Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Bazuin verbindt Ds. Gispen aan de woorden van den Prediker, dat God het weggedrevene zoekt, een kostelijke beschouwing over de gangen des Heeren in de historie der volkeren:

In het boek De Prediker wordt ons geleeid, dat God het weggedrevene zoekt. Cap-3 : 15.

En het is goed dat wij dit weten, opdat we in onzen eigen levensgang, en in alles wat rondom ons gebeurt, Gods hand zouden opmerken, en biddend alles in 's Heeren handen leeren overgeven.

In hoofdzaak kunnen we de geestesrichting der menschen, en dat bij alle politieke en kerkelijke partijen, onderscheiden in behoudende en vooruitstrevende.

Evenwel nooit absoluut. De meeste menschen zijn op het eene punt behoudend en op het andere vooruitstrevend. En dat kan ook moeilijk anders, als we letten op de beperktheid van den menschelijken geest. Zoolang de mensch ia het bezit blijft van hetgeen men gewooi^ is gezond verstand te noemen, gevoelt hij zich te moeten beperken, door de geestelijke rem te gebruiken, die voor ïdoordraven", behoedt, en middel is om niet te ontsporen of in den afgrond te storten.

Behoudend en vooruitstrevend heeft betrekking op de grondgedachte, het beginsel, of het begin, waarvan men uitgaat of waarmede men begint.

Daarom moet altijd gelet worden op den regel: »die goed onderscheidt, onderwijst goed".

Er is ware en valsche behoudszucht, ware en valsche vooruitgang.

De ware behoudszucht let op het wezen der dingen en op het wezen van alle verhoudingen, die er tusschen God en den mensch en de menschen onderling bestaan.

De valsche behoudszucht daarentegen let op den vorm, op de wijze hoe en waarop die verhoudingen vroeger bestonden, en richt zich op dien vorm, als op de alleen ware wijze van bestaan. De ware vooruitgang bestaat voor hem in den terugkeer tot den vorm, waarin die verhoudingen voorheen bestonden.

De ware vooruitgang streeft er naar om de eeuwige beginselen van waarheid en recht te bewaren en te handhaven, in alle levensvormen van het publieke en sociale leven, en ziet niet alleen in de trekschuit, maar ook in de automobiel een openbaring van het leven, dat door God onderhouden wordt, een ordinantie Gods, een uitvoering van den raad zijns willens over de gansche schepping en alle menschelijk bedrijf. De mensch die uit dit geloof leett, is dan ook de echte, moderne mensch. Hij gaat niet zoozeer met zijn tijd meê, maar hij gaat mee met wat openbaar wordt als een ordinantie Gods, waaraan geen schepsel zich ten slotte kan onttrekken.

Menschen van gevorderden leeftijd zijn, in den regel, meer behoudend dan vooruitstrevend. Alleen geesten van den eersten rang, genieën, maken op dezen regel een uitzondering. Blijft men op gevorderden leeftijd nog goed bij zijn verstand, dan begrijpt men dat het leven niet kan stilstaan, dat het eene komt en het andere gaat, dat geen menschelijke macht hetgeen komen moet kan tegenhouden, dat alles gaat naar den bepaalden raad en de voorkennisse Gods, en dat God zorgt voor het in stand blijven van 't heelal; zoodat wij niet hebben te vreezen, al veranderde de aarde ook uit hare plaatse. Met gelatenheid geeft men dan het commando aan anderen over, of laat het zich ontnemen, zij 't ook niet zelden op grievende en pijnlijke wijze. Men begrijpt dan dat niemand en niets macht tegen ons heeft, tenzij het van boven gegeven wordt.

God zoekt het weggedrevene. Hetgeen voor ons oog verdwijnt, brengt God opnieuw te voorschijn. Dat ligt ook in de woorden hetgeen geweest is dat is nu, en wat wezen zal is aireede geweest. Wat verandert, is alleen de vorm, de wijze hoe, maar het wezen blijft: wat het altijd geweest is.

Indien het in den raad Gods ligt de hedendaagsche beschaving en de op Christelijke grondslagen gevestigde maatschappijen, door het atheïsme en socialisme, te ontbinden en te niet te doen gaan, zal het weggedrevene terugkeeren. De heerschappij van den eenen mensch over den anderen zal niet ophouden. Wellust, moord, onrecht in allerlei vorm, ellende en dood kunnen en zullen niet weggedreven worden In den eenen vorm gedood, herleven ze weder in een anderen vorm. Als men meent de' absolute vrijheid gegrepen te hebben, zal de absolute tirannie loodzwaar op het leven drukken.

En als de toeleg gelukt om den christelijken godsdienst, ja allen godsdienst, uit het openbare leven uit te roeien, zal het weggedrevene weder gezocht worden, weer te voorschijn komen. En zoo zal het gaan en blijven tot op den dag, op welken God den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordeelen door een man, dien Hij daartoe verordineerd heeft.

