Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wie zielen vangt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wie zielen vangt.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vrucht des rechtvaardigen is eea boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs. Spreuken II: 30.

„Vangen" is een genot. Merk het maar aan jager en visscher. Vaak zelfs slaat die lust aan het vangen in hartstocht over; bij den jager iets ruwer, met krasser middelen, met doodelijker werktuig; bij den visscher rustiger, lijdelijke/, met meer geduld, veelal met fijner en teederder net of lokaas. Maar de zucht, de begeerte, de lust die prikkelt'en drijft, is één. Een hengelaar, die half een dag lang van den oever in den vliet loert, of een jager, die over sloot en v'iet wipt, en heel den dag en veld en bosch doorkruist, toont, met wat overmacht die belustheid op het vangen het gemoed aangrijpt, inneemt en bezet houdt. Het is als een spel, maar een spel van nobeler soort, en wie het 't langst uithoudt, het fijnst er inzit, en het best zijn buit te verschalken weet, wint.

Onder de dieren vindt ge denselfden trek, en als de jager er met zijn jachthond op uitgaat, loeren hond en meester saam, en is 't één vang lust, die beiden aandrijft. Er is in dit vangens spel hetzelfde genot waarmee de poes het muisje opwacht en ten slotte aan haar klauw slaat. Een belustheid op vangst, die door den Nimrodsgeest tot edelen heldenmoed kan stijgen, zoo 't ondier of het roofdier wordt geveld, dat den meosch belaagde; die in de heldensage zichzelf opheft tot een worsteling met demonische machten, en die 'tzij in Hercules 'tzij in St. Joris, den ridder, de overwinning viert over draken en onwezens. Op dien hoogen voet spreekt uit deze worsteling de moed om 't aan te durven, de onversaagdheid om te volharden, de zucht om zijn volk te bevrijden, het staan naar de eerekroon. Maar wat afstand er ook gape tusschen een hengelaar in onze vlieten en een David die den leeuw overmaat, de vanglust is iu allen één, één bij mensch en dier, éen in het water en in het wilde woud. Het is de iucht, de lust, om door list, wat men zoekt, in zijn macht te krijgen, tot het gevafigen zij en aan ons overgeleverd.

Zelfs de politie vindt in het vangen een prikkel tot verdubbelde inspanning van haar kracht. Ze aast, ze loert op den misdadiger, en gemet en jubelt als de vangst gelukt. Ja, tot in den oorlog blijkt telkens deze belustheid op vangst een prikkel te zijn, die tot heldendaden bekwaamt. Zijn vijand te verschalken, en te verrassen, blijft voor den besten veldheer zielsgenot.

En 't zelfde mag ondersteld aan den boozen kant van 't leven. Satan is oók een jager, en gaat om als een brieschende leeuw, zoekende wien hij mocht verslinden. En ook daarbij zet de demonische wereld strikken uit, en wacht den argelooïe op, en loert en heeft haar valkn klaar staan, met het lokaas er in. Desnoods doet satan zich als een engel des licht voor, om een ziel in zijn garen te vangen. En lukt dit, dan davert de schaterlach van hoon door al de demonische rijen. Een geschrei van vreugde onder Gods engelen, als een zondaar bekeerd wordt, maar ook een demonische schaterlach onder de demonische geesten, als er weer een kind des menschen gevangen is, weer loos, als het lam in den muil van den tijger, overgegeven tot satans wil.

Die beiustheid op vangen is in de natuur inge schapen, en zoodra tusschen tweeërlei creaturen de worsteling begint, is het die vanglust, die den geest prikkelt, op^yekt en in kracht verhoogt.

Vandaar dat Jezus dit vangen ook als een der krachtigste motieven voor de uitbreiding van zijn Koninkrijk kiest. Jezus grijpt daarvoor zijn beeld uit 't leven zelf. Zijn jongeren waren, eer hij ze riep, vangers van den visch in het meer van Galilea, en daarvan roept hij ze af, hun betuigende: „Ik zal u visschers, vangers van menschen maken". En geheel diezelfde gedachte sprak reeds de Wijsheid in de Spreuken uit, toen ze ons toeriep : „ Die zielen vangt is wijs."

Bijna alle ander vangen gaat om 't genot van het vangensspel, of om den buit, en richt zich op wat voor oogen is. De strik wil den lijster verschalken, de klem de mol, de gier loert op 't lam, de vos op 't hoen, de jager in Afrik*'s woestijn zelfs op olifant en gitaf. Maar op zielen jaagt, in den diepsten zin, alleen satan ...én Jezus. Satan wil zielen vangen. Inden dienst nu van satan doen aan dat vangen van zielen meê alle demonen onder de geesten, en alle gewetenloosen onder de menschen. En daartegenover zendt Jezus nu zijn goede engelen en zijn trouws dienstknechten uit, om de zielen satan af te vangen en ze te winnen voor zijn heilig Koninkrijk.

