Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro hege.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

XXVI.

En hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan te zamen door hem.

En hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, bij die het begin is, deeerstge borene uit de dooden, opdat hij in allen de eerste zoade zijn.

Want hetisdes Vaders welbehagen geweest, dat in hem al de volheid wonen zoude. Col. I : I7, I8, I9.

Met opzet poogden we de uitoefening vaa het koninklijk regiment van dea Zoon des menschen in de eerste plaats uit de gegevens voor zijn menschelijke natuur ta verklaren. Niet alsof wa in onzen Ko.-iÏBg te doen zouden hebben met een meiischeiïjk persoon, die verbonden was aan d^ Goddelijke personen. De Zone Gods heeft onze menschelijke natuur en niet een menschelijke persoonlijkheid aangenomen. In den dlepsten grond blijft het ik in den Middelair altoos de Zone God.s. Maar toch neemt dit niet weg, dat de Zone Gods, als Zoon des menseken, voor zijn machtsopenbaring gebonden was aan de grens van het eindige, die vais onze menschelijke natuur nooit valt weg te denken. Het scheen daarom raadzaam voor een helderder inzicht ia de wijze, waarop da Christus zijn Koninklijk regiment uitoefent, van bet mindere tot het hoogere op te klimmen, en alzoo eerst te overwegen en ia te denken, tot welke kennis, werking ea machtsopenbaring reeds de mecschelijke na tuur zich in hem leenen kon. Geen oogsnbiik mocht de voorstelling ingang vinden, alsof door en na de Hemelvaart de menschelijke natuur van den Middelaar haar betsekenis had verloren, en alsof nu voorts alleen de Goddelijke natuur werkte. Met het oog hierop nu wezen we er in den breede op, dat de menschelijke natuur, gelijk de Christus die aannam, niet mag worden afgemeten naar wat ze is bij het gewone menschenkind, vooral niet ia den staat zijner vernedering. Is de menschelijke natuur reeds onder ons in enkele personen veel rijker aangelegd dan bij anderen; is onze menschelijke natuur in de 20e eeuw na Christus geboorte reeds tot veel meer bekwaam, dan ze dit was in ds 20e eeuw vóór Bethlehem; zou ze, waren we oazoadig gebleven, tot nóg veel hooger bekwaam zijn; en moet eindelijk aangenomen, dat ze in den staat der heerlijkheid eens nóg veel rijker begaafd zal blijken; —zoo volgt hieruit, dat we van de functie der menschelijke natuur in den onzondigen, volmaakten, en in heerlijkheid verhoogden Koning, ons moeilijk een te indrukwekkende voorstelling kunnen vormen. De kennis, de innerlijke werking en de machtsopenbaring, die in de menschelijke natuur van den Middelaar kon vallen, gaat zeer verre alles te boven wat op aarde, onder menschen, zelfs in de grootste helden en genieën door de menschelijke natuur vermocht is. Eindig blijft ook Jezus' menschelijke natuur in haar functies, maar ze beweegt zich over veel ruimer en rijker terrein dan ze dat onder ons kan, ook wat de afstanden betreft, die reeds voor ons zooveel meer zijn ingekrompen dan voor onze vaderen, maar natuurlijk nog veel minder belemmering opleveren voor den Christus in zijn „uitermate zeer groote verhooging.”

