudingen, die in de volkskerk gevonden worden, voor de consciëntiën goed te praten.

Maar daarom dient bij de beschouwing van het genadeverbond dan ook wel in het oog te worden gehouden, dat we daarbij niet aan een volkskerk denken, maar aan een Kerk, die de heiligheid van het verbond handhaaft door de tucht. Zoodra men de verbondsbeschouwing onzer vaderen gaat toepassen op een kerk, die niet de „vergadering der Christgeloovigen" is, maar een tuchtelooze menigte, wordt die verbondsbeschouwing zelve een onwaarheid. En waar de ernstiger kinderen Gods van niets meer af keer hebben dan van zulk een onwaarheid in het heilige, moet men er wel toe komen om het geestelijke Genadeverbond van het uitwendige te gaan scheiden en beide geheel van elkaar los te maken.

Maar daarmede is dan ook de volkskerk geoordeeld, want de Schrift weet van zulk een tweeërlei genadeverbond niets. Ntrgens wordt in Gods Woord geleerd, dat wie maar uitwendig lid Is van de Kerk, afgescheiden van de vraag of hij waarlijk een geloovige is, récht heeft op de teekenen en zegelen van het Genadeverbond, Onder de Oud-Testamentische bedeeling moest ieder, die uit Israël was geboren, besneden worden en het pascha vieren, of hij een geloovige was of niet. Het nationaal karakter van het verbond met Israël bracht dit mee. Maar onder de Nieuw-Testamentische bedeeling is dit anders geworden. Bij den doop wordt uitdrukkelijk als voorwaarde gesteld, dat men van harte gelooven moet In Christus. En bij het Avondmaal zegt de Apostel Paulus, dat we vooraf ons zelven moeten beproeven, opdat we niet onwaardiglijk etende en drinkende, ons zelven een oordeel eten en drinken.

Ook in de beschouwing der bondgenooten komt dit uit. Wanneer de Apostel Paulus over de gemeente schrijft: gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, dan teekenen onze Staten-o verzetters daarbij terecht aan: „dat is, u komen alle deze voorrechten en eeretitels metterdaad toe, die het gansche volk van Israël telkens en inzonderheid Ex. XIX : S, 6 en Deut. XXVI : i8, 19 ten aanzien van het uiterlijk verbond werden gegeven". Bij het volk Israël was er een uiterlijk verbond, op grond waarvan Israël in uiterlijken zin deze eeretitels mocht dragen. Maar thans onder het Nieuwe Verbond worden deze elfde eeretitels en voorrechten metterdaad, n waarheid, aan de gemeente van Christus eschonken.

Het feit, dat In de Christelijke Kerk, elfs in haar meest zuivere gestalte, toch ltoos kaf onder het koren voorkomt, naast e echte ook kwade ranken worden geonden, doet aan deze verbondsbeschouwing iets toe of af. De Kerk kan over het inendige leven niet oordeelen; ze moet afaan op het zelfgetuigenis van den betrokken ersoon. Indien iemand verklaart een geoovige te zijn, uitwendig wandelt In den eg des verbonds, zich voordoet als een ind Gods, dan heeft de Kerk naar het ordeel der liefde zulk-een voor een bondenoot te houden, hem als bondgenoot toe e spreken en de teekenen van het verbond em uit te reiken. Vergist de Kerk zich ierbij en is zulk een geloovige niet een precht geloovige maar een schijn-geloovige, an is dit haar schuld niet. Zij gaat dan rij uit en de schuld valt alleen op hem, ie, hetzij uit opzettelijk bedrog, hetzij omat hij zich zelf misleidde, zich voor een ge-' oovige had uitgegeven.

Dat de Kerk, wetende, dat zulke gevallen ich voordoen, het zwaard des Woords eeft te gebruiken om in te dringen In de onsciëntiën en tot zelfonderzoek heeft aan e manen, spreekt wel vanzelf en zal later pzettelijk ter sprake komen. Maar dit ag nooit er toe leiden om het Genadeerbond zelf in een uit-en inwendig genadeerbond te splitsen. Wie dat doet, neemt uist den prikkel voor de conscientie weg. ndien een historisch geloof en een onererlijke levenswandel voldoende zrjn om v s w l d d d a t t iemand recht te geven tot het lidmaatschap der Kerk en het gebruiken der Sacramenten en indien zoo Iemand werkelijk in het Genadeverbond staat, dan kan hij ook niet bestraft, vermaand en gewaarschuwd worden als een hypocriet en huichelaar. Men mag dan er op aandringen, dat zoo iemand met dit uitwendig genade verbond niet tevreden zal zijn, hem waarschuwen, dat hij zonder meer ontvangen te hebben, verloren zal gaan, hem opwekken om ook tot het inwendige genadeverbond te komen, maar de positie, die hij In de kerk inneemt. Is dan op zich zelf een gewettigde en geoorloofde.

