Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVI.

Het zal worden éêne kudde en één herder. Johannes lo : i6.

De Zending heeft het hooge denkbeeld, dat het om de wereld, om de menschheid, om alle volk en natie in de Christelijke bedeeling te doen is, van meet af gevat en nimmer uit het oog verloren. Ze is uitgetogen naar de verst afgelegen streken, en heeft landen opgezocht, waar niets te halen en alleen het Evangelie te brengen was. Zoo deed ze niet eerst in de 19de en 20ste eeuw, maar van den aanbeginne, en hoe verder men thans weer in het binnenland van Azië vooral doordringt, hoe meer men telkens stuit op historische gegevens, die van voorheen uitgeoefende Zending getuigenis afleggen. In de middeneeuwen heeft dat grootsche werk allerminst stilgestaan. Na de ontdekking van Amerika heeft men zich terstond op de nieuwe wereld geworpen. Op het laatst der 18de eeuw trad naast de Zending, vooral in Engeland, de liefde voor de natuurvolken op, en streefde haar een oogeablik in Az Aboriginal Societies o^p-LV^Ó maar zonder haar te kunnen evtnaren, en spoedig geheel door haar in de schaduw gesteld. Vooral toch in de 19de eeuw nam de Zending van alle kerken haar hoogste vlucht, en ten minste evenzeer als de betere communicatie en het veelvuldiger handelsverkeer, is het de Zending die ons het wereldbegrip verruimd heeft en het eenheidsbesef van heel het manschelijk geslacht onder ons heeft doen opleven. Heel deze actie der Zending is het uitvloeisel van Jezus bevel, om alle volken te onderwijzen, en van zijn ordinantie, dat zijn Evangelie gepredikt moet worden „tot aan de uiterste einden der aarde", en alzoo bleek niet alleen in 't woord dezer ordinantie, maar sterker nog uit de machtige actie die uit dat woord voortkwam, hoe de opneming van heel de wereld en heel ons geslacht in onze menschelijke bemoeiing, wel verre van tegen de grondgedachte van het Christendom over te staan, er veeleer uit is opgekomen en er machtig door is bevestigd. Wat thans tengevolge van de zich steeds uitbreidende handelsbeweging tot ontsluiting van heel de wereld, door het verkeer, geschiedt uit stoffelijk belang, komt op niets anders neer, dan op de voortzetting van hetgeen het Christendom reeds voor eeuwen begonnen was met de geestelijke bedoeling, of we psalmen hooren mochten, opgaande van het einde der aarde, lof en aanbidding opdragende aan Hem, die geheel deze aarde uit het niet tot aanzijn rïep, en op haar bodem de menschheid als eenheid geschapen heeft.

'Toch heeft de Zendingsbeweging en de handelsbeweging meer dan eens tot bewuste of ook tot niet-bewuste saamwerking geleid. De eene maal ging de Zending voor en volgde de handel haar voetspoor, een ander maal was de handelsbeweging voorgegaan, en was zij het die de prediking van het Evangelie bevorderde. Vooral Engelsche zendelingen zijn meer dan eens nog schier onbekende streken, vooral van Afrika, binnengetogen, om den weg te ontsluiten voor Engelands politieken invloed. Ten onzent moge de handel een tijdlang uit de hoogte op de Zending hebben neergezien, thans is ook dit gewijzigd, en zoo bij ons als bijna overal elders wordt nu almeer de Zending door den handel, en zelfs door het staatsbewind, hoogelijk gewaardeerd, niet natuurlijk om haar resultaten op geestelijk gebied, maar omdat ze den toegang tot het leven van ons nog vreemde stammen ontsluit, de aanraking met deze stammen ook voor den handel en voor het bewind vergemakkelijkt, en in de bekeerlingen een groep van de inlanders afzondert, waarop het bev/ind in oogenblikken van spanning rekenen kan. Onze Oost-Indische Compagnie heeft van oudsher op eene ernstige wijze de prediking van het Evangelie niet alleen, maar ook de kerstening der ingeborenen in onzen Archipel bevorderd. Nu nog is de bevolking van Amboina, tengevolge van die aloude prediking, bijna geheel Christelijk, en zelfs voor het leger trekt ons gouvsrneraent van deze Christen-inlanders partij, omdat het mannen zijn op wie men rekenen kan. Ware deze prediking krachtiger doorgezet, en ook in de 19de eeuw met meer degelijkheid vooral op de Buitenbezittingen volgehouden, zoo zou vermoedelijk de Islam daar nimmer zijn doorgedrongen, en ons bewind er thans veel vaster zijn geworteld. Op Nieuw-Guinea, Soemba en andere eilanden, is de Zending nu nog de pionier, die er den invloed van Nederland vestigt, en zelfs op politiek gebied zijn thans alle partijen ten onzent, het almeer over bet hooge nut der Zending eens. Niet het minst ook door de vertaling der Heilige Schrift in de talen dezer volken, is de toegang tot deze natiën vergemakkelijkt, en is da eenheid van ons menschelijk geslacht ook in den stamboom der talen, beter tot uitdrukking gekomen.

Juist op dezelfde wijze alzoo, als waarop de Christelijke religie onze verhoogde macht over de Natuur met vreugde als een vervulling van een Goddelijke ordinantie begroet, en de uitbreiding van onze kennis op alle terrein des levens door het Christendom gewild is en het Christendom in het gevlij komt, zoo ook, en zelfs in nog sterker zin, mag van de opneming van het geheel der wereld in onze menschelijke actie gezegd, dat ze niet anders is dan de uitwerking van een verheven gedachte, die het eerst door de Christelijke religie aan het v/oord is gekomen, en die in verband met de handelsactie en de kolonisatie, nog steeds voortgaat, het ware inzicht in de eenheid van ons menschelijk geslacht en in het regiment des Heerea onzes Gods over heel deze aarde te verhelderen.

Anders daarentegen verliep het met de Kerk van Christus zelve. Ia haar kondigde zich een eenheid aan, die zich hoog ver­ LZ, heffen zou boven de gedeeldheid en de splitsing van de menschheid in rassen, natiën en volkeren. Babel's spraakverwarring had die gedeeldheid en splitsing, als van God gewild, in het leven geroepen. Godes zou de eenheid van het regiment over heel het aardrijk zijn, en nimmer zou de eenheid van dat regiment bij een menschelijk heerscher kunnen berusten. Babels spraakverwarring was een ingrijpen Gods, om de staatkundige eenheid van het wereldrijk te voorkomen. Toch heeft de Overste dar wereld het er steeds op toegelegd, om de eenheid van het wereldregiment onder één menschelijk heerscher te doen terugkeeren. Keer op keer zijn er machtige heerschers opgestaan, die te vuur ea te zwaard de omliggende natiën voor zich uitdreven, ze machteloos maakten, en bij hun rijk inlijfden, om alzoo één machtig wereldrijk te stichten. Reeds bij de koningen van Perzië was deze gedachte aan het woord gekomen, onder Alexander den Groote nam de Griek dit denkbeeld van den Aziaat over, en het is ten slotte aan de keizers van Rome gelukt, het tijdelijk over het meer bekende deel der wereld te verwerkelijken. Het keizerlijk Rome leefde in de overtuiging, dat heel de wereld aan Rome onderworpen was. Uit het keizerlijk Rome is deze gedachte nogmaals opgenomen door Karel den Groote, en na hem hebben de aloude Duitsche keizers andermaal gepoogd, deze alomvattende idee opnieuw te realiseeren. Ook Napoleon ging van gelijke gedachte zwanger. In drie werelddeelen had deze geheel eenige veldheer met zijn troepen gestreden. Ook nu nog is dat denkbeeld van een wereldheerschappij niet vreemd aan de Engelsche imperialistische politici. En om er ook dit nog bij te voegen, thans leeft dezelfde idee weer in geheel anderen vorm op, nu velen er cosmopolitisch van droomen alle volk en natie in één groote wereldrepubliek te vereenigen. Altemaal pogingen om tegenover de Goddelijke ordinantie, dat de measchhïid in natiën en volken gedeeld zal voortleven, de trotsche gedachte te stellen, dat wij menschen uitnemend in staat zijn, geheel het menschelijk geslacht, onder één bewind en één recht, tot zijn hoogste macht te doen komen, Da door God nu reeds gewilde eenheid der menschheid is daarentegen een geestelijke eenheid, de ééne heilige, algemeene Christelijke Kerk, die in alle natiën ea onder alle volken optredend, een