Dieper echter kunnen en mogen we hierin niet indringen. Ons ontbreken toch de gegevens, om scherp en juist bij het Koninklijk regiment van den Christus te onderscheiden, welk deel hiervan door de functies van zijn menschelijke natuur tot stand komt, en welk ander deel rechtstreeks tot de Goddelijke natuur in den Middelaar moet herleid worden. Reeds gedurende zijn verschijning op aarde geraakt men bij die onderscheiding zoo licht op een dwaalspoor. Denkt men zich de menschelijke natuur in Jezus, bij het doen van wonderen, als even sterk beperkt als in ons, dan is men zoo licht geneigd, al het buitengewone in den Christus uitsluitend uit zijn Goddelijke natuur af te leiden, terwijl toch duidelijk blijkt, dat ook zijn menschelijke natuur hierbij werkzaam en in functie was; dat ook aan de geloovigen de bekwaamheid om buitengewone dingen te doen, wordt toegekend; en dat zelfs van den antichrist voorzegd wordt, dat hij evenzeer door buitengewone teekenen zijn invloed zal weten te verhoogen. Er moet ook bij de menschelijke natuur steeds wel onderscheiden worden tusschen hetgeen haar krachtens ingeschapen vermogen, en hetgeen haar nu reeds in de uitwerking eigen is. En waar dan gedurig blijkt, dat er in ons vermogen veel meer schuilt, dan dusver naar buiten trad, moet steeds wel verstaan, dat bij den Middelaar in den staat zijner verhooging, de functie van zijn menschelijke natuur te» voüe en volkomenlijk uitgeeft al wat, naar het oorspronkelijk scheppingiïbestel, ais vermogen ia de menschelijke natuur gelegd is. Met een schoolschen term noemt men hetgeea in dit vermogen schuilt: het potentieele, en hetgeen dusver of in een bepaald psrsoon tot uitwerking komt: het actueele. Naar die terminologie nu moet beledes, dat al hef potentieele van onze menschelijke natuur m onzen verheerlijkten YLaxm^t^TivoVmactueel is, terwijl bij ons daarentegen hier op aarde, in den staat van onze vernedering, dit acsusele steeds ver en seer verre beseden het potentieele blijft. In het potentieels Is het beeld en de geisjkenisse Gods volkom in, i» het actueele nog sleclits uiterst gebrekkig, aoowei wat het heilig bedoelen, ais wat de kennis en de machtsuitoefening betreft. Isls wat men ook zóó kati uitdrukken, dat hel beeld en de geüjkenisse Gods in het ziyx, 'va hst kermen, en in het kunnen van den msnsch, eerst ia dei» verhoogden Koning zij a voleinding voad, naar den regel door hem selven ia deze woorden uitgesproken: „Weest dan gijHeden volmaakt, gelijk uw Vader in da hemelen volmaakt is." AUcen de Zoon des menschen is zelf , W Bseld dss oazienlijken Gods.