Het „vacgen van zielen" is de spil waarom de historie der wereld zich wentelt. Op wat uit den geest der menschen opwoelt, komt het voor deu gang van het menschelijk leven aan. Heerlooze menschen nu zijn er niet, Ieder mensch is een gevangene van den Booze, of een gevangene van Koning Jezus, en alleen wie een gehangene van Christus is, is waarlijk vrij.

Maar evenals elk vangen, zoo is ook dat vangen van zielen een kunst. Een zwarte kunst, als 't onheilig spel gaat om een ziel te verderven; een heilige kunst, zoo 't te doen is, om een ziel voor Jezus te vangen. En bij breeder uitirgen van dezt kunst, zoowel ten goede als ten kwade, is de eene mensch lauw, en neemt zijn slag slechts waar, als het wild hem zelf voor 't grijpen komi, maar zijn er ook andere menschen, die, met een hartstocht om te vangen bezield, er op uitgaan, er op zinnen, er op peinzen, hoe ze een ziel in het net zullen kri-'gen; de slechte gewetenlooze verleider, om voor satan te vangen, de dienstknecht des Heeren, om zielen te vangen voor zijn Heiland.

Toch heeft dit vangen van zielen veel dieper ondergrond, in heel ons menschelijk leven. Een jongman die een vrouw begeert, moet het ona het vangen van haar ziel te doen zijn, zal 't huwelijk hoog geluk brengen. Wie bij het aangaan van het huwelijk slechts de vrouw begeert, gelijk ze voor oogen is, of erger nog, alleen aast op haar goed en geld, verlaagt het huwelijk. Zelfs wie het hart alleen poogt te winnen, kan nog door niets dan hartstocht geleid zijn. En alleen hij die de ziel van zijn bruid weet te vangen, adelt zijn echt.

Ouderliefde is schoon. Maar toch alleen die ouderliefde klaart tot hooger adel op, die de kunst verstaat, om de zielen van het kroost te vangen.

Zelfs tot ia den kring van uw ondcrhoorigen breidt dit i| zielen vangen, als het goed zal zijn, zich uit. Dan toch alleen is er rijk en overvloedig • vertrouwen, en toont men den mensch ook in zijn onderhooiigen te eeren, zoo men ook de ziel van zijn dienstknecht of dienstmaagd zoekt.

Bij een leeraar in zijn gemeente, bij een nderwijzer op een school, bij een man die invloed in zijn kring oefenen wil, is het niet anders. Handslag is goed, gemeenschappelijk overleg kostelijk, sympathie is goud waard, harten te overwinnen geeft overmacht, maar toch alleen hij die de zielen wist te vangen, verwierf het duurzaam goed, dat hem niet zal beschamen.

Vangen de zielen der anderen, en zelf zijn eigen ziel door den besten vriend laten vangen, is het cement dat alle edeler saamleven saam houdt.

Het oog zegt veel, de handslag verkwikt, het hart is een schat, maar toch eerst als ziel aan ziel verbonden is, ligt de grondslag voor wat ge saam bedoelt, hecht en vast.

En daarom, zielen vangen is de hoogste kunst van het leven, en wel hem, wel haar die 't vermag.

En die koogc kunst nu wordt tot een heilige kunst, ah de mensch uitgaat, met hartstocht uitgaat op het vangen van zielen voor zijn Koning, op het afvangen van zielen aan de wereld en satan, op het vangen van zielen voor het eeuwige Vaderhuis.

De prediker, de zendeling doet dit ex officio. Ze zijn vangers van zielen van beroep. En een predicatie en een zendiagswoord deugt niet, als ge onder het hooren niet voelt, dat de spreker, als we zoo zeggen mogen, loert op de zielen, die hij voor zich heeft, en alle kunst aanwend, om die zielen te vangen.

Maar al zijt gij geen zielenvanger van beroep, toch is ook u het vangen van zielen in den dienst van uw Koning opgelegd. En jairmerlijk zal de uitkomst van uw leven zijn, zoo ge eens sterft zonder de zalige wetenschap, dat het ook u gelukt is, uit heilige aandrift, en in zoekenden hartstocht, deze ziel of die ziel voor uw Koning te vaisgen.

Dat zielen vangen van Jezus staat 't hoogst, omdat er de zelfzucht buiten blijft. Wie de ziei van zijn vrouw, van zijn kroost, van zijn ondcrhoorigen vangt, geniet er zelf 't profijt van, evenals de jager die met volle weitasch huis waarts keert.

Maar wie zielen vangt voor zijn Koning, draagt de winste van zijn vangst in het Vaderhuis aan. Hij viog de ziel om die ziel te redden, en zijn Koning te verheerlijken.

Beide liefje voor God en liefde voor den naaste drijft hem.

En dan is het zoo rijk, als uw eigen ziel door Jezus gevangen is, en ge nu uit louter dankbaarheid, op uw beurt zielen vaagt om ze eerbiedig, als u? / gewonnen buit, neder te leggen aan de voeten van uw Koning en uw Heere,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Wie zielen vangt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's