beperkte, een andersoortige, een geestelijke, maar juist daardoor hoogere eenheid tot uiting zou brengen. En stelt men zich een oogenblik voor, dat dit ideaal verwezenlijkt ware geworden, en dat al wat den Christus als Koning belijdt, over heel de aarde en onder alle volken, als eenheid, onder één concilie, kon optreden, dan maakt men zich nauwelijks een voorstelling van den invloed en van de macht op geestelijk gebied, die van deze ééne Kerk van Christus zou uitgaan. Om nu alleen aan de Zending te denken, is het klaar als de dag, hoe niets zoozeer den invloed der zending breekt, als het optreden in het Heidenland van de Zending van drie, vier Kerken, die elkaar het licht in de oogen misgunnen, en juist daardoor op de inlandsche bevolking een zoo veelszins onverk wikkelij ken indruk maken. Ter onzaliger ure echter is de verwezenlijking van dit hooge, schoone ideaal gebroken, daardoor dat de eerste Christenkeizer de Christelijke religie tot Staatsgodsdienst verklaarde, de Kerk tot Staatskerk maakte, en hierdoor de vrijheid van Christus' Kerk in staatsbanden bond. Het is het ByzaO' tinisme, dat hierdoor eens voor goed, en op bijna onherstelbare wijze, de eenheid der Kerk gebroken heeft. De Kerk was bestemd om als geestelijke eeüteid hoog boven de gedeeldheid van ons geslacht in natiën en volken te staan, maar moest dan ook vrij blijven van de enge banden die het Staatswezen onder deze onderscheidene volken in stand hield. De Kerk moest universeel blijven, en juist daardoor de nationale verscheidenheden in hooger eenheid saambinden. Door nu geheel in strijd hiermee de Kerken zelve in den Staat op te sluiten en tot een nationaal goed te maken, ontnam het Byzantinisme aan de Kerk van Christus haar hoog ideaal in hare van de nationale gedeeldheid onafhankelijke positie. Dit brak haar kracht, en hoezeer men ook in Rome de zucht wrake, om op haar beurt als geestelijke macht het nationale leven en het bewind in de onderscheidene Staten van zich afhankelijk te maken, prijs verdient het dat de Bisschoppen van Rome er steeds naar gestreefd hebben, om de nationaliseering der Kerk te voorkomen, ea de bezieling van een Kerk, die, als wereldkerk, een geestelijke eenheid aan alle natiën zou waarborgen, te handhaven. Gelukt is dit niet, want slechts/ het kleiner deel der Christenheid bleef in Romes eenheid over. Eerst viel de Grieksche Kerk af, daarna in de i6e eeuw verlieten de Kerken der Reformatie Rome's eenheid; geheel afgezien nu nog van de kleine groepen die in Abyssinië, Egypte, Syrië en Kiein-Azie een zelfstandig bestaan leiden. Of dit had kunnen voorkomen worden, kan in dit bestek niet worden onderzocht. Misschien ware de eenheid in stand gebleven, zoo de Bisschoppen van Rome de eenheid zuiverder geestelijk hadden opgevat, maar in elk geval moet voetstoots erkend, dat het vooral de ByiantijascUc gedachte der Caesaropspie was, die, onder de Oostersche ea Slavische volken weer oplevend, aan de grondgedachte van Keizer Constantija, in strijd met het grondbeginsel des Evangelies, nieuwe kracht schonk en hoe nogmaals tot macht bracht. Zoo was het stellig in Rusland, in Turkije en in Griekenland, maar ook de Kerken der Reformatie gaan op dit punt allerminst vrij uit.