Maar hoe hoog we ook bij de machtsuitoefening van oazea Koning en bij zijr, Koninklijk regiment da functie Ksjaer voleinde menschelijke natuur stelles, toch staat vast, dat deze allerminst genoegiaam is, om aija machtsuitoefening volledig te verklaren. Het komt toch bij het K jmnkïijk regiment van den Christus volstrekt nis! uitsluitend aan op zekere afzonderlijke daden, die hij ten opzichte van de mcBschen, van de geesten en van de onbezielde natuur volbrengt, maar ten minste evenzeer op d-s iniassching en inschakeling van deze bijzondere daden in het algemeen Vaorziariig--iieidsbestuur, dat over geheel deze aards, ja, over het gansch heelal gaat. Scheidt men toch deze beide geheel van elkaar af, zoadat het aigemeene Voorzienigheidsbsiiluur over volken en natiaa, over den enkelen mensch en over hee! de natuur zijn eigen verloop heeft, geheel buiten dea Christus om; en plaatst men dan daarnaast hetgeen de Christus bijzonderlijk doet om zija Koninklijk regiment uit te voeren; dan verliest men de eenheid en het verband sa words de historie der wereld, althans na de Hemelvaart, tèa eeaenmale onverklaarbaar. Steeds heeft ds Ksrk van Christus daarom beliden, dat we bij het Koninklijk regimant van den Christus wel te onderscheid-sn hebben tusschen sijn algemeen Koninkrijk dat over alle dingen gaat, en het bijzonder Koninkrijk dat zija Kerk ea zijn geloovigen betreft, en ook onze Catechismus belijdt in het 502 antwoord: „Dat Christus daarom ten hemel gevaren i.-5, opdat Hij zicHzelven daar bewijze als het Hoofd zijner Christe lljke Kerk, door wien de Vader alle dingen regeert." Alleen zóó komen dan ook de uitspraken van Jeisus tot hun recht, „dat alle dingen kern door dea Vader zijn overgegeven", en dat „Hem gegeven is alle macht in den hemel en op de aarde". Reeds bij het eerste lezen voelt men, dat dit niet slaat op de functies van zijn measschelijke natuur, en dat hierbij veeleer terug wordi gegaan op dèn achtergrond van zijn Goddelijke natuur. Bij de breede uitmeting die we van de functie van zijn menschelijke natuur gaven, was het dan ook in niets ons bedoelen, om de kennis, werkisig en machtsuitoefening van den Zone Gods m onzen Koning te ontkennen. Gelijk we het uitspraken, ^ wie eenmaal helder doorziet, dat de Zoae Gods niet een msnscaeüjken persoon, niet den measch Jezus, maar alleen onze menschelijke natuur heeft aangenomen, kan er geen oogenbhk over m onzekerheid verkeeren, of steeds js en blijft de Zone Gods ook in den Zoon des menschen wat men noemt het subject, het onderwerp, het ? /é. Nu is het hier de plaats niet, noch om het mysterie der Heilige Drievuldigheid, noch om het mysterie van de vereeniging der beide naturen in den Christus, in breeden omvang ter sprake te brengen, maar vast staat dan tocb, dat onze Koning, ook als Zoon des menschen, steeds de Zone Gods, de tweede Persoon in de Heilige Drieëenheid is en blijft. En is de heerlijkheid, die hem als zoodanig eigen is, in den staat zijner vernedering op aarde, voor ons ook al schuil gegaan, de Schrift leert nadrukkelijk, dat dit schuil gaan, dat deze vernedering, dat deze zelfvernietiging, een einde nam met zijn Hemelvaart. Dat hij toen verhoogd, zelfs uitermate verhoogd is, zoodat de volle glans van zijn Zoonschap Gods weer doorblonk. Nu is hetgeen in het mysterie der Heilige Drieëenheid, voor wat de machtsoefening aan­ gaat, het meest op den voorgrond treedt, wel dit: dat alle dingen zijn uit den Vader, en door den Zoon. Zoo wns het in de Schepping, en zoo bleef iisjt ia het Voorzienigheidsbsstuur. Van daar dat de apostelen, om "ons isi het Koninklijk regiment van den Christus het juiste inzicht te geven, gedurig op de schepping aller diagen teruggaan, teneinde duidelijk te doen uitkomen, hos eerst door den Zoon alle ding zijn aanzijn, zijn vorm, ': ija bestaanswijs en zija werking ontving. De apostel Johannes leidt zelfs heel sijn Evangelie in met de verklaring, dat in dea beginne het Woord bij God was, hoe dat Woord zslf God was, en hoe door dat Woord, d. i. door den Zone Gods, alle dlag geschapen is. En ook de apostel Paulus put zich uit in betuigingen, om ons wel te doen verstaan, hoe in den Zone Gods al de volheidf}oont, h.o& hij aileea het zuivere Beeld van onzen God is, ho2 alle dingen die ïn den hemel en op aarde zijn, hetzij onzienlijke hetzij zienlijke, door hem ea tot hem geschapen zijn, en hoa alle dingen allen te zaam bestaan door hem. Wel gaat vaa den Vader aüs wijsheid, alle be.sluit, alle kracht en macht, alle regeering en alle bestuur uit; omdat in den Vader is de fontein des levens, de bron van macht, het uitgafigspunt van al v/at worden zal, maar steeds wordt er bij beleden, dat niets van hetgeen van den Vader uitgaat, tot stand komt daxi door den Zoon. Ia den Vader is alle dsBg ééa, eerst door den Zoon komt de ontplooiing der daigen in huu afzonderlijk bestaan en in hun ve-dvormigheid. Van de werking van den Zone Gods is alzoo alets uitgesloten. Op alle geschapen ding drukt bij sija handmerk. En al wat in deze v/ereld, 2Q ia het gansche heelal, toegaat, gaat alzoo toa door hem. Ds dingen zijn niet alleen door kem geschapen, maar ook ze bestaan m hun tegen woordigea vorm en gesta'le. alleen doc!r.--.< fen Zone Gods.

