Vereenigingsleven.

ONZE JONGELINGEN.

VI.

De bijna vier-en-twintigduizend jongelingen, die in onze christelijke Jocgelings-Vereenigingen aan het heil der maatschappij medearbeiden, zijn blijkens de jongste statistische gegevens aldus ingedeeld:

AFDEE-LEDEN.

LINGEN,

Nederlandsch Jongelingsverbond 379 9640 Nederiandsche Bond van Jongelingsvereen.opGeref.Grondslag 495 9777 Friesch JoDgelingsverbond. ... 51 859 Nederlandsch Luthersche Jongelingsbond 12 «74 Bij geen Verbond aangesloten . 207 3708 Van 't Fr. Verbond zijn tevens aa ingesloten bij 't N. J. V. 22 Ver. m. 426 led. Van 't Fr. Verbond zijn tevens aangesloten bij V. op G. G. 3 Ver. m. 61 led. 1194 24258 Gaat af 25 487 1119 23771

We zijn thans met onze besprekingen genaderd tot de groep, waarvan wij in een onzer vorige artikelen reeds zeiden, dat zij in het groote, internationale leger van christelijke jongelingen een geheel eenige plaats inneemt en een geheel eigen beteekenis heeft.

De uitspraak van een kenner der Amerikaansche vereenigingen: „zonder de Christelijke Vereenigingen van Jonge Mannen lag Amerika in de diepte van ellende, " moge wellicht wat kras zijn, — zoo we haar ietwat verzachten en naar de omstandigheden wijzigen, is zij toch vrijwel toepasselijk op de Gereformeerde Jongelingsvereenigingea en haar arbeid in het ver breiden \an de haar heilige beginselen.

In een vorig artikel toch wezen we op de verschillende taak, welker vervulling zich de beidï groote Nederiandsche Verbonden ten doel gesteld hebben. Die van het Nederlandsch Jongelingsverbond ligt voor een groot deel op maatschappelijk terrein, terwijl die van den Gereformeerden Bond schier uitsluitend ligt op het veld der beginselen, gelijk blijkt uit wat de Bond self ieder jaar voor in zijn jaarboekje schrijft en wat hier volledigheidshalve nog eens zij herhaald:

De Nederiandsche Bona van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag heefi ten doel, de organisatie van de Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag, voor zoover dit met het karakter dier Jongelingsvereenigingen is overeen te brengen, dienstbaar te maken aan den in-en uitwendigen bloei der reeds bestaande ot nog op te richten Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag.

De Bond beschouwt als de roeping der Jonge lingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag om, overeenkomstig ons calvinistisch volkskarakter, werkzaam te zijn tot het doen kennen en belijden der Gereformeerde beginselen voor Kerk, Staat en Maatschappij.

Aan deze zijn roeping is de Bond en zijn zijne afdeelingen getrouw gebleven, en in die mate zelfs, met zulk een ijver en volharding hebben ze aan de vervulling dier roeping gearbeid, dat met recht kan gezegd worden dat zonder onze Gereformeerde Jongelingsvereenigingen het christelijk leven in Gereformeerde, calvinistische kringen op haast ieder gebied veel minder bloeiend zijn zou.

„Het doen kennen en belijden der Gereformeerde beginselen voor Kerk, Slaat en Maatschappij" — dat is voorwaar een schoon werkprogram; een program dat juist die bijzondere beteekenis aan de Gereformeerde Jongelingsvereenigingen verleent.

De arbeid op sociaal gebied, de maatschappelijke arbeid tot het behouden voor of terug brengen van zoovele jongelieden tot den dienst des Heeren, in meer algemeenen zin genomen, — zooals de tot hiertoe besproken Jongelings vereenigingen dat doen — is in ons land, in het overig Europa, in Amerika en elders zoo goed als eenerlei.

Maar zoodra het gaat om scherp belijnde beginselen; niet om een wel positief maar toch meer algemeen Christendom, doch om de diep innerlijke overtuiging ook onzer jongelingen, om de overtuiging waaraan alle optreden, op welk gebied ook, getoetst moet worden, waarnair het leven tot in zijn kleinste kleinigheden moet geregeld en waarmee het in ieder opzicht in overeenstemming moet gebracht worden, zoodra wordt ook in het leger der jongelingen een scherpe scheidslijn getrokken, die de eene groote groep van de andere scheidt.

Niet alsof er in het leger onzer jongelingen twist en tweedracht, strijd of verdeeldheid, zou mogen of moeten zijn; maar wel aUoo, dat ook op dit gebied steeds zij de meeste beteekenis voor land en volk, voor staat en maatschappij, voor onze heele maatschappij hebben die het aandurven het chjistelijk beginsel tot in zijn uiterste conseqnentiën door te denken en te aanvaarden als richtsnoer voor handel en wandel, voor leven en leer.

En waar wij het nu als een bijzondere eere voor ons land beschouwen, dat het sinds eeuwen altijd door, in engeren of ruimeren kring, de zuiverheid onzer christelijke religie bewaard heeft en dat het vooral in de laatste decenniën een bijzondere beteekenis heeft gekregen door het hier zoo frisch weer oplevend calvinisme en de toepassing der calvinistische beginselen op ieder gebied, — daar mogen we het zeker als de bijzondere beteekenis van en een eere voor de Gereformeerde Jongelingsvereeniging aanmerken, dat zij de school is, waarin de strijders gevormd zijn en nog dagelijks worden, die als de jongelingsjaren voorbij zijn, strijden den grooten strijd voor de conservaering van de christelijke fundamenten onzer samenleving en voor de doorwerking en in practijk brenging der christelijke, calvinistische beginselen op ieder terrein.

De Bond van Jongelingsvereenigingen op Ge reformeerden Grondslag is de groote krijgsschool waarin onze strijders gevormd worden.

Dr. A. Kuyper heeft altijd, meer schier dan iemand anders, de beteekenis van de Gerefor meerde Jongelingsvereenigingen gevoeld, begrepen en ... erkend. Wij wezen hiervoren er reeds op, dat hij steeds aan die Jongelingsvereenigingen bijzondere aandacht gewijd en menig warm woord over en tot haar gesproken heeft. Ook bij gelegenheid van zijn 70 jarig jubileum stond hij in zijn rede juist bij haar zeer uitvoerig stil.

Maar daar staat dan ook weer tegenover, dat de Jongelingen het ook telkens uitspreken, dat zij zich slechts bewegen langs de lijnen, door Dr, Kuyper uitgestippeld.

Het spreekt vanzelf, dat de arbeid van al wie zich voornamelijk, ja bijna uitsluitend beweegt op het gebied der beginselen, veel zwaarder en inspannender is en nog meer volharding vereischt dan het werk van hen, die zich inde eerste plaats ten doel stellen „de van God vervreemde jonge menschen tot zich te trekken en voor den Heere en zijn gemeente te winnen." En dat wel om de eenvoudige reden, dat de laatsgenoemden eerder succes hebben, dat openbaar wordt en door die openbaarwording bemoedigend en versterkend werkt.

Dat echter de arbeid van den Gereformeerden Bond niet vruchteloos gebleven is, weet ieder die ook maar eenigszins mee leeft, en zal nader blijken uit de bijzonderheden die v/e in een volgend artikel nog hopen mee te deelen.

Dat het succes zelfs buitengewoon groot is, vindt zijn oorzaak, naar we meenen, in de allereerste plaats natuurlijk in den zegen Gods, maar daarnaast in de voortrefifelijke organisatie van den Bond, de degelijke en zaakkundige leiding van de aan zijn spits staande maunen, en het flinke orgaan, waarover hij beschikt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen