Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Rege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Rege.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

XV.

Want gelijk de Vader het leven heeft in zichzelven, alzoo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in zichzelven. Joh. 5 : 26.

De apostel betuigt ons, dat in het Eeuwige Woord, d. i, in den Zoon, het leven is, en dat dit leven is het licht der menschen. Wij zouden hier in plaats van licht, misschien, hooger bewustzijn schrijven, maar de zin blijft één. In Christus is het leven, en van dat leven gaat alle hoogere opbloeiing, en zoo ook onze verlossing uit. Christus zelf verklaart ons dit nader, als hij zegt, „dat de Zoon het leven heeft in zich zelven, " en dat wij daarentegen het leven alleen uit hem ontvangen kunnen. Hij treedt voor ons, als degene „die aan de wereld het leven geeft." Hij noemt zich zelven „de weg, de waarheid en het leven." Van daar de stelregel: „Wie den Zoon heeft, die heeft het leven, wie den Zoon niet heeft, die heeft het leven niet". Alle toebrenging is een overgaan uit den dood in het leven. En Christus is tegelijk het Brood des levens, d. i. het Brood waardoor leven blijft, wie eens het leven ontving. Paulus trekt dit zelfs zoo ver, dat ons leven met Christus verborgen is in God, ja, dat de Christus is ons leven. Wordt nu, in tegenstelling met dat leven, alle onheiligheid, alle ongerechtigheid, alle innerlijke verzwakking van onze hoogere existentie, door de Schrift in het beeld van den Z'wt^geteekend, dan volgt hier vanzelf uit, dat de heerschappij van onzen Koning een heerschappij moet zijn van het leven over den dood, en dat het in het leven zelf is, dat we de grondverklaring van die heerschappij moeten zoeken. De dood heeft geheerscht van Adam tot Mozes, en zoo nu zal ook het leven heerschea in hen die in Christus zijn. In heel Jezus' verschijning is dan ook niet de hoofdzaak het woord dat Hij spreekt, maar zijn eigen persoon; niet wat van Hem uitgaat, maar hij zelf; en heel de strijd tegen hem trekt zich ten slotte saam in het ééne doel, om zijn leven te niet te doen; terwijl anderzijds zijn Koningschap daaruit opkomt, dat het leven, dat hij in zich zelf bezat, niet/^^/^ vernietigd worden, maar door den dood heenbrak, en zich in zijn Verrijzenis verheerlijkte. Niet de zonde, zelfs niet satan, maar de Dood, d. i. de antithese van het Leven, is uit dien hoofde de laatste vijand, die overwonnen moest worden. Van het leven gaat de genade-beweging als van haar eersten mijlpaal uit, en de laatste mijlpaal is eerst bereikt, als het Leven den Dood verdoet. De heerschappij van de Koningen der aarde is zoo niet. Deze gaat uitwendig toe. Er gaat een bevel uit. De onderdaan hoort dit bevel. Zijn wil schikt zich naar dat bevel, en hij volbrengt het. Of ook, hij volbrengt het niet, en dan komt de sterke arm en de Koning dwingt hem. Maar hier is sprake van een heerschappij, die inwendig uit het leven zelf opkomt, en in het leven rust. Christus, onze Koning, deelt zijn leven mede. Diegenen die zijn leven in zich ontvangen, zijn wedergeboren, en als zoodanig le4en van zijn Lichaam; een beeld evenzoo aan het leven ontleend. En uit dat leven komt dan straks ook wel het hooren naar zijn woord, en een met eigen vrijgemaakten wil volbrengen van dat zijn woord. Maar dat is gevolg. Het is uitwerking. Het is de tweede phase; maar het uitgangspunt, de aanvang ligt in het leven, en daarom is het in Christus Koningschap voor alle dingen het leven, d. i, zijn leven, dat in ons heerschappij voert, en hem Koning in ons zijn doet.