Voor den tijd zijner vernaderlag nu moge oas dit voor een onoplosbaar raadsel plaatsen, daar we niet kunnen verstaan, aoe de Christus, op 't zelfde oogeablik dat hij ia Gfithsemané schier in zijn doodeiijke droefenis bezweek, toch alle dingen droeg door het V> ^oord zijner kracht; maar inden •staat der verhooging valt dit ondoorgrondelijke voor ons weg. In dien staat der i/erheerlijking is onze Koning de Zoon des menschen en 'onze Middelaar, maar tegelijk schitterend in rijn majesteit als God, alivetend en almachtig! Onze Koning bezit I\]VL geestelijke onderdanen uiteraard alleen ia de toegebrachte uitverkorenen, maar in iareederen zin is alle measch ci alle geest liem onderworpen. Er leefc niet één mensch, of één engel, over wien sijn scepter niet ais. over zijn onderdaan heerscht. Nituur-(ijk erkennen alleen de engelen en de geloovigen, dat ze zijn onderdanen zijn, maar feitelijk is alle creatuur als onderdaan in zijn macht gesteld. En gelijk hst met de bezielde ea bewuste creatuur is, niet anders is hat met de onbezielde schepping; ze is op deze aarde en buiten éatz aarde aan den Christus onderworpen, ea hij beschikt over haar mat volstrekte macht en mogendheid. Bij de fuactiën vars zija meascheüjka natuur hebben we er op gewezen, dat zijn ivetea en kennen zich reeds ais zoodanig i/eel verder uitstrekt, dan dit bij ons het geval is; maar toch het v/etea en kennen, dat hij bezit als Zoon des menschen blijft altoos beperkt. Bij den Zone Gods daarentegen valt alle beperktheid ea alle grens weg. Niets is voor hem verborgen. Hij doorziet en doorschouwt 't al, en ook in uw persoonlijk leven blijft niets voor hem geheim. Eerst hierdoor nu verklaart zich ook het regiment over zijn Kerk en 2; jn gsioovigen. De Goddelijke alwetendheid brengt teweeg, dat eik persoon, hier op aarde hem bij name bekend is. Bekend in zijn verleden en heden. Bekend in zijn innerlijk bestaan en uitwendig levenslot. En hierdoor eerst wordt die innige betrekking mogelijk, die tusschen hem als onzen Koning en een ieder van zijn geestelijke onderdanen bestaat. Hij leeft om voor ons te bidden, niet alleen in dien algemeenen zin, dat hij bidt voor de Kerk ais geheel, of voor de geloovigen als groep, maar zoo dat hij de nooden van elks hart kent, en die nooden voor elk van de zijnen opdraagt. IG zija Kerk worden zijn dienaren door hem aangesteld, wel door tusschenkomst van menschen, maar dan toch zoo, dat elk iiunner door hem tot het ambt verheven, voor dit ambt bestemd, en in dit ambt gesteld is. Ea ook dit ware ten eenenmale ondenkbaar, zoo niet elk persoon hem persoonlijk en met name bekend was. Er is geen spoor in het Evangelie van te vinden, dat Paulus vóór zijn toebrenging, toen Jezus nog op aarde was, met Jezus in persoonlijke aanraking was gekomen. Toch blij kt. uit het gebeurde op den weg Aandragen er. i'ermeiding van naar Damascus, dat Jezus dien Saulus van Tarsen kende, doorgrondde, wist wat in hem was, wist dat hij de verzenen tegen de prikkelen sloeg, ea ook wist, dat hij op dat oogenblik zich op dea weg naar Damascus bevond. En zoo bepaald en zoo letterlijk moeten we het bij de aanstelling van eiken Dienaar nemen.