Het waren in de i6e eeuw niet het minst de vorsten van Duitschland, die de Reformatie in hun Staten bevorderd en doorgezet hebben, en Luther, voor dien steun dankbaar, heeft 't gevaar niet helder genoeg ingezien, dat voor de gezuiverde Kerken hieruit voortvloeide. Het was de Byzantijnsche idee van Keizer Constantijn, die door den invloed der rechtsgeleerden in Duitschland, voor'al aan de Hoven, weer machtig was geworden. In deze denkbeelden opgevoed, voelden de Duitsche Vorsten zich gehinderd door den invloed van den Bisschop van Rome op hun onderdanen. Ze wenschten zich van dien hinderlijken invloed te ontslaan, en wisten nu niet beter te doen, dan zich op de manier van Keizer Constantijn In de plaats van den Opperbisschop te stellen. Da titel zelfs van Opperbisschop werd daarbij aangenomen, en nu nog zijn de Duitsche landsvorsten summus episcopus in hun landskerk. Dit liep er vanzelf op uit, dat de Kerk in elk land een aparte kerk werd, dat de Kerk weer genationaliseerd werd en in de enge banden van het nationale leven werd geklemd. Van elke poging om de Kerken der onderscheidene Staten in één gemeenschappelijk Concilie haar eenheid en regiment te doen terugvinden, werd al spoedig afgezien. Zoo werd het regiment der Kerk een tak van staatsdienst, haar eigen geestelijk karakter werd miskend, haar zelfstandigheid ging teloor. De regel vond ingang van \\& t cuius regio eius religio, wat zeggen wil, dat wie in het land gebood, feitelijk had uit te wijzen, tot welke religie het volk zou behooren. Ieder onderdaan moest, als 't v/el was, den godsdienst van den Vorst belijden. De Kerkidee ging in de Volksidee op. En ten slotte bleef van de machtige gedachte der Schrift, om, te midden van de gedeeldheid der volken, de eenheid van ons geslacht in de ééne, algemeene. Christelijke Kerk van Christus te belichamen, zelfs het flauwste spoor niet meer over. En wel heeft men den misgreep, die hierin school, gevoelden zijn er later uit kracht der dusgenaamde Ireniek tal van pogingen aangewend, om de eenheid der Kerken te herstellen, maar, zonder onderscheid, leden alle deze pogingen schipbreuk. De Kerken waren in den Staat ingelijfd, genationaliseerd ia Byzantijnschen zin, en de Vorsten lieten den gegrepen buit niet weer los. De Caesaropapie behield de overhand. Ook ten onzent heeft de Remonstrantsche fractie hetzelfde beproefd, maar de Calvinistische geest bood weerstand. Niet genoeg, het is zoo. Het saamvallen van onzen bevrtjdings oorlog tegen Spanje met de reformatorische beweging, heeft ook ten onzent in teengen nationalen band doen berusten, de Staatskerk bestendigd, en het geestelijk karakter der Kerken onvrij gemaakt. Maar al leden ook wij schade, toch toont het wereldkarakter dat de Synode van Dordrecht droeg, hoe de geestelijke wereld-cenheid van Christus Kerk ten onzent niet werd losgelaten. Men gevoelde diep, dat de waarheid aller was, en dat deswege de kerken in Nederland noch alleen, noch eigenmachtig over de waarheid te beslissen hadden. Alle bultenlandsche Kerken van Gereformeerde belijdenis zijn daarom ter Synode van Dordrecht met de Nederlandsche Kerken verschelen, en al was het ook hier niet alles goud wat er blonk, het denkbeeld van de eenheid der Kerk te midden van de verscheidenheid der natiën werd toch vastgehouden; en had men aan die verheven gedachte ook in de toekomst uitdrukking kunnen geven, het verloop onzer historie zou een heel ander geweest zijn. Al