Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Uw nek een ijzeren zenuw”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Uw nek een ijzeren zenuw”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omdat ik wist, dat gij bard zijt, en uw nek eene ijzeren zenuw is, en uw voorhoofd koper, Jesaja 48 : 4.

De nek is de scharnier, waardoor het hoofd buigen kan als 't buigen moet, en tegelijk de schuif, die het hoofd strak en stijf houdt, als 't niet buigen mag. Althans volgens de Schrift. Wij spreken van „stijfhoofdig, " van „koppig, " en hebben uit de Schrifttaai ook wel het begrip van „hardnekkig" overgenomen, maar dan in een bepaalden zin. Een „hardnekkig" verzet tegen den vijand is bij ons zelfs iets kostelijks. Maar „den nek verharden, " is in de Schrift het hoofd niet willen buigen, als 't buigen moet voor God.

Wat wij „lichaamsdeelen" noemen, zijn in de Schrift ziehinstrumenien. Wij noemen daarom heele stukken van 't lichaam op eens. Het heele hoofd, de heele borst, het heele lijf, maar zoo doet de Schrift niet. Ze spreekt in den hier bedoelden zin niet van 't heele hoofd, maar onderscheidenlijk van den nek, van het aangezicht, van den mond, van den neus. Zoo ook van de borst alleen in den zin van de bron der moedermelk. Van het hart, van de nieren en van 't ingewand. En dat alles wordt dan steeds genomen als instrument van de ziel om zich te uiten, om een actie, om een werking van zich te doen uitgaan. Het hart, meer nog dan 't hoofd, is haar de zetel der gedachten; de nieren zijn de zetel van ons verborgen zielsleven, het ingewand is de zetel van de diepgaande ontroering, van ontferming of toorn. Het is nooit het lichaam eerst of 't lichaam op zichzelf, met een ziel die daar achter schuilt; maar steeds de ziel die zich uit, die zich toont, die werkt, en die gedurig een ander lid van het lichaam daarvoor als instrument bezigt. Het lichaam is eigenlijk een stel in elkaar gezette zielsinstrumenten.

Daar nu de mensch naar Gods beeld geschapen is, komen er door de ziel allerlei uitingen van den mensch tot stand, die creatuurlijke nabootsingen zijn van de geestelijke werkingen in God; en alleen zoo is 't te verstaan, dat er ook bij den Heere onzen God van een „aangezicht", van een „oor", een „oog", een „neus", een „sterken arm", van een „ingewand" sprake kan zijn.

Dit alles is niet het overbrengen op God van de stukken en deelen van ons menschelijk lichaam. Dat ware de omgekeerde orde, God naar het beeld des menschen maken. Wat bij den Heere onzen God toegaat zonder instrument, dat Hij ziet, hoort, kracht oefent en zich ontfermt, dat komt bij 's menschen ziel door het instrument van het oog, van het oor, van den arm en van het ingewand tot stand. Het oog bij den mensch zegt, dat hij als God, maar dan op creatuurlijke wijze, ziet, het oor, J dat hij als God hoort, de arm, dat hij als God kracht oefent, het ingewand, dat hij als God diepe aandoeningen kent van barmhartigheid.

Datgene wat speciaal menschelijk is, wordt daarom nooit van God gezegd. Noch het hoofd, noch de borst, noch de nieren, noch de nek, leenen zich om Goddelijke werkingen uit te drukken. Zelfs de beenen des mans behagen Gode niet, en daarom wordt wel de voet, niet het been als beeld van Goddelijke mogendheid gebezigd. Bij het vleeschgeworden Woord in het Nieuwe Testament is dit anders. Maar op 't eeuwige Wezen worden alleen die zielsinstrumenten toegepast, die dienst doen voor werkingen, die voortvloeien uit ons geschapen zijn naar den beelde Gods.

God nu buigt niet voor zijn schepsel, wel moet het schepsel voor zijn God buigen. Van daar, dat de nek, die zielsinstrument voor dat buigen is, zoo ernstige beteekenis erlangt. Aan den nek hangt uw stand voor uw God. Aan den nek, niet los van uw ziel genomen, maar bedoeld als het instrument, waardoor de ziel haar werking voleindt.

Het scharnier in uw nek maakt dat ge buigen kunt. Uwer is de roeping, uw nek te gebruiken, om alzoo voor uw God te buigen. Dien nek nu stijf te houden en hard te maken, zoo dat het scharnier roest en ten slotte niet meer buigen kan, is de opstand van uw ziel tegen uw God. En daarom is, heel de Schrift door, dat verharden van den nek het eigen wezen van ons zondig bestaan. Bekeering is, dat de olie der genade het scharnier van den verharden nek weer buigzaam maakt. Te knielen, te buigen, te bukken, u voor uw God te verootmoedigen, is, den harden nek weer lenig maken. Weer, gelijk het een schepsel betaamt, u te onderwerpen AAn den Heere uwen God.

Voor ons, die lichaam en ziel scheiden, en dus ook den nek alleen als lichaams­ deel nemen, is het nu zeer wel denkbaar, dat ge eiken morgen en eiken avond neerknielt, en onder het knielen diep het hoofd buigt, en dat toch uw ziel in haar opgezetten wil om tegen Gods wil in te gaan, volhardt. Het lichaam is dan godsdienstig, maar de ziel blijft onvroom.

