Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rede, waarmede Prof. Dr. G. Wildeboer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rede, waarmede Prof. Dr. G. Wildeboer

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rede, waarmede Prof. Dr. G. Wildeboer 2 October j.l. het hoogleeraarsambt in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte te Leiden aanvaardde, gaf een niet onbelangrijk overzicht van den tegenwoordigen stand van hei Oud-Testamentische vraagstuk. Al is Prof. Wildeboer geen orgineel denker en al bestaat zijn kracht veel meer in het handig saamvoegen van de resultaten, waartoe anderen voor hem gekomen zijn, dan in het banen van nieuwe wegen, toch is hij juist daarom een veilige gids, wanneer men weten wil hoe in de kringen der critici over het Oud-Testamentische vraagstuk gedacht wordt na de ontdekkingen, die in Assyrië en Babel zijn gedaan. Het is dan ook aan dat vraagstuk, dat deze rede in hoofdzaak is gewijd..

Vriendelijk is deze rede zeker niet voor degenen, die op grond van deze ontdekkingen aan de deugdelijkheid van de hypothese van Kuenen-Wellhausen waagden te twijfelen. De critische resultaten zijn nu eenmaal het heilige huisje, waaraan niet getornd mag worden. Hooghartiger en laatdunkender is zelden een oordeel geveld over degenen, die het voor de geloofwaardigheid van het Oude Testament opnamen. „Is er dan geen tegenspraak geweest ? vraagt de hoogleeraar. Ja, luidt het antwoord, er is tegenspraak geweest. Vooral van niet vak-geleerden. Van theologen, die meenden in enkele maanden, ja zelfs in een zomervakantie, eerst onder de knie te kunnen krijgen en dan nog bovendien te kunnen weerleggen, wat mannen van buitengewonen aanleg najaren moeizamen arbeid gevonden hadden" (p. 9). En na eerst dit abfertigend oordeel over zijn tegenstanders te hebben geveld, spreekt hij daarna aldus over hun arbeid: „Er zijn er onder hen, die in 't geheel geen poging deden om hun tegenstanders te verstaan. Die stokstijf op hun terrein bleven staan, om vandaar nu met steenen te werpen. En er zijn er ook onder, die gepoogd hebben te grijpen, wat hun onaannemelijk scheen en die op heusche wijze ons te woord stonden. Maar ook dan bleek het vaak, dat tusschen het willen en het kunnen een groote afstand ligt, dat de strekking onzer bewijsvoering niet begrepen was" (p. 10). Prof. Wildeboer stapt dan ook met een medelijdend hoofdknikje over al deze apologeten heen. Hun personen noemt hij niet; hun werken acht hij der vermelding niet eens waard; hun argumenten weerlegt hij niet. Hij vindt maar éen ding ammer. Men zou van zijn tegenstanders anders nog wel wat kunnen leeren, maar dan moeten zij op de hoogte zijn van hetc w h t geen ze willen bestrijden. En onder al deze apologeten is er zelfs niet éen die het b kritische standpunt begrepen heeft. „Den v d eenigen dienst, dien zij ons bewezen hebben, d is dat zij weifelaars voor goed gebracht H hebben daar, waar zij hen niet wilden hebben" (p. 10). Een werk als van Dr. James

Orr is waarschijnlijk aan Prof. Wildeboer nog onbekend gebleven. Zulke kleinigheden b ziet men, wanneer men op zoo hoog wetenschappelijk standpunt staat, over 't hoofd. Althans men zwijgt er over.

Te stuitender nu is dit oordeel, omdat Prof. Wildeboer in deze oratie zelfs de minste poging niet gewaagd heeft om de ernstige bedenkingen, die door deze apolegeten met name op grond der jongste ontdekkingen in Babyion zijn aangevoerd, te weerleggen. In twee bladzijden, zegge in twee, zonder eenige noot of bewijsmateriaal, maakt hij hen af. Op welke wijze dit geschiedt, moge een enkel voorbeeld toonen. Prof. Dr. H. H. Kuyper had in zijn oratie over Evolutie of Revelatie gewezen op de overeenkomst tusschen de rechtsbepalingen in Hammurabi's wetgeving met hetgeen de Schrift meedeelt aangaande de rechtsverhoudingen in het familieleven der patriarchen.

Eerst wordt nu kritiek geoefend op de uitdrukking, dat deze rechtsbepalingen geheel overeenstemmen. Een Duitsch geleerde had zich „voorzichtiger" uitgedrukt en gezegd, dat de zeden en beschouwingswijze der patriarchale geschiedenis merkwaardig dihwijls aan den codex van Hammurabi herinneren.