spoedig echter hernamen de Staten de oppermacht, geen algemeene Synode mocht meer bijeenkomen, en zoo zijn ook onze Kerken van de wereldkerk afgebrokkeld, en almeer genationaliseerd. Niet in dien goeden zin, dat almeer ons nationale leven van den geest van Christus Kerk doortrokken werd, maar, heel anders, in dien schadelijken zin, dat zelfs het verband met de bultenlandsche Gereformeerde Kerken steeds meer werd losgelaten, dat we een Kerkengroep op ons zelf vormden, en dat we niet meer voelden een schakel te zijn in de groote keten van Kerken, waarmee Christus heel Europa omsnoerde. Hieruit moet 't dan ook verklaard, dat koning Willem I, met de beste bedoeling, zich als Souverein Vorst de bevoegdheid aanmatigde om aan de Gereformeerde Kerken de wet te stellen, en het staatscreatuur van het synodale stelsel in het leven riep, waaronder zoovele Kerken nog zuchten.

Dit alles nu hangt saam. Naar Gods wil en ordinantie moet de splitsing der menschheid ia natiën en volken blijven voortbestaan en is ze bestemd om de volken een eigen nationaal bestaan te doen voeren, en hen in dat eigen nationale bestaan die eigenschappen en gaven, ten bate van heel het menschelijk geslacht, te doen ontwikkelen, die door God bij zonderlijk aan elk van die natiën en aan elk dier historisch geworden volkeren zijn toevertrouwd. Maar juist bij die gedeeldheid bleef de behoefte bestaan, om aan de eenheid der menschheid een hooger uitdrukking te geven. Dit is toen op averechtsche wijze beproefd in de onderscheiden wereldrijken, die door wereldveroveraars zijn gesticht, maar even snel zijn ondergegaan. En toen is de Christus verschenen, om door de stichting zijner ééne Kerk, die zoo noodig geestelijke eenheid voor ons menschelijk geslacht, te midden der nationale gedeeldheid, tot zichtbare uitdrukking te brengen. Ónder het Apostolaat en zoo lang de vervolgingen aanhielden, heeft die geestelijke eenheid dan ook in drie werelddeelen stand gehouden, maar ter onzalige ure heeft keizer Constantijn Jezus' hooge en heilige gedachte te niet gedaan, door toch weer de Religie in den Staat op te sluiten, en aan het gezag van den vorst van het land te binden. De nationaliseering der onderscheiden Kerken drong de hooge gedachte van den Christus terug, ea nog gaat soms ook ten onzent een geroep op, alsof de eeretitel van „vaderlandsche kerk" ooit een titel der eere kon zijn voor het Lichaam van Christus. Dit nu heeft er toe geleid, dat de wereld, buiten de Kerk van Christus om, de verloren eenheid van ons geslacht \yeer poogt te grijpen, en het is de snellere communicatie en het net der handelsbeweging, waardoor men thans, dwepend met het internationalisme, deze eenheid op stoffelijk gebied poogt te verwezenlijken. Smadelijk voor de Kerk van Christus, omdat men thans buiten haar om beproeft, en dit wel op stoffelijk terrein, wat zij geroepen was mits dan op geestelijk gebied tot stand te brengen. Doch zelfs die smaad kan genezing brengen, mits op voorwaarde, dat de Kerk zich verootmoedige, niet vijandig inga tegen wat buiten haar om tot stand komt, en de eenheid der Kerk van Christus over heel de wereld weer najage, als heilig ideaal. En najage, niet door den Christus neer te trekken naar den lageren rang van godsdienstig genie of zedelijk voorganger, maar door weer met vereende kacht op te komen voor het geestelijk Koningschap van Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1907

De Heraut | 4 Pagina's