Nu is het leven van Christus wel het hoogste, het rijkste, het eenig onwankelbare leven, maar toch blijft het in grondkarakter één met alle leven van het creatuur. Het is in het leven van het creatuur het leven van de hoogste orde, en uit dat leven komt dan ook het Koninkrijk op, dat ver boven alle rijken der natuur staat; maar het volgt niettemin de wet die alle leven regeert, en staat met alle lagere orden van het leven in verband. Hij, de Christus, nam onze menschelijke natuur aan, niet alleen naar de ziel, maar ook naar het lichaam, en ons menschelijk lichaam staat op zijn beurt in rcchtstreeksch verband, zoowel met het dierenrijk, als met het piantenrijk. Er is alzoo een opklimming van creatuurlijke orden. Het laagste in orde is het leven van de plant, dan komt in tweede orde het leven van het dier. In de plant niet, in het dier wel komt faet leven in een ziel op. Allerwegen toch zegt ons d« Schrift, dat ook het dier een ziel h««ft. Maar in den tnensch klimt dit zieleleven weer op tot een hoogere, tot een geestelijke orde. In de geestenwereld begint die geestelijke orde met boven ons te staan door haar gereede voleinding, maar in het eind gaat 's menschen geest boven de geestenwereld uit. Die hoogere orde van het geestelijk leven in den nïensch vindt dan ten slotte weer haar hoogste openbaring in den Chri.stus, en in Christus is de rechtstreeksche aansluiting aan het leven Gods. Een scala dus, gelijk men het noemt, d. i. een ladder des levens, waarlangs het leven, van sport tot sport, steeds hooger opklimt, maar zoo, dat ook op de laagste sport het leven zelf het groote mysterie blijft, en ook van planten en ditrea in Psalm 104 gezegd wordt, dat de vonk ervoor ontstoken wordt „door den Geest van God." Uit God, door God, en tot God is op heel de scala van het leven de gestelde wet. En de tweede wet is, dat in dese reeks van het laagste, het hoogere, en het hoogste leven, het hoogere steeds rust op het lagere en het laagste beheersshen moet, en dit ook doet, zoolang het gaaf en ongeschonden blijff. Maar dan ook omgekeerd, dat als hes leven van hoogere orde vervalt en inzinkt, hei leven van lagere orde over het hoogere gaat heefschen.en daardoor het hoogereleven doodt Als de plant in het dier gaat heerschen, sterft het dier. Als plant of dier in den mensch gaat heerschen, sterft de menscb lichamelijk, en zoo de dierlijke ziel in de» mensch over den geest in den mensch gaat heerschen, sterft de mensch geestelijk. En daarom kon het leven van den mensen, alleen daardoor onvergankelijk en eeuwig leven worden, dat een geestelijk leven van hoogere orde in den mensch post vatte, een leven da! geestelijk niet bezwijken kon, en lichamelijk door den dood kon heenbreken; en dat h geschied in Hem die, als onze Koning, alle lagere orden van het leven zoo volkomen beheerscl'it, dat geen enkel leven ya, n lageie orde meer over het hoogere kon zegevieren. EQ ZOO heerscht dan deze onze Konitig, die het leven in zich zelf heeft, en ons leven is, over alle creatuurlijke orden. Hij heerschi over de geestenwereld, hij heerscht over de wereld der menschenkinderen, hij heerschi over het leven in het rijk der dieren en der planten. Hij heerscht over het plant aardig, over het lichamelijk, over het ziel achtig, over het geestelijk leven. En alle dingen zijn hem onderworpen, omdat „alk dingen te saam bestaan door Hem".

Eerst door dit teruggaan op het leven treedt de Koninklijke heerschappij van den Christus in haar vollen glans en glorie vooi ons in helder licht. Zijn geboorte, zijn wonderen, zijn sterven, zijn opstanding, zijn zijn van hoofd der engelen en der menschen, zijn machtsbezit over alle dingen, d. i. over heel de schepping, vormt daa eerst een eenheid, zoo ge op de diepste kern van zijn macht, d. i. op het leven van de hoogste, alles beheerschende orde die in Hem was, teruggaat. Alles kan men ontleden, voor alles heeft men een oorzaak en oorsprong weten te ontdekken, maar alleeü voor het leven niet. En of ge dit leven neemt van plant of dier, van mensch of engel, het blijft altoos everi raadselachtig, het groote raadsel, dat alle oplossing tart. Plotseling komt het leven in de schepping op, en op de vraag: Wie ontstak de vonk van dat leven, is nog altoos geen ander antwoord te geven, dan: Dat deed God Alle leven in de schepping is een onmid dellijk getuigenis van Gods Inwerking, zoowel in het. leven der volken als in Michael den aartsengel. Door alle orden, rijken en rangen der schepping heen, blijft daarom dat leven in zijn grond één. Het ontplooit zich van lager tot hooger. Het sluipt en kruipt eerst; dan gaat het en beweegt zich in hooger besef voort; allengs ontwikkelt het zich tot steeds klaarder bewustzijn; het wordt geestelijk van aard, eiJ^egint aan het leven Gods verwantschap te vertoonen. En ten slotte treedt het in Christus in dien hoogeren, in dienKoninkiijken vorm op, waardoor het èti menschelijk én Goddelijk tegelijk is. Al die overgangen van lager naar hooger, komen dan weer alleen door een inwerking Gods tot stand. Het dier is niet uit de plant, de mensch is niet uit het dier, de engel is niet uit den mensch, de Christus is niet uit de geschapen geestelijke wereld Telkens weer treedt het mysterie in. Het afzonderlijk mysterie in de schepping van de plant, een eigen mysterie in de schepping van het dier, een bijzondere orde in de schepping van engel en mensch, en zoo ook een onderscheidenlijk mysterie inde Vleeschwording van het Woord; maar in heel deze reeks van mysteries sluit God zelf keer op keer het hoogere aan hét lagere aan. Er is geen leven van het dier, dan door het leven van de plant. In den mensch is aansluiting aan het dier­ lijk leven. Tusschen mensch en engel bestaat samenhang, en de Christus verschijnt niet, dan door het aannemen van onze menschelijke natuur.

