Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als een netelheide”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als een netelheide”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom, zoo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israels, Móab zal zekerlijk zijn als Sódom en de kinderen A'mmons als Gomórra, eene netelheide, en eene zoutgroeve, en eene verwoesting tot in eeuwigheid Zephanja 2 : ga.

Uit de wereld van wat gezaaid, gestekt en geplant wordt, neemt de Schrift beeld na beeld voor wat omgaat in de binnenwereld van ons hart.

Ook de netelheide bij Zephanja leent er ich toe.

Een netelheide is grond, die, aan heide elijk, geen vrucht afwerpt, en, erger nog dan e gewone heide, geen perse heidebloemkenf, aar enkel brandende netels doet opschieten. n wordt nu van een land, dat eens van bloemen eurde, en rijke winst afwierp, gezegd dat het ls een netelheide worden zal, dan ligt hierin et hardste oordeel en de straf der jammerlijkste erwoesting. Zephanja zelf stelt 't op één lijn et wat aan Sodomi en Gomorra overkwam. Moab en Ammon feilden door trots, inbeelding en hoogmoed. En het was tot straf vooi

deze hoovaaidij, dat de God Israels het over b beide uitriep: Moab zal worden als Sodom ea Ammon als Gomorra; om in 't eind ieider straf saam te trekken in 't ééne beeld van de netelheide, van 't land dat zonder vrucht blijft, van het land met de netels.

„Dat, zoo volgt er dan, dat zullen zij hebben in plaats van hunnen hoogmoed"! (vs. lo).

Aan zulk een netelheide nu doet u niet zelden het karakter denken van wie tot in zijn eigen kring liefst gemeden wordt. Van den man of de vrouw, ook wel meest zelf prikkel toasr, maar gestadig een ieder die met hem of haar in aanraking komt, prikkelend en prikkend. Soms opzettelijk, maar meest onopzettelijk. Personen die, juist als de netel, steken, zonder het te bedoelen. Naar wie ge de hand niet kunt uitsteken, of ge trekt die aanstonds, om den brand waarmee ze u aansteken, terug. Personen, on gelukkig voor zichzelf, die, ook als ze goed willen, toch meer afstooten, dan dat ze sympathie weten uit te lokken. Van nature nurksch en knorrig, daardoor aan alles zich ergerend en bij een ieder ergernis wekkend. Nooit gezellig, maar altoos zich isoleerend. Tegen heel de wereld en met heel de wereld tegen zich. Ten leste almeer in betweterij en vitzucht verloopend. Altoos pessimistisch gestemd en hun eigen pessimisme op heel hun omgeving overdruppend. En die, zwelt het giftig vocht in den netel, oogenblikken doorworstelen, dat ze lust hebban in zeer doen, en anderen even netelig zoeken te maken als ze zelven zijn. Ja, er zijn booze oogenblikken, dat hun netel sarren gaat en tergen.

En het bittere gevolg is, dat ze vaak door dit netelig karakter, juist zooals de netelheide, zonder vrucht en zonder winst voor het leven blijven. Impotentie verzelt schier altoos een zoo netelig karakter. Ze missen aansluiting, ze komen niet tot saamwerking. Ze staan altoos op zichzelf. En hoe ze zich ook inspannen, en wat zaad ze ook uitstrooien, er komt geen vrucht van, en het verdort al aan hun stengel, wat aan dien stengel uitliep.

Geen warmte, geen bezieling, geen aandrift kan van hen uitgaan.

En 't eind is dat ze wegsterven, zonder begeerd te zijn.

Veelal beklaagt men in deze onsympathieke personen hun netelige natuur. Maar de wortel van het kvaad zit dieper.

Wat hun leven bederft is een straf die ze dragen.

Zaoals het bij Zephanja van Moab en Ammon heet: „Dit hebben ze in de plaats van hun hoogmoed”.

Hoogmoed is de wortel, waaruit de netel op schoot. Ea omdat ze met hun hoogmoed niet breken, en hun hoogmoed niet afleggen willen, straft God hen met zoo bitteren, met zoo neteligen aard.

Zoo is het steeds in bet leven.

Alle kwaad komt in ons op uit den diepsten wortel van de zonde in ons hart. Bij den één schuilt die wortel der zonde in de zinnen, bij den ander schuilt ze in den geest. Nu straft God den zinlijken mensch met de verwoestende gevolgen die in wellust, drankzucht, hebzucht, geldzucht, en zooveel meer, uitkomen, en straft Hij den hoogmoedigen mensch met de verwoestende gevolgen die zich toonen in trots, nijd, bitterheid en neteligen zin.

Zinnelust voert den zinlijken zondaar ten verderve; bitterheid en netelige nijd maken den hoogmoedige ongelukkig.

