Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zeven-en twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN CRONDSLAG,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zeven-en twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN CRONDSLAG,

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

gehouden te UTRECHT, op 3 en 4 Juli.

III.

DE MEETING.

Des middags te 2 uur was de groote zalvan Tivoli opnieuw eivol; de meeting zou worden gehouden, die steeds op de jaar vergaderingen onzer Vereeniging pleegt te volgen. De leiding der meeting was aan Dr. Kuyper opgedragen; de heer Prof. Dr. J. Wolijer had op zich genomen een wetenschappelijk onderwerp te behandelen.

De Voorzitter opende de vergadering, en gaf onmiddellijk het woord aan Dr. Woltjer, dieeen rede hield over

de Zekerheid der Wetenschap,

Hier volgt een saamvatting dezer rede:

Hoezeer het tegenwoordige geslacht dat menschen, omdat h'et /oo onzeker is, streeft naar zekerheid, bewijst het groote aaolal zoogenaamde verzekeringsmaatschappijen. De beste er van staan op een v/etenschappelijken grondslag en bieden, wanneer men ze uitsluiteid uit dit oogpunt beschouwt, praktisch eeie zeer groote mate van zekerheid, doch geene volstrekte; die kan de wetenschap niet geveD, Miar wie als grond de zekerheid des geloofs bezit, kan de zekerheid der wetenschap ali middel met dankbaarheid aanvaarden.

Wanneer we het begrip wetenschap niet in zijn allidaagschen en ook niet in den zin ncnKiii dien de ervaring ons doet kennen, maar in zijn hoogsten zin, als het geheel van kennis, dat wij door ervaring en denken kunnen verkrijgen, zelfs dan kunnen wij niet zeggen dat de wetenschap op zich zelf volstrekte zekerheid geeft of ffeven kan.

Wat de waarneming aangaat, heeft de wetenschap door een groot aantal van de schoonste uitvindingen een mate van nauwkeurigheid en zekerheid bereikt, waaraan men vroeger zelfs niet denken kon. De spreker toonde dit door eenige interessante voorbeelden aan, ontleend aan verschillende wetenschappen.

Door deze uitbreiding der waarnemiog zijn wij wel is waar tot zekerder kennis van vele verschijnselen gekomen, maar tevens is tó getal van onbeantwoorde vragen vermeerdeidi daar tal van geheel nieuwe zich aan OBS opdringen.

Daarenboven zijn er ook in de nauskeutigste waarnemingen nog physiologische en psychologische factoren van subjectieven aard, die een element van onzekerheid medebreDgen, dat nooit geheel kan worden weggenonien' Hetzelfde geschiedt wederom bij de vorminj en bij de verbinding der begrippen. Deze vetbinding (synthese; geschiedt zóó, dat men ui' het bijzondere opklimt tot het algemeeae, uü afzonderlijke feiten eenen algemeeuen regel of eene wet afliidt (inductie), of wel zóo, dat me» besluit van het algemeece tot het bijzondere, van een algemeenen regel als gegc/en uitgaande, een bijzonder geval daaronder brengt (deductie).

De grond van de inductie is gelegen ip W hart van den mensch, waarin de verwachtiogis gelegd van eene toekomst gelijksoortig aan lift heden, en eveneens de gedachte, dat het verleden in het wezen der zaak niet anders i' geweest dan het heden. Toch doet de redeneering bij inductie ahijd een sprong; volkomfl' zekerheid geeft zij niet. Telkens wanneer de physicus redeneert bij inductie, maakt hij ^'f of nindet bewust, gebruik van de waarschijnlijkheidsrekening, zegt Poincaré; eene opmerkingi waaruit blijken kan, hoe foutief de bewering i^i dat de natuurwetenschap de mogelijkheid van wonderen niet mag aannemen, omdat zij daardoor de zekerheid van haren grondslag *" inboeten; eene zekerheid, die immers niet be' staat!

Zekerheid in absolutenzin, dieaanhetdeniw voldoet, geeft de inductieve methode nie'i'' mag geenszins ontkend worden, dat öe relatief zekerheid die ze verschaft, veelal voldoende ƒ voor de wereld der stoffelijke dingen CD ''' praktijk des levens.

