Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Blijdschap voor de Engelen Gods.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Blijdschap voor de Engelen Gods.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTREEST].

Alzoo (zeg ik ulieden) is er blijdschap voor de engelen Gods over éénen zondaar, die zich bekeert. Luk. 15 : 10.

Er was, toen Jezus geboren werd, blijdschap bij de engelen Gods.

Er was nog geen Kerstfeest op aarde. Zelfs te Jerusalem, dat vlak hij Bethleaem ligt, wist, toen Jezus geboren was, nog niemand van iets. Heel het Heilige land hoorde er eerst veel later van. En ook daarna zette zich onder alle volken het leven der wereld voort, alsof er niets buitengewoons te Bethlehem geschied ware. Die enkele herders in Efrata's velden, drie wijzen uit het Oosten, straks Simeon en Anna in den tempel, ziedaar •EI wat in het Kersttafereel optreedt. En dan wordt alles stil. Dan hoort ge niets dan over twaalf jaar Jezus even in den Tempel. En dan weer een stilte van driemaal zes jaren, tot Jezus afdaalt in den Jordaan, nu gedoopt wordt, en zijn roepstem onder het volk laat uitgaan.

Blijdschap, hooggestemde vreugde over de gifte van Gods Zone aan de aard, was er al die dertig jaren op aarde, onder de volken niet. Eenlingen waren het dié er in het verborgene van genoten, maar ook zij nog veelszins zender het mysterie te verstaan. Of Jezus geboortedag die dertig jaren in het gezin van Jozef en Maria is gevierd, weten we niet. Aan gedacht is er stellig wel, maar het blijft al heimelijk. Geen vreugde die naar buiten treedt. Van vreugdevuren, in Nazareth ontstoken, geen sprake. Geen lied heeft langs de straten weergalmd. Die ge­ s lukkigen, die alleen onder alle geslachten Kerstfeest mèt Jezus in hun midden konden vieren, ze hebben aan geen Kerstjubel gedacht.

Neen, wilt ge de jubelkreet van het creatuur niet alleen over., maar ook bij de geboorte van Jezus beluisteren, keer dan het oog naarboreri naar de hemeltente die zich over ons uitbreidt, en naar de heirscharen van Gods engelen. Zij ­ wisten van Bethlehem en van wat er te gebeuren stond. Ze zijn boven Efrata's velden nedergedaald. Ze hebben aan de herders het heilmysterie aangekondigd. En toen hebben ze onder hun zalige koren in nachtelijke glansen van „Eere zij God in de hoogste hemelen gezongen",

Nog niet op aarde, maar onder hen was de blijdschap. De blijdschap vóór Jezus komst. De blijdschap toen hij geboren werd. De blijdschap nadat hij geboren was. Blijdschap om het mysterie Gods, maar blijdschap ook om het welbehagen in den mensch, die gered stond te worden, maar die zelf van zijn verworven heil nog niets wist.

Ook op het Kerstfeest, dat we thans, na zoo vele eeuwen, zoo ver van Bethlehem, in deze lage landen vieren, moet die blijdschap van Gods engelen over Bethlehem's kribbe ons daarom meer dan herinnering zijn. De „beurt van den Engelenzang" was lange jaren in onze grootere steden een kerkedienst bezocht als op het Oudejaar. De lieflijkheid van dezen Engelecjubel irok jong en oud. Men voelde zelf, hoe eerst in den Eugelenzang de hooge toon voor ons lied bij de kribbe bereikt werd. Het waren Gods engelen die aan den jubel bij de kribbe den hoogsten glans bijzetten, Ja, 't was of 't ons, als menschen, zoolang we op ons zelf bleven, nist gegeven was, om het mysterie van Bethlehem naar waarde te gedenken. Eu of eerst als „menschentong aan engelenstem." zich in het booge lied der eere paarde, onze aan^ drift om den Christus te verheerlijken, volle bevrediging vond.

Toch mag dit gevoel van gemeenschap met de engelen Gods op Kerstfeest niet enkel uit de herinnering opleven. Al zijn Gods engelen na hun zang in Efrata's velden weer ten hemel opgevaren, Jezus verloren ze daarom niet uit het oogj die straks uit zijn kring de eerste gemeente vormden, zijn hun niet verborgen gebleven; die gemeente van Christus zijn ze in haar loop door de historie gevolgd; en als ook nu weer op 't Kerstfeest uit die gemeente de hooge jubel voor Jezus opklimt, wordt hun blijdschap in den hooge vernieuwd.

Gods engelen leefden met Jezus meê, en ze leven met zijn volk meê, Niet wij zouden dit uit onsze.f zeggen . durven, maar Jezus heeft het ons betuigd. Zoo dikwijls er weer een verlorene wordt toegebracht, is er over dien geredde blijischap daarboven onder Gods engelen, en als ZÜ toegebracht zijn, staan hun engelen dagelijks voor het aangezicht van den Almachtige.

Het voortdurend meeleven van Gods engelen met Jezus en zijn verlosten kon niet teederder worden uitgedrukt. Zal er blijdschap onder Gods engelen zijn over een zondaar die zich bekeert, dan moeten Gods engelen van die bekeering afweten. Langs ons geheel onbekende wrgen moeten ze dan inzien in wat op aarde gebeurt. Kennis dragen van wat hier beneden ia het zielsbestaan van een vergeten kind des menschen in het verborgene omgaat. Ons leven kan hun dan niet vreemd zijn. Ze moeten er van weteri, er van op de hoogte zijn, er kennis van dragfïi. En zulks niet alleen op hetoogenblik der bekeering, maar ook in de dagen die daarna l.omen. Zijn ze niet allen gedienstige geesten, die uitgezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen? Allen gedienstige geesten.'En op Pathmos zag Johannes hun heir om Gods troon aangroeien tot „tienduizend maal tienduizenden en duizend maal duizendeii"; Een onmetelijk getal dal ïichinde duixenden millioenen verliest.

En als dan Jezus, die ook hun Hoofd is, het middenpunt van hun aanbiddend verlangen blijft, en ze met zijn volk meeleven tot in de enkele personen, hoe zou er dan op aarde een Kerst-Hallelujah uit den boezem van zijn volk küünen opstijgen, zonder dat de engelen Gods dit van aile einden der aarde aanhooren, en blijdschap genieten in den Hooge om den jubel die van üc aarde voor Jezus opklimt!

Denk daaraan op uw Kerstfeest. Uw Kei stfeest wordt er reeds zooveel rijker door, als geniet enkel ziet op wie met u ineenzelfde bedehuis, en in uwzelfde stad of dorp voor Jezus jubtlen, maar zOi^ ge uw zielsblik verbreidt en uitbreidt tot alle einden der aarde, waarvan het lied des lofs en der aanbidding voor Jezus opgaat. Miar hoeveel zaliger wordt dan uw Kerstbesef niet, zoo ge uw blik ook opheft naar den Hooge, en zoo het één rijk envoi accoordvoor il wordt, alwat de geroepenen op aarde, wat de gezaligden daarboven, en wat, beiden voorgaande en met beiden meejubelend, die eindelooze heirscharen van Gods engelen om den troon zingen.

Kerstfeest, niet enkel met de herinnering aan de engelen in Efrata's velden, maar onder het meel^^ven van diezelfde engelen, ook nu, met de vreugde die uw hart doortintelt. Esn schallen van heilige vreugde onder de bekeer den, over wier toebrenging er keer op keer blijdschap om den Troon was, en onder die engelen zelf, die om uw bekeering gejubeld hebben.

Kerstfeest, niet enkel in de gedachtents aan Jezus, maar in volle zielsgemeenschap met Hem, die leeft om voor u te bidden en nu aan de rechterhand des Vaders zit. En zoo ook niet enkel in herinnering aan zijn heirscharen die het „Vrede op aarde" aan de herders toezongen, maar ook met hen één ia levende gemeenschap. Des Heeren engel schaart een onverwinbre legermacht om Zijn heiligen op aarde, en die hemelsche heirschare viert in den Hooge ons Kerstfeest met ous mee.

Zoo eerst wordt het alles bezield. Wordt al één heilig inleven in de verborgenheden van Gods Koninkrijk. Voorsmaak van wat eens het jubelen in het 'Vaderhuis zal wezen.

Blijdschap onder Gods engelen daarboven, en blijdschap onder 's Heeren volk op aarde, en die beide aandoeningen van heilige vreugde saamsmeltend in het Hallelujah voor wat Bethlehem voor deze aarde bracht, en ook voor den hemel beloofde.

Alleen maar, in het uitwendig jubelen kan die samensmelting. niet tot stand komen. Het moet een jubelen voor Jezus in geest en waarheid zijn. Op elk Kerstfeest moet Jezus in u opnieuw geboren, rijker geboren worden, voller gestalte in u verkrijgen. Het moet zijn een stoot op uw bekeeringsweg vooruit. En daarin juist moet de blijdschap van Gods engelen haar motief vinden, dat het ook bij u op 't Kerstfeest is een rijker, een voller ingaan van Jezus in uw creatuurlijk bestaan.

Zelfs laat het zich niet denken, dat er ooit een Kerstfeest op aarde zou gevierd worden, zonder dat er weer een bekeerde tot de schaapskooi van Jezus werd toegebracht. En als dit gebeurt, dan verdiept zich de toon in het engelenlied. En over dien éenen zondaar die zich op't Kerstfeest bekeert, is er in de geestenwereld hooger blijdschap, dan over de duizenden en tienduizenden die reeds vroeger het zielsoog voor de glorie van den Christus ontsloten.

En die diepste toon gaat dan ook bij u terug naar het oogenblik, toen ge voor het eerst de slavenboei afwierpt en uw vrijmaking door Jezus oordet uitroepen. Door die herinnering verdiept ich vauiself de toon van uw jubelzang. En in et' eind is het heel deze wereld door en in de ereld, ! daarboven, één golving van dank en anbidding voor wat in het Kindeke van Bethehem aan de aarde geschonken en in dit Kineke de eeuwen door voor den hemel gewonen is.

En toch, al smelt de engelenzang en het lied der verlosten tenslotte in heilig accoord saam, desniettemin speelt beider jubel uil een verschillend register.

Verre gaat der engelen blijdschapsuiting onzen zang te boven in zuiverheid van heiligen toon. Maar dan ook omgekeerd, wat geen engel kanj dat kunnen wij.

Zij begeeren in het heilgeheiin in te zien, maar kunnen in hun zuiverheid nooit peilen wat het is, verloren te zijn geweest, en daarom door Jezus een kind van God te zijn geworden.

En dat kunnen wij. Wij alleen, die dit heil uit den beker der genade hebben ingedronken.

Gelijk wie nooit zelf krank tot den dood was, met verstaat, wat zaligheid bij het herstel door het hart stroomt, zoo weet ook een engel niet, wat het zegt in den dood te zijn geweest, en ten leven verwekt te zijn.

En daarom, die diepste tonen van het verlost zijn uit dood en ellende, die kunnen niet Gods engelen, maar moeten wij in het heilig accoord doen invloeien.

Der menschen redder! zingen zij.

Wij jubelen: Onze Redder 1 En in dit „onze" eerst wordt de grondtoon geraakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Blijdschap voor de Engelen Gods.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's