Maar in de Schrift kan dit niet. Of ge al de knieën knikt en het hoofd voorover buigt, dat alles is, zonder een uiting van de ziel er in, nog niets dan een gymnastiek van vrome vormen. Ook uw nek kan wel om den wervel buigen, dat uw ziel er geheel buiten blijft. Maar hooger, geestelijk leven komt hier eerst dan in, als uw nek daarbij dienst doet als zielsinstrument en aldus in het buigen van den nek zich een actie der ziel openbaart, die, in de eenheid van ziel en lichaam, u voor uw God doet verootmoedigen.

En daarbij nu gaat 't altoos tusschen twee willen. Gij v/ilt het zus, en uw God wil dat ge het zoo zult doen. Gij zoekt uw eigen hoogheid, en uw God wil dat ge Zijn hoogheid zult zoeken. Zwicht ge nu, dan buigt ge den nek voor uw God. en Zijn vrede daalt in u. Maar ook, zet ge uw wil door, dan wilt ge dat God voor u zal bukken. Dan zet ge den nek stijf, en door dit telkens te doen, maakt ge uw nek ten leste zoo stroef en stram, dat hij in 't eind niet meer buigen kan. En dan zijt ge in dien onheiligen toestand geraakt, dat ge u den nek tegenover uw God hebt verhard.

Uw nek moet ge volstrekt niet altoos buigen. Veeleer is iemand, wiens hoofd los op zijn hals staat, zoodat hij maar aldoor knikt en buigt, geen man van karakter. Onverzettelijkheid op het stuk van eer en plicht, fierheid in houding en gedraging, is veeleer de heilige roeping van wie voor hooger doel leeft.

Maar dan is er sprake van het buigen van den nek voor den mensch, en ook dat moogt, dat moet ge wel doen, als ge, door den mindere te willen wezen, vrede sticht en uzelven eert, maar dat moogt ge nooit doen, als het uw welgevestigde overtuiging geldt. Dan is veeleer het stijf zetten van den nek plicht.

Doch hier is sprake van het stijf zetten van den nek niet tegenover den mensch, maar tegenover God, en dat mag nooit. Dat is altoos zonde. Het eigen wezen der zonde celf. Satans hoogheid tegenover de majesteit Gods,

En hierbij nu komt 't zeker allereerst op uw eeren van uw God in het woord aan. Wie niet belijden viMi, maar openlijk tegen Go en zijn Woord durft roepen, hoont den Almachtige en zal er zijn straf voor ontvangen.

Maar het woord ontleent zijn waardij eerst aan den drang der ziel, die er iets in uitspreekt. Daarom kan de verharding evengoed in de gezindheid des harten, in onze overleggingen, in ons streven en bedoelen schuilen. Buigen, bukken voor uw God moet ge in het diepst uwer ziel.

En dit nu is af te meten naar de offers, die ge in 't diepst uwer ziel voor uw God brengt, of Hem onthoudt. Brengt ge die, dan buigt ge den nek, onthoudt ^^ die aan uw God, dan zijt ge bezig aldoor uw nek te verharden.

En die offers, het zijn de neigingen, de, hebbelijkheden, de gezindheden, die ge er in uw ziel op nahoudt, onderwijl ge zeer goed weet, dat uw God ze niet goedkeurt, er geen vrede mede neemt, ze in u veroordeelt, en u dag aan dag den eisch stelt, dat ge er mee breken zult.

Die tegenstelling voelt ge zeer wel. Ge weet uitnemend goed, wat er verkeerds in u opwelt, wat er zondigs in u gist, welke verkeerde plooien in uw karakter ge nog maar nooit wildet gladstrijken. En ge weet evengoed, welke gezindheden, welke neigingen, welke gedragingen uw God wil, dat in u zijn zullen en uw doen en laten zullen beheerschen.

En tusschen die twee staat het nu. Niet, dat ge in gruwlijke zonden vervielt. Daarvoor bewaarde uw God u. Maar de fijnere bewerktuiging van uw hart werkt ia zoo menig opzicht nog verkeerd. En juist bij die fijnere snaren in uw ziel houdt uw God de wacht. Neen, zegt uw God u, zoo moogt ge niet voortgaan. Ge bederft uw innerlijk zielsleven. Ge heiligt zoo doende uzelven niet, maar zijt bezig uzelven te verderven.

En als ge die waarschuwing van uw God nu duidelijk hoort, en ge buigt toch niet, maar ge gaat door, dan buigt ge niet alleen den nek niet, maar dan maakt ge, door het verharden van uw nek, u dit buigen voor uw God steeds onmogelijker. En het eind is, dat ge, bij al uw vroomheid en braafheid, toch in het diepst uwer ziel tegenover uw God komt te staan, en dat uw God komt te staan tegenover u.

De nek is zielsinstrument, en daarom is het buigen of verharden van den nek zinbeeldige uiting van wat er in uw ziel omgaat.

Nu is hard van nek te zijp reeds gevaarlijk voor uw ziel, en als het dan toch tot buigen komen moet, gaat 't niet zonder pijn.

Maar uw nek te verharden, d.i, zóó hard te maken, dat ze niet meer buigen kan, is de dood uwer ziele.

God noemt dit in zijn Woord: „uw nek tot een ijzeren zenuw maken. En tenzij genade die ijzeren zenuw dan in den gloed der eeuwige Liefde weer lenig smelt, is er van buigen geen sprake meer, doch alleen van breken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1907

De Heraut | 2 Pagina's

„Uw nek een ijzeren zenuw”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 augustus 1907

De Heraut | 2 Pagina's