Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Die God tergen hebben verzekerdheden”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die God tergen hebben verzekerdheden”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tenten der verwoesters hebben rust; en die God tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene dat God met zijne hand toebrengt Job 12 : 6.

Job's snijdend woord: „Die God tergen hebben verzekerdheden, " is meer dan eens misbruikt, om van alle verzekering tegen brandschade, zeeramp, enz. af te manen. Men las het dan alsof er stond: „Die verzekerdheden hebben, tergen God." Deel nemen in welke verzekering ook was „zijn God tergen", en dies bond men er den strijd tegen aan.

Maar dat staat er niet. Er staat heel iets anders. Er staat, dat de lieden die God tergen door hun ongeloof en goddeloos gedrag, van dien God, dien ze tergen, verzekerdheden ontvangen, en in rust en vrede onbezorgd hun dagen slijten. En als om misverstand te voorkomen, staat er de uitlegging met zoo vele woorden bij: Zij die God tergen, hebben verzekerdheden, om hetgeen God hun met zijn hand toebrengt.

Job zelf zat op den aschhoop in zijn ellende, en de goddelooze verwoesters, die hij steeds bestraft had, maar die den spot met zijn vermaan dreven, „die verwoesters hadden in hun tenten rust." En om dit nu nog nader en nog scherper uit te werken, laat hij er in één adem op volgen: die verwoesters, ze zijn de lieden die God door hun goddeloosheid tergen, en zij kennen geen zorg of angst; /J«« geluk, kun voorspoed is verzekerd.

Ge behoeft het vers slechts met zijn drie regels voor u te leggen, om in te zien, dat alzoo en niet anders de zin en de beteekenis er van is:

))De tenten der verwoesters hebben rust; en die God tergen hebben verzekerdheden, om hetgeen God met zijne hand toebrengt.

Van assurantie of verzekering wordt hier alzoo met geen woord gehandeld. Er is hier sprake van het genieten van een onbezorgd stil en rustig leven, waarin men verzekerd is

van geluk en vreugde. En dat onbezorgde, rustige leven, klaagt nu Job, valt zoo telkens en telkens ten deel aan de goddeloozen, die God tergen. Hun gaat 't voor den wind. Hen treft geen ramp. Hunner is schier ongestoorde voorspoed. En daartegenover wordt de vrome aanbidder van Jehovah gedurig hard geslagen, door angst benepen, en door ongeluk dat zich op angeluk stapelt, schier tot wanhoop gedreven. £n dat doen niet de menschen, niaar dat doet God,

Dat doet God door menschen, of ook door de booze hand van menschen te laten geworden. Maar toch altoos zoo, dat 't God zelf is die 't alzoo beschikt, die 't over ons brengt, en ons in het lijden neerstort.

Dat is het pijnlijk levensraadsel, dat het voor ons niet te doorgronden mysterie van het leven. En waar hst reeds hard is, door zijn God, aan Wien men met heel zijn ziel in liefde kleeft, zoo zonder sparen geslagen te worden, daar vindt de lijder der oudheid het nog vreeslijker, van zijn aschhoop af het te moeten aanzien, hoe God zijn overburen, die goddelooze verwoesters zijn, in hun tenten zegent en ze jubelen doet.

Niet dat hij hun persoonlijk daarom kwaad toewenschte, maar de tegenstelling was hem te schril en te machtig.

Hij had altoos van Jehovah geroepen, en zij hadden Jehovah getergd. En nu was het hem te moede, of Jehovah over de tenten van wie Hem tergen, zijn vriendelijk aanschijn deed lichten, en door een zwarte wolk alle licht van zijn tente afsneed.

Dit gaf hem een gevoel, alsof God niet opmerkte wie Hem aanhing en wie tegen Hem vloekte. Ja, alsof God er lust in hadtetoonen, dat onze hulde of onze terging Hem om't even was. Waar dan nog bij kwam, dat die goddelooze verwoesters in hun tenten metspottenden vinger naar hem wezen: „Dat is dan nu de man, die, zei op zijn God te vertrouwen. En zie, ons, die lachten om zijn vroomheid, ons blijft 't goed gaan, en daar zit hij zelf nu, zwart van de zweren, te kermen op zijn hoop van asch."

En zoo nu is het niet zelden nog.

Lang niet altijd, o, Neen. De gevallen liggen voor het grijpen, dat een goddelooze door het hardste noodlot wordt achtervolgd, en dat hij ten leste ondergaat in schaamte en schande. En daartegenover staat, dat vaak het vrome kind van God voorspoed in de wereld geniet en tot aan zijn dood voor harde slagen bewaard blijft.

Maar tusschen dit alles door stuit ge ook uu nog herhaaldelijk op het bloeiend levenslot van een man die om God noch zijn gebod geeft, en daartegenover op den niet eindigenden tegenspoed van een die God vreest, en dien het ongeluk tot aan zijn graf blijft achtervolgen.

Dit rtu strijdt mët de inspraak van ons hart. Wat ia het vijfde gebod staat: „Eer uw vader en uw moeder of dat het u welga", vindt in de inspraak van ons hart zijn toepassing op alle wandelen in de wegen des Heeren. Het mag niet zijn: „God vreezen als middel om voorspoed te hebben", evenmin als 't zijn mag: „Het kwade laten, enkel om de straf te ontkomen". Wie recht staat, vreest zijn God uit den geest der aanbiddende kinderliefde, en laat 't kwaad, omdat hij 't haat.

