Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Binnen betrekkelijk korten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Binnen betrekkelijk korten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Binnen betrekkelijk korten tijd verscheen reeds ten tweeden male aan Groningen's Hoogeschool een proefschrift over Groen van Prinsterer. Verleden jaar promoveerde de heer M. P. Thomas a Thuessiak van der Hoop Van Slochteren tot meester in de rechten op een dissertatie over Staat en Kerk volgens Groen van Prinsterer. Thans waagde een jeugdig doctor in de Theologie zich aaa een studie over de Godsdienstige en wijsgeerige beginselen van Mr. Groen van Prinsterer.

Het is voor ons een verblijdend teeken, dat zoo aan een Rijksuniversiteit de beteekenis van Groen's persoon en arbeid gewaardeerd wordt. Bij zrjn leven mag Groen vaak geignoreerd zijn, na zijn dood wordt steeds dieper gevoeld, dat hij een der machtigste geesten is geweest, wiens invloed nog heel ons volksleven beheerscht. En elke studie om Groen's denkbeelden beter te verstaan, wordt door ons op hoogen prijs gesteld.

Beide dissertaties vullen elkander bovendien op welkome wijze aaa. Mr, Van der Hoop van Slochteren vatte zijn taak bescheidener op. Hij schreef zuiver als jurist en gaf objectief de gedachten van Groen weer over Staat en Kerk ia hua oaderlinge verhouding. Dr. Fockema mikt hooger. Hij heeft gevoeld, dat het niet voldoende is bij een man als Groea zija denkbeeldea weer te geven, maar dat ook moet worden doorgedrongen tot de godsdienstige en wijsgeerige g beginselen, die Groen's denken beheerscht t hebben, en hij heeft daarom beproefd niet l alleen deze beginselea uiteea te zetten, maar ook aan te toonen hoe uit deze beginselen met innerlijke noodzakelijkheid Groen's beschouwing van Staat en Kerk vclgde. Hij geeft daartoe eerst een algemeen (theoretisch) gedeelte, waarin hrj de beginselen van Groen uiteenzet, laat daarop een bijzonder (practisch) gedeelte volgen, en eindigt met een beoordeeling van Groen. Ongetwijfeld stelt een dergelijk onderzoek zeer hooge eischen. Een reuzengeest als Groen van Prinsterer werkelijk te begrijpen, zoo dat men de diepste beginselen, waarvan hij uitging, helder in het licht kan stellen, daaruit de practische resultaten kan afleiden en een juist oordeel over zijn streven vellen kan, is geen gemakkelijke taak. En al moet aan Dr. Fockema lof worden toegekend voor zijn uitgebreid onderzoek van' g a l o g d b v m v z z d r z M g roen's geschriften, en al verraadt deze issertatie een meer dan gewonen aanleg, och zal wel niemand, die Groen kent, beeren, dat deze poging geslaagd is. Voor en jeugdig theoloog was dit onderwerp lijkbaar te machtig.

Zoo is met name Dr. Fockema's poging m Groen's beginselen af te leiden uit lato's ideeën-leer, van eenzijdige overdrij-v j .-__ mg _!-.. niet _._r! vrij ^_ te pleiten. _, _r..-_ Al is - _ het t.-.. juist, ' •.•-^P^ at Groen Plato onder de philosophen der udheid het hoogste achtte en evenals Augustinus onder den invloed van Plato's ideeën-leer gestaan heeft, toch gaat het niet aan het zoo voor te stellen, alsof Groen zijn beginselen aan Plato zou ontleend hebben. Groen zelf zou geantwoord hebben: Ik ben geen philosoof, maar Evangeliebelijder. Hij heeft zich nooit een geesteskind van Piato, maar van Calvijn genoemd. Het uitgangspunt lag voor Groen niet in Plato's ideeënleer, maar in de Heilige Schrift, voor wier Goddelijk gezag hij in kinderlijke gehoorzaamheid het hoofd boog.

Ook de beschuldiging, die Dr. Fockema tegen Groen inbrengt, dat hij intellectualist was, al wordt ter vergoelijking er aan toegevoegd, dat zijn persoonlijke Christelijke ervaring en zijn historische zin dat intellectualisme „in verzachtende verbinding met het ethische beginsel" brachten, getuigt niet vaa een objectief historisch oordeel. Dr. Fockema is zelf voluntarist; hij verwerpt het primaat van het intellect en gelooft aan het primaat van den wil. Dit hangt daarmee saam, dat hij in zijn theologische opvattingen niet gereformeerd maar ethisch is. In den strijd tusschen Groen en de ethischen staat hij in hoofdzaak aan de zijde van Chantepie de la Saussaye, Beets, Gunning, Van der Brugghen. Toch wil hij, gelijk de zwevende etische richting steeds gedaan heeft, den eerenaam vaa Gereformeerd niet prijsgevea. De tegeastelling ethisch of gereformeerd, verwerpt hij daarom, de tegenstelling moet zijn ethisch of intellectualistisch. M. a. w., al wat gereformeerd is in den historicch gangbaren zin van het woord, wat zich vastklemt aan het gezag van Gods Woord en de belijdenis onzer kerk haadhaaft, is „intellectualis tisch". Een dergelijke schromelijke ver warring van begrippen, waarin de ethische theologie steeds eea zeldzaam behagea vond is zeker niet bevorderlijk om een man als Groen te verstaan of hem recht te doen wedervaren.

Dr. Fockema bespreekt ook de verhouding waarin Dr. A. Kuyper en Dr. Ph. J Hoedemaker, of wil men liever de antirevolutionaire en christelijk-historische partij, tot Groen's beginselen staan. Volgens hem hebben geen van beide de lijn van Groen regelrecht doorgetrokken, maar staat de leerhouding zoo, dat „Dr. Kuyper hoofdzake lijk aansluiting vindt bij die elementen, door wier werking Groen het meest afweek van zijn eigen grondrichting, terwijl Dr. Hoede maker de taktiek en de praktijk in over stemming tracht te brengen met deze grond richting", (p. 233) M. a. w. Dr. Kuyper heeft alle verkeerde elementen van Groen overgenomen, Dr. Hoedemaker het ware beginsel alleen gevat.

Of deze lof aan Dr. Hoedemaker bijzonder aangenaam zal zijn, betwijfelen we Feitelijk bedoelt Dr. Fockema hiermede, dat Dr. Hoedemaker veel meer in het gevlij der ethische theologie komt, dan Dr Kuyper. Het verkeerde element in Groen is volgens Dr. Fockema juist, dat hij te intellectualistisch, d. w. z. te Gereformeerd was. Maar ook afgezien daarvan getuigt dit oordeel toch al van zeer weinig objectiviteit. Groen zelf verklaarde, dat Dr. Kuyper zijn opvolger was; betuigde van het eerste oogenblik van Dr, Kuyper's op treden in de Standaard zijn warme sym pathie met Dr. Kuyper's denkbeelden. Arme Groen van Prinsterer, die zich zoo vergist heeft! Dr. Kuyper ging juist tegen de grond richting van Groen in, en Dr. Hoedemaker had jure suo. de leider der antirevolutio naire partij moeten zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Binnen betrekkelijk korten

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1907

De Heraut | 4 Pagina's