Terstond daarop laat Prof. Wildeboer volgen: „Hoe hij (Prof. Kuyper) dat weet.? Niet door onderzoek, althans niet door een onderzoek, dat nauwkeurig vergelijkt". De voorstelling wordt hier dus gegeven, alsof Prof. Kuyper den codex van Hammurabi eigenlijk niet eens onderzocht had. Slaat men nu de bedoelde oratie op, dan ziet men ie een breede noot op blz. 83 letterlijk afgedrukt de voornaamste bepalingen uit den Codex Hammurabi, waarop dit oordeel rustte, met verwijzing naar de teksten uit de patriarchale geschiedenis, die daarmede overeenkomst vertoonden.

Stel nu tegenover deze scherpe en dè personen zelfs krenkende wijze, waarop Prof. Wildeboer degenen, die het voor de Schrift opnamen, afmaakt, de warme en schier eerbiedige hulde, die hij aan de cory phaeën der modernen brengt. Wel wordt even het verschil aangeduid, dat hem van de modernen scheidt; de leerling, hdet het, ? -iei in menig opzicht anders dan zij — maar overigens is het boter tot den boom. Kuenen wordt met dankbaarheid herdacht. Om Oort's hoofd een lauwerkrans gevlochten. „Dat Gij naast ons blijft arbeiden verheugt ons".

Nu zijn we dit van de ethische „broeders" reeds lang gewend. De liefste lonkjes werden üteeds naar links geworpen, voor rechts was er weinig anders dan een geeselslag. Maai van Prof. Wildeboer, die trots zijn kritisch standpunt, toch altijd als een geloovige optrad, had men betere dingen verwacht. De Leidsche lucht schijnt niet gunstig te hebben gewerkt.

Vraagt men nu ten slotte, of deze oratie ons dan geen de minste winste bracht, zoo cnoet daarop geantwoord worden, dat ze juist omgekeerd toont, hoe sterk de geesten reeds aan 't verschuiven zijn. Heel deze oratie toch heeft geen ander doel, dan om voor het Leidsche publiek duidelijk te maken, dat het standpunt van Kuenen en Wellhausen een overwonnen standpunt is ea de ontdekkingen van Babyion tot een nieuwe constructie hebben gedwongen. „In zekeren zin, scnreef Prof. Wildeboer, zijn wij een nieuwe periode ingetreden" (p. 15). De Oud Testamentische geschiedvorschers zijn „door de comparatieve methode van de eenzijdigheid der literarisch-kritiscbe richting verlost." (p. 19). Op schier alle hoofdpunten toont hij dan ook aan, hoe de geleerden thans tot andere resultaten komen. „Latere onderzoekingen hebben geleerd, dat de voorgeschiedenis dezer codificatie van het Mozaïsche recht veel ingewikkelder is geweest, dan Kuenen en zijn tijdgenooten zich voorstelden." (p. 19). „De vergelijking met wat Assur, Babel en Egypte, maar ook de oude woestijn-Arabieren ons leeren, (doen) ons als oud zien, wat velea vroeger voor jonge toevoegsels hielden", (p. 18). Wat Kuenen had beweerd, dat Israel's profeten de eigenlijke stichters van Israel's religie waren geweest, wordt kortweg een „fabel" genoemd (p. 19). De „evolutionistische geschiedbeschouwing", waarvan de school van Kuenen en Wellhausen uitging, heet door haar tegenstanders „al zoo vaak in hare ongenoegzaamheid ten toon gesteld, dat er voor een andere opvatting plaats moet gelaten worden." (9)

Indien men dan ooit door den schijn zich niet misleiden laat, dan is feitelijk deze oratie een erkenning, dat de school van Kuenen en Wellhausen op de hoofdpunten gedwaald heeft. Natuurlijk moest die pil verguld worden. Een handig veldheer weet zelfs zijn aftocht nog zoo te dekken, dat hij den schijn van een vlucht vermijdt. Maar feitelijk beteekent deze oratie, dat de zoo geminachte apologeten toch heusch zoo mis niet hebben gezien, toen ze beweerden, dat de ontdekkingen van Babel voor de school van Kuenen en Wellhausen in menig opzicht vernietigend waren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's

De rede, waarmede Prof. Dr. G. Wildeboer

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1907

De Heraut | 4 Pagina's