Onze geest eischt echter meer dan algefflec wetten: hij wil ook de gronden kennen, wasWP die wetten steunen; hij verlangt eene zcke" kennis steunende op vaste gronden. Aangeevenwel de inductie hem deze nooit kan Jö' schaffen, neemt hij zijn toevlucht tot de kypolm"' rustende op het bekende en door pf? getoetst aan de werkelijkheid. Zoo kan hij 5 hooge mate van waarschijnlijkheid vaïtizekerheid echter niet. NEWTON en HUÏGEI»^ stemmen hier overeen met POINCAHK, den " roemden geleerde onzer dagen, als hij z^g • „de feiten, die men vooruitziet, zijn slech waarschijnlijk. Hoe stevig ook de groDöSias

moge zijn, waarop onze voorspelling rust, wij zijn nooit volkomen zeker, dat de ervaring haar niet zal logenstraffen. Maar de waarschijnlijkheid is dikwijls groot genoeg, om er ons praktisch mede tevreden te kunnen stellen".

Geldt dit nu van de meest zekere inductieve wetenschap, dan is het natuurlijk met de zekerheid van hypothesen bijv. uit het gebied der geologie en der palaeontologie nog veel slechter gesteld.

Met de inductieve methode gaat in den regel de deductieve gepaard, doch er zijn wetenschappen, die in hoofdzaak deductief zijn. Hier hangt dft.-aekerheid geheel af van de algemeene stellingen, waarvan men uitgaat. Zijn deze door inductie verkregen, dan kan de zekerheid natuurlijk alleen relatief wezen; zijn ze axioma's, dan kan toch nooit de zekerheid van de conclusies grooter zijn, dan die der grondstellingen.

Zoo blijkt dan, dat de zekerheid, die naar veler' bewering, de wetenschap geeft in tegen stelling met het geloof, niet bestaat, daar zij, in laatster instantie, zelve steunt op geloof,

Thans komende tot het standpunt der V. U. ten opzichte van de rekerheid der wetenschap, aerkt spr. allereerst op, dat zij niet volgt de handelwijze van zoovelen, die niet vragen naar eenen grondslag voor hunnen wetenschappelijken arbeid, zich geen rekenschap geven van be ginselen, die hen daarbij leiden; evenmin als zij meegaat met hen, die de phantasie willen stellen in de plaats van geduldig en nauwgezet onderzoek.

De V. U. tracht het gebouw der watenschap hooger op te trekken op een vooraf bepaalden grondslag. Dit is geenszins onwetenschappelijk, gelijk zoo dikwijls beweerd wordt. Want in de eerste plaats zijn de Gereformeerde beginselen niet iets willekeurigs, maar het resultaat van meer dan duizend jaren denken in de Christelijke wereld; en hun zekerheid vermindert geenszins, omdat ze onvereenigbaar zijn met monisme en evolutieleer, die immers zelf geen wetenschap, maar hypothesen en theorieën zijn. Doch ten andere doet de V. U. ten slotte

niets anders dan overal in de wetenschap geschiedt. De bekende positivist en pbysioloog MACH verhaalt, dat hem, toen hij ongeveer i8 jaar oad was, op eene wandeling ploiseling de wereld met zijn ik ingesloten, voorkwam als één samenhangende massa van gewaarwordingen, alleen in het ik sterker samenhangend. Ofschoon, zegt hij, het eigenlijke nadenken eerst later daarbij kwam, is toch dit moment voor mijne geheele beschouwing beslissend geworden. Wan neer zoo de wetenschappelijke levenstaakeenen Mach reeds zoo vroeg voor oogen stond, waarom zou dan anderen, ook studenten zelfs, en studenten aan de Vrije Universiteit, niet vrij staan, een wetenschappelijk ideaal reeds zoo vroeg voor den geest te hebben en na te jagen?

Dat de beginselen der Vrije Universiteit geene beien: mering zijn bij het wetenschappelijk on derzoek, heeft Bakhuis Roozeboom getoond, die met de meeste beslistheid, ook wat zijn wetenschap betref, op den grondslag der begirsselen stond.

Waarom zouden wij, uit wetenschappelijk oogpunt, minder recht hebben, van onac be ginselen uit te gaan dan een evolutionist van de zijne? Die beginselen zijn geen willekeurig aangenomen stelhngen; zij waren de grondslag van het denken van vele beroemde mannen, ook nog in onsen tijd, van een Faraday, een Thomson, een Pasteur, een Von Bergmans.

Ook de Vrije Universiteit bouwt hare we tenschap op waarneming; dat wij oas waarnemend onderzoek doen in eene bepaalde riciting dat is ons goed recht; bijv. wanneer wij op het gebied der historische overlevering uitgaan van vertrouwen en niet van wantrouwen, zooals een groot deel der moderne critici maar al te veel doet.