Maar al mag van dit hooge, van dit ideale standpunt geen oogenblik afgedaald, toch is nooit uit te roeien in ons het besef, dat de vreeze Gods zaligheid aanbrengt, en dat het tergen Gods de rampzaligheid althans aan doet sluipen.

Ons roepen en smeeken is eiken morgen, is vooral in oogenblikken van angst en zorge tot den God onzes levens, dien we eeren, of Hij, als de Almachtige God, ons in zijn hoede wil nemen, onze wenschen ons wil geven, en ons bewaren wil voor alle leed.

Eu als ge zelf dan één van die zijt, op wie God dea tegenovergestelden regel toepast, en Hij, hoe inniger ge Hem dient en eert, u te dieper in den stroom van het lijden onderdompelt, terwijl.ge tegenover u uw tegenstander, die God in zijn hart vloekt, van de hand van uw God gezegend ziet, dan wordt het u zoo benauwd, dan kunt ge er niet meer uit, dan wil de kreet der wanhoop u naar de lippen dringen, en geraakt uw ziel in u aan een bittere worsteling ten prooi, waaruit ge u door geen voorspiegeling van de vrucht van het lijden, hoe warm ge dit ook beaamt, kunt loswringen.

Ge stemt het daarom wel toe, wat men u voorhoudt, dat God kastijdt dien Hij liefheeft; dat het lijden eens doorworsteld, een vreedzame vrucht der gerechtigheid achter laat; dat wie in tranen zaait, eens maaien zal in gejuich; en dat hetgeen hier om Gods wil geleden is, zijn loon heeft bij uw Vader die in de hemelen is. Ge predikt dit uzelven, ge weet dat Gods Woord u dit alles ter vertroosting aan het oor uwer ziel fluistert. Maar toch, uw hart komt er niet mee tot ruste.

En juist daarom niet tot [ruste, omdat ge met uiu God rekent, en| ge daarom niet rusten kunt eer ge inziet, hoe 't mogelijk is dat uw God zóo met u, en zoo vlak tegenovergesteld met wie Hem tergen, handelt.

Job heeft dit in hoofdstuk lo:13 eens op deze vreeslijke wijze uitgedrukt: erst, o mijn God, waart gij enkel liefde voor mij, maar toen het alles liefde scheen, hadt gij deze booze dingen reeds in uw hart verborgen. Ik weet dat dit kwaad, dat Gij mij nu aandoet, toen reeds bij u geweest is.

Een vreeselijk zeggen van Job, omdat er het verwijt in ligt, dat & e eerste liefde die in zijn voorspoed zich uitsprak, in God onoprecht was geweest, en dat zijn God er hem door misleid heeft.

En toch, hoe vreeselijk ook, en hoe zondig daarbij, toch spreekt in dat vermetel zeggen de behoefte van zijn ziel, om het met zijn God ernstig te nemen. Het is hem niet maar om voorspoed of tegenspoed te doen. Neen, voor alle dingen vraagt hij om de liefde van zijn God, om de rechte verhouding van God tot zijn hars, en van zijn hart tot God, als van vriend tot vriend, als van persoon tot persoon.

En die bange knoop nu, hoe God, die 't alles vrijmachtig beschikt, zoo soms het snoodste lot juist over zijn liefste kind kan geheugen, dien ontbindt ge niet door vermaan of vertroosting, noch door te wijzen op het door lijden ingaan tot heerlijkheid.

Over die bangheid der ziel gaat geen ander licht op, dan dat u toestraalt van het Kruis van Golgotha.

Op Golgotha gold het niet maar den heiligste, niet maar den reinste en den gansch rechtvaardige, neen het gold hier Gods eigen lieven Zoon, bij God en zelf God.

En dien eenigen, dien heiligen, Gods eigen en eeniggeboren Zoon ziet ge aan dat Kruis in den bitteren dood ondergaan, en onderwijl hij sterft, jubelen die God tergen en spotten met zijn doodstrijd.

Hier is dezelfde bangheid als bij Job, maar veel benauwender. De ondoorgrondelijkheid Gods, doch nog in veel donkerder wolk zich verbergend.

En het is zoo, ook hier gaat het door lijden tot heerlijkheid, uit de bangste vernedering klimt het op tot de hoogste heerlijkheid, maar dat verklaart u het mysterie niet. Dat mysterie ligt veel dieper. Het is, dat in en door dat Kruis de eer e van uw (r< 7(f gehandhaafd en zijn wereld gered wordt!

En omdat het Kruis deze eeuwige vrucht brengt, daarom zijt ge niet maar met dat Kruis verzoend, maar roemt ge er in als in de openbaring der hoogste genade.

En nu uw eigen lijden. „Wie mij volgen wil, zoo sprak de Man van smarte, neem zijn kruis op en volge mij!

Zoo wordt dan ook uw lijden in dat eeuwig mysterie opgenomen.

Ook uw lijden moet in aansluiting aan het Kruis van uw Heiland, de eere van uw God dienen.

En nu veegt ge uw tranen af, en is uw ziel in u tot rust gekomen. En nu ge ontwaart, dat 't om de eere van uw God gaat, van dien God dien ge liefhebt met uw teederste liefde, nu wijst ge den beker des lijdens niet meer morrend af, maar drinkt dien willig, en ledigt hem tot den bodem, en het is uw God die er u toe bekwaamt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Die God tergen hebben verzekerdheden”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's