Elk zondaar draagt in zijn aanleg en karakter de straf zijner zonde naar zijn aard, en trekt anderen in de gevolgen zijner zonde meê.

Da zinlijke mensch doet dit door anderen te verleiden; de hoogmoedige mensch door anderen het leven te verbitteren.

Beide, èn de zinlijke èn de hoogmoedige zonden, zijn een kanker die voortvreet. De zonde der zinlijkheid komt uit in een giftige bloem, de zonde van den hoogmoed in een giftigen netel. En door beiden wordt zoo nameloos veel menschelijk leven wreed verwoest.

Alzoo is het medicijn niet ver te zoeken.

Weet ge van u zelf, dat zoo netelige aard u eigen is, dan baat het u niet, of ge u al voor neemt, nu voortaan vriendelijk te wezen. Straks reeds zal bij de eerste ontmoeting de natuur ook in u sterker blijken dan de leer.

Er is maar één middel om van uw netelgif af te komen, en dat is: dood uw hoogmoe leg af uw trots, breek met de hoovaardij van uw vergiftigd hart.

Nederigheid, ootmoed, zelfvernietiging zijn teere bloemkens, die ge dusver steeds achteloos met den voet vertreden hebt. Doe dat niet meer. Pluk die bloemikens, en drink er de geur van in, en vanzelf zult ge uw netel zien ver dooven.

Krijg lust in verootmoediging. Allereerst in oprechte verootmoediging voor uw God. Maar dan ook in zelfvernedering voor menschen, door den ander uitnemender te achten dan u zelf. En ge zult 't zien, ge zult 't ervaren, dat nauwe lijks die zachte atmosfeer zich om u vormt, of ge zult op de wereld om u heen een geheel ander oog krijgen. Ge zult iets lief lijks gaan zien in dingen, waanra, n dusver de glans u ergerde. Zelfbeschamiag over uw steken en wonden en verbitteren zal door uw ziel varen. Ge zult u met uw verguisden verzoenen. Waar het vroeger alles dorre hei was, die hei bleef, zal een vruchtbaar zaad ontkiemen; de doornen en distelen zult ge met eigen hand uitwieden; en de netel in u zal zijn prikkel en zijn gif verliezen.

Den hoogmoedige straft de Heere. Aan den nederige geeft hij genade.

Genade in uw ziel, genade in uw karakter, genade tot in uw humeur.

Wel hem, die bij zoo pijnlijke operatie, die hij zelf aan zijn eigen hart heeft te volbrengen, een helpende hand mag vinden.

De helpende hand der liefde is ook hier zoo bijna almachtig.

Ontmoet, wie liefheeft, zulk een netelig mensch op zijn weg, dan prikkelt hij niet terug, Eer ontwijkt hij zijn giftigen stekel, en mijdt wat het gif uit den netel kon doen uitkomen. Vergeet nooit, dat deze netelige humeuren gebogen gaan onder een zware straf, die hun hoogmoed over hen bracht, en verzwaar hun die straf niet, maar help hun die straf verlichten. Te overwinnen is hun bitterheid, maar alleen door een liefde die alle dingen vermag door de kracht, die ons uit Jezus in de ziel vloeit. De netelige mensch kent de macht der liefde niet, maar komt hij er tenslotte meê in aanraking, dan voelt ook hij in die warme, lokkende liefde, die zich niet laat vergiftigen, een macht, waartegenover hij machteloos staat, en waarvoor hij bezwijkt. Zelf voelt hij 't in 't eind dat die liefde tot zelfs den brand van zijn netel bluscht.

Niet op eensl o. Neen. Het geduld dezer blusschende liefde moet onuitputtelijk zijn. Deze t liefde moet nooit vertsagen. Het moet een v liefde zijn, die niet alleen er op bedacht is, om zichzelf niet te laten prikkelen, maar veel meer, om den neteligen, ongelukkigen mensch te redden en van zijn plage te verlossen. Hier vooral moet de liefde engelachtig zijn. Nooit afgemat, nooit opgevend, s nooit wanhopend. En mits de hope nooit r ondergaat, zijt ge zeker van uw heerlijken triomf, n en ligt straks de netel gebluscht en gedoofd en d verdord aan uw voeten.

En mocht 't zijn, dat de ongelukkige zulk een hart vol liefde niet in zijn omgeving vond, dan is er toch nog uitkomst.

De woestijn, zong de profeet, zal bloeien als de roos.

En zoo vergaat het ook aan de netelheide, zoo de vriend van zondaren, zoo Jezus erdoor heen komt te wandelen.

Hij, die in de gestaltenissè Gods zijnde, zichzelven vernederd heeft, de gestalte eens dienstknechts aannemende, is en blijft voor allen hoogmoed, ook voor den hoogmoed van den neteligen mensch, het zeker werkend tegengif.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Als een netelheide”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's