Dit goed te doorzien en daarop te vertrouwen, behoort tot het geloof dat de wereld overwint. En men behoeft dan ook niet bevreesd te zijn, dat dit geloof zorgeloosheid of werkeloosheid kweekt, of dat iemand, die door ditgeloof leeft, bij nalatigheid van plichtsvervuUing of het plegen van verkeerde handelingen ontoerekenbaarheid zal pleiten. Want het ontslaat niemand van den plicht om te doen wat zijn hand vindt te doen. Het geeft integendeel een sterken prikkel tot den arbeid, het geeft energie en geestkracht: omdat wij alsdan gelooven, dat nooit iets tevergeefs geschiedt, dat God altijd zijn doel bereikt, zijn raad vervult en, op voor ons onbekende wijze en door middelen, die nu nog verborgen zijn, alles zal doen uitloopen tot zijn eer en zaligheid der zijnen.

Geleerde menschen zeggen dat er geen stofje te niet gaat of vernietigd wordt. Er is stofwisseling, geen stofvernietiging.

God zoekt het weggedrevene. In die weinige woorden hebben we eene onderwijzing in de vrijmacht, de almacht, de majesteit des Heeren. Mits we er maar geen redenen aan ontleenen om onze zonden te bedekken, of onszelven van schuld vrij te pleiten. Niemand kan met zekerheid zeggen, hoeveel millioenen ons volk in den laa^sten tijd armer is geworden, grootendeels door eigen schuld. Wij bedoelen niet de ongelukkigen, die hun geld, in vol vertrouwen, naar de banken brengen, banken die «springen"; maar hen, die door dobbelen of speculeeren bedoelen rijk te worden, en niet eens beseffen dat ze kwaad doen. Want dit is het eigenaardige van dit kwaad, dat niemand, vroom noch onvroom, het als kwaad erkent. Er heeft, voor eenigen tijd, iets in een Christelijk blad gestaan over het dobbelspel op de beurs. De Dzakecmenschen" waren daar niets over gesticht. Duizenden menschen leven van den geldhandel. En als iemand, die niet tot de ïzakenmenschen" behoort, van dobbelen spreekt, zijn ze er als de kippen bij om te beweren, dat zoo iemand, 'hij moge dan hooggeleerd en voortreffelijk journalist zijn, van beurszaken niet het minste verstand heeft, en verstandiger deed zoo hij over deze dingen zweeg.

In plaats van schuld belijden hoort men telkens de vraag: waar blijft toch al dat verloren geld? Niemand kan een bevredigend antwoord geven. Men weet alleen dat het weg is: verspeculeerd.

Toch is de zaak eenvoudig.

Geld is stof, en stof gaat niet te niet. Uw geld is niet vernietigd; het is verplaatst. Het is uit uw zak gegaan in den zak van een ander. Dat is alles. Waar die andere woont, weet gij niet. En daarom kunt gij niet begrijpen waar toch al dat verloren geld blijft.

God zoekt het weggedrevene. En ook maakt de Heere arm en Hij maakt rijk, ook vernedert en verhoogt Hij. Hij regeert ook over onze dwaasheid en onze zonde. En als het eenmaal zoover gekomen is, dat grond en productiemiddelen aan de nu bezittenden ontnomen worden, zullen de menschen, zij het ook in anderen vorm, dezelfde ervaring hebben als wij. Het geld komt dan in andere handen, maar altijd in menschenhanden, die zich eens hebben uitgestrekt naar de verboden vrucht, handen die geleerd hebben kwaad te doen en voor wezenlijk goeddoen onbekwaam zijn.

Dit in te zien, en op'rechtelijk te gelooven, geeft zielerust onder al de wisseling der stof, en het open neergaan van den levensstroom. Even schoon als waar zegt Ds. Kok, in zijn verklaring van Den Prediker: »Wij kunnen Gods leiding en beschikking niet ontloopen. Dat wij^niet jaloersch zijn op anderen; zij zijn aan delelfde orde onderworpen en evengoed werktuigen in zijne (Gods) band als wij. Dit is het Pad der eeuwen. Zoo handelt God van eeuw tot eeuw. Hij vernieuwt de tijden dieren, bloemen, vruchten; elk op zijn tijd; menschen en dieren worden geboren en sterven, want ook ziekten en rampen komen terug. De hoop dat de wereld, zoolang zij een zondige wereld is, een paradijs zal worden, is ijdelheid".

Ook hierin hebben we een redelijken grond voor onze hoop op de opstanding, het weder levend worden van ons gestorven lichaam. De stof gaat in haar wezen niet te niet. Maar hare gedaante verandert. Hoe ook weggedreven; God zal ze zoeken. Daarom mogen wij zeggen: ik zal uit mijn stof God aanschouwen.

Want God zoekt het weggedrevene.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's