Onze Geloofsbelijdenis nu weerspreekt dit ten stelligste. Ze zegt uitdrukkelijk van de Kerk, dat deze „een heilige verzameling is dergenen die zalig worden, der ware Christgeloovigen, alle hunne zaligheid verwachtende In Jezus Christus, gewasschen zijnde door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest." Wel erkent de confessie, dat in de Kerk In haar uitwendige gestalte onder de goeden altijd vermengd zijn de hypocrieten, maar ze voegt er terstond aan toe, dat deze hypocrieten „intusschen van de Kerk niet zijn, hoewel ze naar het lichaam In haar zijn, " En hetzelfde wat de Geloofsbelijdenis hier van de Kerk zegt, geldt evenzoo van het Genadeverbond, Want wel is de opmerking terecht gemaakt, dat Kerk en Genadeverbond niet hetzelfde zijn; de Kerk is de vergadering der geloovige n en het Genadeverbond is de relatie tusschen God en de geloovigen, maar wanneer we hier spreken van de verbondsbeschouwing dan bedoelen we den kring dergenen, die tot het Genadeverbond gerekend worden, en die kring valt met de Kerk saam.

De oude onderscheiding, reeds door Augustinus gemaakt en door onze Geloofsbelijdenis overgenomen, dat de schijngeloovigen wel in de Kerk, maar niet van de Kerk zijn, kan dan ook op het Genadeverbond worden toegepast; ze zijn wel in foedere, in het genadeverbond, vaa, wc niet de foedere niet van het genadeverbond. Ze leven wel uitwendig in den kring van het Genadeverbond; ze worden wel beschouwd door de Kerk als bondgenooten; ze deelen ook wel ia de uitwendige teekenen van het verbond ; ze zullen ook naar het verbond eenmaal geoordeeld worden en te zwaarder striffi ontvangen, maar ze behooren niet in werkelijkheid tot het Genadeverbond.

Wat hier beslist is het woord hypocriet of huichelaar. Een hypocriet is Iemand, die zich anders voordoet dan hij werkelijk Is, die een mom-aangezicht draagt, die als een tooneelspeler een rol vervult, die in werkelijkheid hem niet toekomt. De vraag of hij dit opzettelijk doet met het doel om an.ieren te misleiden, of dat hij zichzelven mis'tidt, doet er niets toe. Een tooneelspeler kan zoo opgaan in zijn rol, dat bij ten slotte meent werkelijk de persoon te zijn die hij voorstelt. Naast de volleerde huichelaars, die zich voordoen als geloovigen en zelf toch zeer goed weten, dat ze het niet zijn, vindt men tal van anderen, die de Schrift tijdgeloovigen noemt en die zich zelven niet bewust zijn, dat ze het waarachtige geloof niet bezitten. Maar hoe fijn men deze onderscheidingen ook wil uitspinnen, het kenmerk van een hypocriet blij f c altijd, dat hij zichzelven voordoet voor wat hij niet is.

Bij een uitwendig genadeverbond nu kan van een hypocriet geen sprake zijn. Indien iemand een historisch geloof bezit en geen openlijke ergernis geeït door zijn levenswandel, dan heeft hij aan de eischen van dit Genadeverbond voldaan. Of hij werkelijke genade bezit Is dan een vraag, die alleen zijn persoonlijke verhouding tot God raakt, maar niet zijn optreden als bondgenoot, niet zijn behooren tot den kring der Kerk, niet zijn toetreden tot de teekenen en zegelen van het Genadeverbond,

Nu voelt men in onzen tijd van geestelijke verslapping niet meer zoo diep het ongerijmde, dat in deze voorstelling schuilt, bij het lidmaatschap der kerk en bij den doop, dien men voor zijn kinderen begeert; alleen bij het Sacrament van het Avondmaal reageert nog de conscientie. Dan wordt wel degelijk de eisch van het genadeverbond gehandhaafd, dat niet een historisch geloof, maar een waarachtig, een echt geloof noodig is om het zegel des Verbonds te ontvangen. Wie zonder dat waarachtig geloof ten Avondmaal gaat, wordt als een hypocriet of huichelaar beschouwd. Maar die scheiding tusschen doop en avondmaal en tusschen de sacramenten en het lidmaatschap der kerk kent Gods Woord niet en gaat in tegen onze Belijdenis. De doop Is even goed als het Avondmaal een tecken en zegel van het verbond der genade, en wie lidmaat Is der Christelijke Kerk wordt als deelgenoot van het Genadeverbond beschouwd.

De schelding tusschen het uitwendige en Inwendige genadeverbond moet daarom beslist worden verworpen. Het Genadeverbond is ééa. Het heeft wel een uitwendige en Inwendige zijde; het brengt aan de eene zijde geestelijke weldaden en beeldt die aan de andere zijde uitwendig zicht'oaar af; maar al vallen die belde zijden nooit geheel saam hier op aarde, toch kunnen ze daarom niet van eikaar losgemaakt en naast elkaar gelegd worden. Evenals er niet twee kerken zijn, een onzichtbare en een zichtbare kerk, ie los naast elkaar staan, maar er één erk is, die tegelijk zichtbaar en onzichtbaar is en wier beide zijden even nauw zijn erbonden als ziel en lichaam in één peroon, zoo is het ook met het Genadeverbond.

Het Genadeverbond is opgericht met de are geloovigen. Het schenkt aan deze geoovigen de rijkste weldaden en zegeningen, ie door Christus verworven zijn. Het beeldt ie weldaden uiterlijk af en verzegelt ze oor de Sacramenten. Wie zonder waarchtig geloof tot deze teekenen en zegelen oetreedt, is een hypocriet. Hij mag uiterlijk ot het genadeverbond gerekend worden, k z e h i l maar werkelijk heeft hij er geen deel aan En de verbondsbeschouwing kan niet van deze hypocrieten, maar moet van de warc geloovigen uitgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Genadeverhond en Zelfonderzoek

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's