Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKINDEREN

IX.

IN DEN NACHT.

Hoe was het intusschen rnet de kinderen egaan ?

Zoodra zij de deur der woning hadden hooren luiten, hadden de beide grootvaders met hun leinkinderen, den weg door het veld naar het osch genomen. Marie en Elizabeth werd nog ens gezegd, dat ze heel stil moesten zijn, want nders zouden ze de menschen die nu al sliepen akker kunnen maken. Ook moesten ze niet ang wezen in het bosch, en grootvader maar oed vasthouden.

Een heel uur lang stapten oud en jong fluks oort. Gelukkig waren de mannen met het woud oed bekend, door hetwelk een tamelijk breed ad liep, doch voor wie het veel begaan had, el was te herkennen ook bij nacht. Den rooten breeden weg kon men niet volgen, choon die korter was, wijl daaraan ettelijke boererijen lagen, wier bewoners allicht iets konden espeuren. Ook had men nog kans, daar iemand egen te komen, wat eveneens niet wenscheijk was.

Allengs echter werden de kinderen moe, en oest men langzaam gaan loopen, tot zij wamen aan een plek waar dichtbij de houtakker-boschwachter woonde.

„Zouden we 't wagen Rigol, " vroeg de oude enoit aan zijn reisgenoot.

„Beter niet, " was 't antwoord. „De boschachter heeft vier waakhonden, die bij 't minste erucht blaffen en er is veel kans dat hij. als ij de voetstap-en hoorde, eens met zijn knechts r op afkwam, an dat kon ons leelijk opbreken. e moeten (en omweg nemen, liever dan evaar te loopen.”

Benoit kon ; iet anders dan toestemmen, en oo sloegen z» dan een zijpad in, dat op rooten afstanc» van de boschwachtetswoning oerde, en zich niet dan ver van daar, weer et het eerste pad vereenigde. Dit pad was eel moeilijker te begaan dan het eerste, daar et met struikgewas hier en daar was begroeid. elfs was bet soms zeer moeilijk, vooral ia de uisternis, te ontdekken hoe de weg liep. Djch r was geen keus.

„o Grootva ik ben zoo moe, " zei de kleine lizabeth, „ik wou zoo graag even rusten." „Dat gaat hier niet in het donkere bosch, ijn beste. Maai ik weet goed raad. Grootader zal je dragen. Dan word je niet moe."

Daar ha4 de kleine niet tegen. Grootvader am haar op den arm, en een oogenblik later as het kind in slaap gezonken, zoo rustig alsof e thuis te bed lag.

Marie hield het langer uit, doch eindelijk oest ook zij 't opgeven en zich, al wou ze

eerst niet, door haar trouwen geleider laten dragen. Gelukkig hadden ze toen den langen, moeielijken omweg achter den rug. Zij hadden nog een groot half uur af te leggen. Doch ook de grootvaders begonnen nu te gevoelen, dat men op zijn tachtigste jaar niet meer kan als zestig jaar vroeger. Ze besloten althans even rust te nemen, en zochten een makkelijk plekje op. De kinderen sliepen iutusschen rustig door.

„Gode zij dank dat we zoover zijn, " sprak Benoit; „'t Is een heele tocht. Maar dat is niets, als we 't er zonder gevaar afbrengen."

„Laten we op God vertrouwen Benoit, " was 't antwoord. „Zie onze kleindochterijes. Ze slapen nog maar al rustig door, al zijn ze midden in den nacht in een groot bosch, ver van huis en van moeder. Want ze weten en gelooven vast, dat ze bij de grootvaders veilig zijn. Laten wij ook zoo gelooven, dat we veilig zijn in de hoede van den Goeden Herder, wiens schapeA, hoe 't ook ga, niet zullen verloren gaan in der eeuwigheid."

Lang mocht de rust niet duren. Ze stonden op. De kinderen ontwaakten en staarden ver baasd in de duisternis, zonder te begrijpen waar ze waren. Doch toen ze begonnen te praten, zei Rigol:

„Nu moet jelui nog een poosje stil wezen, dan zullen we js straks wat vertellen. Loopt nu nog e^en meel"

„Zijn we er haast, grootvader? " vroeg Marie, ik ben zoo moe."

„Ja dadelijk."

Ze waren uu Luneray genaderd, en het werd zaak voorzichtig te zijn. Gelukkig lagen ook in dit dorpje de huizen evenzoo ver uiteen als in .het andere plaatsje.

De beide mannen wikkelden de kinderen nu zoo in, dat het wel mummies geleken, zeiden hun nog eens, dat zij heel stil moesten wezen, en toen gingen ze behoedzaam op het dorp aan, voor niets zoo bevreesd als om iemand te ontmoeten, en den Heere biddende het alles wel te doen gelukken.

Het meest eenzaam gelegen huis was dat van Benoit. Zonder ongeval en zonder iemand ontmoet te hebben, kwamen ze er aan, stapten den tuin door en gingen binnen.

Benoit, die reeds jaren alleen woonde, haastte zich licht te ontsteken, na zich eerst verzekerd te hebben, dat alle luiken der huiskamer goed gesloten waren. In alle haast werden de kinderen nu op wat brood en vruchten onthaald en toen te bed gebracht, met de belofte dat zij, nu zij zich zoo gehoorzaam hadden gedragen, nog eens met grootvader uit mochten.

Terwijl hun kleinkinderen rustig insliepen, dankten de grootvaders den Heere God, die dusver alles wel gemaakt en over hen gewaakt had. Daarna^ spraken ze af wat te doen.

„Ik blijf van nacht hier, " zei Rigol. Mijn vrouw weet waar ik heen ben, en ga ik nu naar huis, dan zou het kunnen gebeuren, dat iemand mij zag, en dat moeten we voorkomen. De Heere Christus zegt ons ook, voorzichtig te zijn als de slangen. En wat zullen we met de kinderen doen? "

„Dat moeten we nog eens overleggen. Ik had eerst gedacht, dat we elk een van de meisjes bij ons moesten nemen. Maar ik geloof dat het beter is, zoo ze allebei hier blijven. Ik WGon ver afj zelden komt iemand hier heen, en mij dunkt, de lieve kinderen zijn bij mij het veiligst."

„Ge kunt wel gelijk hebben, " zei Rigol. „'t Zal zelfs de vraag zijn, of ze ook bij u veilig zijn. 't Is moeilijk kinderen te verbergen. Dat zien we al uit Mozes' geschiedenis. £n al zijn deze ouder, gevaar loopen ze toch allicht, ook hier te Luneiay."

„We moeten er nog eens op slapen, " zei Benoit. „Dat zal ons toch goed doen, want eerlijk gezegd, ik ben doodmoe." „En ik, " sprak Rigol, „maar dat hebben we er voor over."

Zij bevalen zich aan in de hoede des Heeren, en weldra lagen de mannen op hun legerstede, en genoten een zeker welverdiende rust.

CORRESPONDENTIE.

Mevr. H. G. v. d. H. te A., zoodra mogelijk.

HoOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's