Bij de inductieve redeneering gaan wij uit van het geloof aan God, als den almachtigen Schepper van hemel en aarde; ea dat recht kan niemand ons betwisten, daar het immers vast staat, dat alleen geloof de grond der inductie kan zijn.

In datzelfde geloof aan eenen God, die den mensch schiep naar zijn beeld, vindt de Vrije Universiteit den grond ook voor de inductie op wetenschappelijk gebied; door dat geschapen zijn naar Gods beeld, is de mensch in staat de gedachten Gods, in zijne schepping uitgedrukt, na te denken. Daar zij dat gelooft, kan de Vrije Universiteit niet mede gaan met zoovelea als bijv. voor de geometrie voor rechts-en staats wetenschap uitgaan van conventie, van begrippen, niet beantwoordende aan eene werkelijkheid, maar bij afspraak vastgesteld. Dat wij ook bij het aannemen van hypothesen ons laten leiden door onze beginselen, en daarom niet elke hypothese aanvaarden, die de ongeloovige wetenschap stelt, ook dat is ons goed recht" hypothesen zijn geen willekeurige onderstellingen, maar moeten met de algemeene beginselen der v/etenschap overeenstemmen.

Zonder geloof kan geen wetenschap bestaan en meer dan practische zekerheid geven. Wij zijn overtuigd, dat ons geloof, 't geloof in Hem, die gezegd heeft: „De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan, " de eenige vaste grond van zekerheid is ook voor de wetenschap.

De vergadering dankte den Hoogleeraar met een krachtig applaus.

De Voorzitter stelde thans de gelegenheid open om met Prof. Woltjer in debat te treden.

Niemand meldde zich aan. Met nadruk herhaalde de Voorzitter zijn uitnoodiging aan moge lijk tegenwoordig zijnde tegenstanders. De Vrije Universiteit heeft steeds na de jaarvergadering gelegenheid gegeven voor eefl openbaar weten schappelijk tournooi. Door dit openbaar optreden kunnen de mannen der wetenschap, die ons standpunt niet deelen, van onze zienswijze kennis nemen en haar weerspreken. Aan mannen van kunde onder hen ontbreekt het niet; als ze dus van onze meetings wegblijven ligt het daar niet aan. Wij treden juist in het openbaar op, om te toonen dat we allerminst ons schuchter willA varbergen, of het licht zouden schuwen. De eenige reden die zij kunnen hebben om van onze meetings weg te blijven is deze, dat zij de antithese voor zóo waar, zóo onaantastbaar, zóo vastliggend houden, dat ze het tot niets nut achten met ons in debat te treden.

Spreker zegt Prof. Woltjer dankt voor het ook nu weer door hem geleverde. Niet alle aanwezigen zullen dit doorwrochte methodologische betoog in al zijn gangen en uitingen hebben kunnen volgen; doch dit hebben allen zekerlijk gevoeld dat hier niet alleen een warmte van overtuiging maar tevens een beslistheid des geloofs was, die spreker en hoorders saam bonden. Het applaus waarmee de redenaar door de vergadering werd gedankt was dan ook.een natrilling van wat hij in haar heeft gewekt. Ook door deze meeting is het voorts weer duidelijk ge worden dat de Vrije Universiteit blijft op de wetenschappelijke hoogte; zij neemt haar plaats waardig in.

De woorden van den Voorzitter vonden nieuwe toejuiching en daarop werd de meeting gesloten.

ln den namiddag vereenigden zich ruim 200 persoonen aan een gemeenschappelijken disch, die ook door Dr. Kuyper werd voorgezeten. Aan dien disch werd onder groote geestdrift door den voorzitter een heüdronk gebracht aan H. M, de Koningiö, welke dronk, naar gebruikelijk is, door het aanheffen van het „Wilhelmus" werd gevolgd. En voorts werd door verschillende Hoog leeraren, door Directeuren, Curatoren en anderen het woord gevoerd, zoodat de uren omvlogen, en ook dit samenzijn een waardig geheel vormde met den schoonen dag.

Wie het voorrecht hadden deze Jaarvergadering bij te wonen gingen ongetwijfeld verkwikt en gesterkt huiswaarts, met het heilige voornemen, naar wij hopen en vertrouwen om voor onze zich uitbreidende Hoogeschool het ideaal te helpen verwezenlijken, dat in zoo krachtige woorden in de verschillende saamkomsten vooi de oogen als geschilderd was.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Zeven-en twintigste Jaarvergadering VAN DE VEREENIGING VOOR HOOGER ONDERWIJS OP GEREFORMEERDEN CRONDSLAG,

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1907

De Heraut | 4 Pagina's