De heerschappij die dc^JüiistUb, als hebbende in zichzelf het hoogste, het onwankelbare leven, uitoefent, is uit dien hoofde geen uitwerking van opgelegde heerschappij, maar een heerschappij die organisch en vanzelf door heel de schepping heen trekt. Zijns is een onwankelbaar Koninkrijk, juist omdat het niet uitwendig gevormd en opgelegd is, maar wortelt in zijn leven, en door dit hoogste leven vanzelf over alle leven van lagere orde heerschappij voert. Het is niet een scepter die aan den Christus wordt uitgereikt, opdat hij door de macht «•an dien scepter, met betoon van uitwendige overmacht, al het andere aan zich onderwerpe. Voor hem en voor zijn heerschappij blijft het b^eld: Set hoofd van het lichaam. Bij de heerschappij nu die ons hoofd over onze ledematen uitoefent, geeft ons hoofd geen uitwendige bevelen aan onze ledematen, die onze ledematen, door hun wil te buigen, opvolgen, maar de heerschappij van onze hersenen over onze zintuigen, en over onze ledenmaten, gaat vanzelf en gaat inwendig toe. Als het hoofd loopen wil, dan gaan onze voeten vanzelf vooruit. Als we iets grijpen willen, bewegen onae handen zicrf v^anzeif naar het voorwerp dat we willen aanvatten. Als we iets zien willen, richten iich onze oogen vanzelf naar het voorwerp dat we zoeken. Het is ai ook in ons een vanzelf werkende heerschappij van de hersenen in dit hoofd over de andere deelen en geledingen van ons lichaam. En dit beeld schuift nu de Schrift op den voorgrond, om ons de Koninklijke heerschappij van den Christus, ü\^ zoo hemelsbreed verschilt van de heerschappij der aardsche tfoningen, in haar weze»s en werking te doen ".'erstaan. .Het Koniukrili-dtr Iicrae'cn is binnen in u, en het is door Itst leven zelf, dat uw Koning ia u uitstort, en als het oloed door de aderen, door heel uw wezen laat stroomen, dat hij zijn heerschappij in u vestigt, uitvoert en instandhoudt. Maar tiierbij kunt en moogt ge u zelf niet afzon-Jeren en afscheiden van de overige schepping. Gij zijt in die schepping besloten, ge hebt aan alle leven ook van de lagere orden der schepping deel, en 200 is ook de Koninkijke heerschappij van den Christus niet bepaalden beperkt tot uw geestelijk leven. Ze dringt door alle orden en rangen der schepping heen. Al 't lagere Is ook hier, en hier vooral, aan het hoogere onderworpen. Christus oazat heerschappij over planten-en dierenrijk. Nooit lezen we dat de Christus krank is geweest. Daarvoor beheerschte zijn leven ook zijn lichaam te oppermachtig. In zijn opstanding toont hij, hoe die" macht van zijn leven over zijn lichaam zelfs den dood doorbrak. En eerst zoo ge de Koninklijke heerschappij van den Christus in dien volmaakten zin verstaat, waartoe ge vanzelf komt, zoo ge zi/n leven tot uitgangspunt kiest, gaat er een licht voor u op over die anders zoo raadselachtige woorden, dat hem macht is gegeven „over alle dingen in hemel en op aarde".