Doch dat afweten van de zijnen en dat kennen van degenen die hij roepen zal, is niet genoeg. Er werken op zija Kerk en op zija geloovigen allerlei invloeden van buiten ia. Invloeden van nationalen aard, invloeden van historisch karakter, invloeden van sociaal karakter, invloeden van de publieke opinie, iavloadea van wateaschap en kunst, invloeden van den tijdgeest. Zijn giïloovigea drijven niet als een oliedrop op de wateren, maar leven in de wereld, en zija door allerlei banden van geboorte, familie, ambt, be-drijf enz. in het leven der wereld ingeschakeld ea daarmee op allerlei wijs verbonden. Denkt gij u na uw Koning - als van dat alles niet afwetende, van dat alles niet op de hoogte, hoe zou hij dan voor zijn Kerk en voor zijn geloovigen datgene kunnen tewe-2gbrengea, wat ae juist mat het 03g op die veelzijdige invloeden van noode hebben ? Hel is daarom niet anders aan te nemen, of onze Koning doorziet ook dit aües, ziet er de gevaren van, weet wa-arop 't alles uit zal loopen, en doorschouwt, met Goddelijke zeksrh.eid, hoe al de? ; e gevaren te ondervangen zijn, en hoe dit alies moet gekeerd, geleid ea aangewend om sx vruchten van te plukken voor de zijaen. Hangt ons lot, als geloovigen, veelsziss af van de historie van ons volk als natie, ea van wat er ia de wereld onder de volkan broeit, in verband ook met ons eigen volksleven, — hos zou dan het regiment van onzen Koning denkbaar zijn, zonder dat „feet bruisen dsr natiën, gelijk de stroomaa bruisen", klaarlijk voor hem openlag? Het regiment in geestelijken zin is niet uit te oefenen, zonder dat alwetende kennis elke verborgenheid voor onzen Koning ontsluiert, en het lijdt aan Innerlijke tegenspraak zoo dikwijls men beweert, dat het regiment van onzen Koning wel geestelijk is, maar buiten het regiment der wereld omgaat. Het een is van het ander in ons persoonlijk leven niet af te scheiden, en daarom evenmin af te scheiden van het hoog bestuur van Christus Kerk op aarde.

Maar ook deze alomvattende wetenschap der dingen zou nist volstaar», zoo onze Koning niet tegelijk op dit alles in kon werken en aan dit alles leiding kon geven. Stond het Voorzienigheidsbestuur geheel buiten hem, zoo zou hij wei telkens kuassen beproeven, om gevaar dat oas dreigt, nog af te wenden, maar gedurig zou hij er machteloos tegenover staan, en het moeten laten geworden, Daarom wijst onze Catechismus er zoo met nadruk op, dat „de Vader ook alle dingen door hem regeert." Ook dit Voorzienigheidsbestuur is niet iets afzoaderlijks, dat alleen aan den eersten Persoon in het Heilig Drieeenig Wezen toekomt, maar iets dat, hoezeer van den Vader uitgaande, toch werkt door den Zoon en ia den Heiligen Geest. Oaze Koning iieeft alzoo in dat Voorzienigheidsbestuur zija eigen hand, eahet werkt niet dan door hem. Toen in onze worsteling met Spanje, het lot van zijn Kerk in deze landen telkens aan den ui? slag van een enkel gevecht of van een enkelen zeeslag hing, heeft hij niet lijdelijk afgewacht, hoe dit alies loopen zou, maar er zelf in meegewerkt, er zelf het beleid van gevoerd en zelf er den uitslag vaa verzekerd. In het persoonlijk levenslot is dit evenzoo. Uw geestelijke wasdom wordt telkens baheerscht door wat u overkomt in uw leven. Ging nu dit uw levenslot geheel buiten uw Koning om, zoodat hij er wel van afwist, maar er niets in leiden, er niets aan veranderen kon, xoo zou ook uw geestelijke leiding hem ten eenenmale ontglippen, en hij zou er wederom machteloos tegenover staan. En juist daarom alleen is hij in vollen zin uw geestelijke Herder en Leidsman, en uw Middelaar, die u ter zaligheid leidt, omdat hij als de Zone Gods ook in het Voorzienigheidsbestuur voor uw persoonlijk leven m'eewerkt, en erin het minst niet lijdelijk tegenover staat. Tit alwetendheid is ook hier niet genoeg, maar ook hier moet de almachtigheidün^ met de alwetendheid vereenigen, om het doel van zija geestelijke leiding te kunnen verwezenlijken, Met betrekking tot de geestenwereld geldt hetzelfde. Ook uit die geestenwereld werken gestadig allerlei invloeden op den tijdgeest, op uw volk, op uw eigen levenskring en op uw hart in. Bezat nu uw Koning alleen de kennis, en de wetenschap van dit alles, maar miste hij de macht en de kracht om er op in te werken en er tegen te reageeren, zoo zou door die geestenwereld alles kunnen bedorven worden en te niet gedaan, wat hij liefdegaven f —.IS per regeL aan onze geestelijke opvoeding gearbeid had. Van daar dat de Schrift er ons zoo met nadruk op wijst, dat alle heerschappij die genaamd wordt, niet alleen ia deze tegenwoordige, maar ook in de toekomende wereld, met alle ding aan zijn voeten onderworpen is.

Schijnt 't nu hiermee in tegenspraak, dat èn in deze wereld, èn in de Kerk, èn in de geestenwereld zooveel te betreuren valt; dat niet aanstonds alle tegenstand wordt gebroken; dat zooveel ontrouw tot in zijn dienaren te beklagen is; en dat 't gedurig schijnt, alsof onze Koning buiten staat ware, al dit onheil ea dit gevaar af te weaden, — zoo moet er ook hier op gewezen, dat het Koninklijk regiment van den Christus wel onze zaligheid, maar toch in de eerste plaats de verheerlijking van God Drieëenfg ten doel heeft. En waar het leu, gelijk we breedvoerig uiteen hebben gezsij Gods eere is, niet om eiken tegenstand me'; bruut geweld en door overmacht aanstonds te niet te doen, maar om eiken tegenstander en eiken vijand in priocipieele worsteling te overwinnen, daar verklaart het zich ook hier, waarom onze Koning gedurig het alzoo beschikt, dat deze tegenstand opkomt, ja, dien tegenstand geworden laat, om juist daardoor die principieele vijandschap te glansrijker te overwinnes. Zoo nu doet hij ook in uw per-soonlijk leven. Ook u laat hij gedurig door allerlei geesten tegenstaan, ook u laat hij eerst uw krachten uitputten, ook u leidt hij door drukkende benauwdheid heen, om juist daardoor u te beter en ta heiliger te doen rijpen voor dea oogst van zijn Godsrijk, Zoo hangt alles in zijn Koninklijk regiment saam. Het lot der wereld met uw persoonlijk lot. Het lot van uw volk met uw eigen geestelijk bestaan. Het wisselend op en neergaan van het lot van zija Kerk op aarde. Nu eens dagen van gedijen ea van glorie, en dan weer dagen van ontrouw, afval en inzinking. En van dat alles liggen de draden niet in de hand der menschenkinderen, maar in de vaste hand, waarmee onze Koning alle ding regeert. En dit allesdoordringend en allesomvattend regiment voert hij uit, thans als onze Middelaar, om, is eens de laatste vijand aan zijn voeten onderworpen, zelf Hoofd der gezaligde menschheid te blijven, maar het Koninklijk regiment geheel in het Goddelijk albastuur te doen teruggaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Pro hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's