Opmerkelijk ia dit verband is het, hoe weinig Christus in heel zijn optreden en in zijn woord, zich ia het afgetrokken geestelijke terugtrekt, hoe zelden hij leerstellingen uitspreekt, en hoe hij niet dan bij uitzondering dogmatiseert. Bijna altoos beweegt Jezus ziek ia zijn doen, bij ziJK woorden, en onder zijn prediking in het leven, dat hij creatuurlijk om zich vindt. En dan zien we onzen Koning zich bezighouden met het creatuur-Hjk leven in de geestenwereld, met de gewone uitingen van hst menschelijk leven, maar evenzoo gedurig met het creatuurlij k leven van lagere orde in de planten-en dierenwereld, en zelfs op het rijk van het stoffïlijke gaat hij terug. Reeds onder Israel was de aansluiting aan het hoogere leven in tabernakel ea tempel vanouds gegeven ia de vruchten van den akker en in het offer uit de kudde, dat Gode in zijn heiligdom werd opgedragen. En wel verre van dien band los te maken, hooren we Jezus tot zelfs in de Bergrede de schare wijzen op de leliën des velds, die noch arbeiden noch spinnen, maar die God zelf bekleedt met een heerlijkheid, ver boven de pracht en praal van Salomo en zijn paleis uitgaande, Ea evetizoo wijst hij op de vogelen des hemels, die niet zaaien noch maaien, ea die nochtaas alle door onzen Vader die ia de hemelen is, worden gevoed. Ook voor zija breuke met Israel grijpt Jezus naar een beeld uit de dierenwereld. Gelijk een klokhen haar kiekens onder de vleugelen bijeenvergadert, zoo heb ik, uw Koning, u, o Jerusalem, willen bijeen vergaderen, maar gij hebt niet gewild. Hij zelf laat zich door den 'Dooper aandien«n in h«t beeld van het Lam Gods. Zie het lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt, Ea in de Openbaringen op Pathmos wordt in het hemelsch visioen dit eigen beeld voor de hemeische gewesten overgenomen, en Johannes ziet „een lam staande als geslacht' Altoos uit de lagere orde der schepping het beeld genomen voor wat in de hoogere orde onze aanbidding vraagt.. Zelf dient Jezus zich aan als het Brood des levens. En als hetoogenblik van scheiden van zijn jongeren nadert, de gang naar Golgotha beginnen zal, en vaste merkteekenen voor het Nieuwe Verbond moeten worden ingesteld, neemt Jezus nogmaals uit de plantenwereld èa het brood én den wijn, en drukt op beiden het Sacramenteele zegel. Reeds wezen we er op, hoe in zijn wonderen zich hetzelfde voordoet. Wonderea in het piantenrijk, als de brooden vermenigvuldigd worden, erf de vijgeboom verdort, en wonderen in het dierenrijk, als de wondere vischvangst de jongeren verbaast, of de vischkens voorde schare der 5000 vermenigvuldigd worden. Bijna nooit beweegt Jezus zich in hetafgetrokkene, schier altoos is hij bezig in wat voor oogen is; en de twee lagere creatuurlijke orden van het piantenrijk en dierenrijk worden daarbij zoo weinig vergeten, dat ze veeleer op den voorgrond treden, en steeds weer nieuwe stof bieden voor het bestaan van hooger macht en voor het ontsluieren van heilige mysteriën.

Nog sterker spreekt deze aansluiting van Jezus aan het gewone leven om hem heen, in zijn gelijkenissen, die ons bijaa altoos als gelijkenissen van het Koninkrijk worden voorgesteld. Immers ook in die gelijkenissen worden we gewezen op de werking van het zuurdeeg in het meel, op het wondere mosterdzaad, op het uitzaaien van het zaad in den akker, en hetgeen bij die uitzaaiing, m verband met de gesteldheid van den bodem, vaa het uitgezaaide wordt. We worden bepaald bij de tarwe en het onkruid, en bij het inzamelen van den oogst. De vischvangst treedt als beeld op, en evenzoo hetgeen na de vangst met de visch bij het schiften geschiedt. Jezus gaat in zijn gelijkenissen in op het gewone menschelijk leven, op wat voorvalt bij het koopen van een akker, op de arbeiders die ia den wijngaard gehuurd worden, op een vrouw die ia haar huishouding een penniag verloor, op eea koning die een bruiloft aanricht, op de maagden die met de lampen wachten op den koninklijken intocht. Maar sterker toch dan dit alles, treedt het beeld van den herder met zijn kudde op den voorgrond. Wij zijn de schapen zijner weide, gelijk het reeds in de psalmen bezongen was. Er zijn nog andere schapen die Jezus ook moet toebrengen. Het zal wezen één kudde en één harder. De wolf die de kudde belaagt, wordt afgeweerd. En als Jezus zijn laatste oordeel voorzegt, dan spreekt hij uit, dat de Zoon des menschen als Koning zitten zal, en dat hij alzoo vaneen zal scheiden de schapen van de bokken. Nu had, naar Jezus eigen woord, dit spreken in beelden zeer zeker ook de bedoeling om het heilige en geestelijke te omsluieren, maar op zich zelf wijst al zulk spreken over het Koninkrijk in altoos nieuwe beelden, aan het creatuurlijke leven van lager orde ontleend, dan toch op een samenhang met dat lager leven. Er moest in al dit creatuurlijke, door gelijksoortigheid, zin en gedachte liggen, zou het als beeld diensJ; kunnen doen. Dit nu behoeven we zelfs niet te gissen. Het wordt ons toch in Matth. 13 : 35 zelfs uitdrukkelijk verklaard, dat Jezus in gelijkenissen sprak, om daardoor dingen te doen uitkomen die er in verborgen waren van voor de grondlegging der wereld. Wat nu wil dit anders zeggen, dan dat in de schepping alle lagere orde der natuur een profetie was van de hoogste orde, die stond geopenbaard te worden? Wat anders, dan dat eeiizelfde gedachte Gods heel het scheppingswerk heeft beheerscht, en dat in alle rijken der schepping die ééne heilige en hoogste gedachte eer.st in het grove is uitgesproken; zich bij de opklimming van de schepping tot hooger orde steeds meer veifijnt; ea zoo eindelijk in de hoogste orde tot volkomen vertolking komt. En dit altoos zoo, dat wie een hooger orde kent, ' in de lagere orden die voorafgingen, daarvan de groadslagea ontdekt, ea dat wie eindelijk in de hoogste orde ingaat, het verband met al de lagere orden der schepping klaar lijk voor zich ziet.

Zoo opgevat nu is het Koninkrijk der hemelen zelf de hoogste orde, waartoe het creatuurlij k leven opklimt. Er wordt daarom herhaaldelijk gesproken van een niet verre zijn vaa dat Koninkrijk, en van een in dat Koninkrijk ingaan; wat nooit anders kan beteekenen, dan een komen onder de heerschappij die door Christus onzen koning over die hoogste orde wordt uitgeoefend. Gelijk de mensch geroepen was om koning te zijn in deze aardsche huishouding en als mensch over de drie lagere rijken der natuur, over het stoffelijke, over het piantenrijk en over het dierenrijk te heerschen; ja, gelijk de mensch als zoodanig in zekeren zin dat koningschap over deze drie rijken der natuur nog feitelijk uitoefent; zoo werd nu ook de orde of wil men het rijk der engelen, en het rijk der geheiligde menschheid onder Christus als Koning gesteld, en werd in dat rijk van de hoogste orde, de grondgedachte der gansche schepping verwerkelijkt. Christus het hoofd der menschen en der engelen; de mensch het hoofd der zienlijke schepping op aarde; het dier heerschende over het piantenrijk; en de plant over het delfstoffelijke rijk; en dit alles in Jezus Koningschap gesubsumeerd, en in één lijn van heerschappij doorgetrokkea. Zoo nu genomen, kon en meest alle rijk van lagere orde reeds de grondtrekken van het hoogere en hoogste ia zich bevatten, omdat God ze er in gelegd had, en zoo vond Jezus in de natuur, en in de omgeving om zich heen, alle beelden gereed, waardoor hij ons den aard en het weaen van zijn Koninkrijk sou toelichten. Dat alles legde Jezus er niet in, maar het lag er in van de grondlegging der wereld af, en Jezus nam het er uit, omdat hij 't er ia zag, en wees er ons op, opdat ook wij het er in zien zouden. Waarheen we ons dan ook wenden, nooit mogen we tusschen het Koninkrijk der hemelen en de lagere scheppingsorden een scheidsmuur optrekken, alsof dat alles, zoodra we m het Koninkrijk ingaan, ons niet meer raken zou. Dat te doen is het dfijven van een valsch spiritualisme, dat nergens in de Schrift steun vindt. Het is niet zoo, dat alleen de zielen gered worden, en hoogstens ook de menschheid als geslacht gered wordt. De heerschappij van onzen Koning moet heel de schepping omvatten, en daarom kan het niet anders of alle orden en rijken der schepping moeten verlost worden van den druk waaronder ze zuchten. „Al het schepsel zucht als in barensnood, wachtende op de openbaring van de vrijheid der kinderen Gods, " ea zulks in het besef, „dat ook al het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis." Jezus zelf betuigt, dat hij den wiJH nieuw zal drinken ia het Koninkrijk zijns Vaders, en al wat ons van net rijk der heerlijkheid geprofeteerd wordt, wijst gestadig op een doorwerking van Christus Koninklijke macht ia al 't creatuur. Reeds de profetie in Israel profeteerde een toekomst, dat de woestijn zou bloeien als een roos, dat de wildheid der roofdieren vaa hen zou wijken, en eea kind zou spelen bij het hol van de adder. En hetzij ge de profetische, hetzij ge de apostolische Schriften opslaat, het wijst alles onveranderlijk aeen naar eeu toekomst, waarin heel deze aarde vernieuwd zal worden, en de heerlijkheid des Heeren zal uitstralen uit een aieuwea hemel op een nieuwe aarde.

Het gaat aooit om de ziel, zonder dat het tevens om het lichaam gaat. Christus opstanding uit de dooden beheerscht zooseer heel het Evangelie, dat ons steeds wordt aangezegd, hoe ook ons sterfelijk lichaam de onsterfelijkheid zal aandoen, en hoe ook ons vernederd lichaam gelijkvormig zal gemaakt worden aaa Jezus verheerlijkt lichaam, aiet uit zich zelf, maar door een daad van onzen Koning, een daad, die uitvloeisel zal zijn van die wondere k acht, waardoor hij ook alk dingen, tot zeifs de stoff; : lijke, aaa zich zelven onderwerpen kan. De bijvoeging vaa Koninkrijk der hemelen mag ons dan ook geen oogenblik misleiden, om daaruit het gevolg af te leiden, alsof we bij ons sterven voor eeuwig van de zienlijke dingen scheiden zouden. Het is één lijn, die met name de aposteiPaulus van Christus opstanding eenerzijds doortrekt naar onze geestelijke opstanding, maar ook anderzijds naar ouze/2c/ia»««-/^/^f opstanding in den jongstendag, ennaar de heerlijkheid die daarna komt; en diezelfde lijn trekt hij ten slotte door ook tot al het schepsel dat nu onder de ijdelheid zucht. Ea als ons in de Opeabaring de visioenen worden voorgelegd, waarin deze laatste ontknooping van het mysterie des heils wordt afgeteekend, dan ziea we als voor oogen, hoe de Koniaklijke macht van dea Christus naar alle rijken der natuur doordringt, den afgrond en de aarde en de hemelen beheerscht, ea deze uit hun vervalschte orde losbreekt, om ze in hun van God gewilde orde iaeea te zetten. Omdat Jezus Koningschap wortelt ia het beginsel zelf van het leven, ea alle levea, vaa lagere ea hoogere orde, ééa is ia zijn uitgangspunt in het mysterie van Gods Almacht, kan en mag niets wat leeft, van zijn Koninklijke heerschappij uitgesloten blijven, en moet met haad en tand, tegenover het eenzijdig spiritualisme, dat enkel oog «n hart voor

het afgesloten geestelijke heeft, steeds aan dit alomvattend karakter en het heel de schepping doordringend vermogen van Jezus' Koningschap worden vastgehouden. De ongeestelijke mensch ziet alleen den stam en de takken, het blad en den bloesem, maar Jezus ziet van den stam den wortel, die onder de aarde verscholen ligt en het is naar dien wortel van alle hooger leven, dat hij ons bij alle rijken der schepping van lagere orde, gedurig heenwijst. Niet de boom als omgehouwen stam, maar de boom bloeiende op zijn ongeschonden en onbeschadigden wortel zal onder zijn Koninklijke heerschappij eens het beeld der verheerlijkte schepping zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Rege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's